ECLI:NL:RBNNE:2018:2978

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
26 juli 2018
Zaaknummer
18-750043-17 ontnemingsvordering
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes verdachten voor handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie met ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft zes verdachten veroordeeld, waarbij de hoofdverdachte als leider van de organisatie fungeerde en de anderen ondersteunende rollen vervulden. De organisatie was actief in de handel van cocaïne en had een grote klantenkring met tientallen transacties per dag. De opgelegde gevangenisstraffen varieerden van 14 tot 48 maanden, afhankelijk van de rol van de verdachte in de organisatie.

De officier van justitie vorderde een bedrag van € 9.500,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, gebaseerd op de periode waarin de veroordeelde cocaïne verhandelde. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde gedurende een periode van 217 dagen cocaïne heeft verhandeld, waarbij de rechtbank de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel als betrouwbaar heeft beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 7.590,00, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750043-17
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 12 juli 2018 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende [woonadres],
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 29 mei 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.), wordt geschat, en dat de rechtbank de veroordeelde zal verplichten tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.500,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in de zaak met parketnummer 18/750043-17 tenlastegelegde.
De behandeling heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 11, 12 en 28 juni 2018. Veroordeelde is op 11 en 12 juni 2018 verschenen, telkens bijgestaan door zijn raadsman
mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. P.M. van der Spek, heeft ter terechtzitting van 12 juni 2018 gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op € 9.500,00.
De berekening is als volgt. De periode van 1 augustus 2016 tot 1 mei 2017 behelst 273 dagen. Uit observaties en telefoontaps blijkt dat veroordeelde 7 van de 20 dagen in februari 2017 heeft gewerkt hetgeen leidt tot een verdeelsleutel van 7/20. In totaal heeft veroordeelde 95 dagen in cocaïne gehandeld voor € 100,00 per dag.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden gematigd.
Allereerst heeft veroordeelde pas vanaf januari 2017 harddrugs verkocht in plaats van de gestelde periode vanaf 1 augustus 2016, waardoor uitgegaan moet worden van minder gewerkte dagen. De vastgestelde verdeelsleutel van 7/20 in de periode februari 2017 is niet representatief voor de gehele gewerkte periode.
Daarnaast dienen tien gewerkte dagen in mindering gebracht te worden, aangezien blijkt dat veroordeelde gedurende deze dagen geen loon heeft gekregen.
Ook blijkt uit tapgegevens dat veroordeelde niet altijd hele dagen heeft gewerkt. Voorts blijkt uit de verklaringen van medeverdachten dat veroordeelde als loopjongen maximaal
€ 50,00 per dag verdiende.
De vordering moet vervolgens verminderd worden, aangezien uit de lijst met unieke telefoonnummers ongeveer een kwart een no-hit betreft en dubbeltelling moet worden voorkomen.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 12 juli 2018 in de onderliggende strafzaak;
- het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict met bijlagen op pagina 2364 e.v. van het dossier in de strafzaak. [1]

Beoordeling

Het vonnis van 12 juli 2018.
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 12 juli 2018 in de zaak met parketnummer 18/750043-17 onder meer veroordeeld ter zake: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Dit is een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 36e, derde lid, Sr. kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank volgt de wijze van berekening conform het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict. [2] De rechtbank acht deze berekening in beginsel deugdelijk en betrouwbaar.
Blijkens het vonnis is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde zich vanaf 26 september 2016 tot 1 mei 2017 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Dit betreft een periode van 217 dagen.
Voorts blijkt dat veroordeelde gedurende voornoemde periode niet op al deze dagen heeft gewerkt. Een werkrooster is opgesteld op basis van observaties en telefoontaps (door middel van stemherkenning), waarbij is gekeken naar het aantal gewerkte dagen in de periode van 7 tot en met 26 februari 2017. [3]
Volgens de observaties en telefoontaps heeft veroordeelde gewerkt op: 9, 10, 11, 16, 19, 20 en 25 februari 2017
. [4]
Hieruit blijkt dat veroordeelde in die periode, van in totaal 20 dagen, 7 dagen heeft gewerkt. Doorberekend naar de gehele periode van 217 dagen betekent dit dat hij (7/20 x 217 dagen=) 75,9 dagen heeft gehandeld in cocaïne.
De rechtbank acht voornoemde vaststelling van de verdeelsleutel aannemelijk en representatief voor de gehele periode, gelet op het hiervoor opgestelde werkrooster in februari 2017, de verklaringen van afnemers [afnemer 1] en [afnemer 2], de administratieve lijst en de tapgesprekken in maart 2017.
Afnemer [afnemer 1] verklaart immers dat hij twee jaar cocaïne heeft gekocht en alleen veroordeelde en [medeverdachte 1] kent. [5] Afnemer [afnemer 2] verklaart dat hij vanaf december 2016 cocaïne kocht en veroordeelde het vaakst kwam. [6] Uit de administratieve lijst op de iPad van [medeverdachte 2] blijkt dat veroordeelde in de periode van 7 november 2016 tot en met 1 december 2016 negen keer voorkomt. [7] Uit het vonnis van 12 juli 2018 blijkt al dat de rechtbank oordeelt dat deze teksten zien op de handel in cocaïne.
Uit de tapgesprekken tussen [medeverdachte 3] en veroordeelde op 15 en 16 maart 2017 volgt dat veroordeelde duizend euro is kwijtgeraakt en ter compensatie 10 dagen moet werken voor [medeverdachte 3]. [8]
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging dat veroordeelde minder heeft gewerkt dan uit de verdeelsleutel blijkt.
De rechtbank ziet geen aanleiding om op het aantal gewerkte dagen 10 dagen in mindering te brengen, aangezien er door veroordeelde op deze dagen wel degelijk is gewerkt en daarmee een schuld teniet is gedaan, hetgeen eveneens geldt als het genieten van voordeel.
Uit de verklaring van [medeverdachte 4] blijkt dat hij tussen de € 50,00 en € 100,00 per dag verdiende met het verkopen van cocaïne, afhankelijk van zijn eigen gebruik. [9]
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij tussen de € 50,00 en € 100,00 per dag verdiende met de handel in cocaïne, afhankelijk van de verrichte werkzaamheden. Voor de enkele chauffeurswerkzaamheden werd het minst betaald. [10]
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] [11] blijkt dat de dealers tussen de € 100,00 en € 150,00 per dag verdienen voor het verkopen van cocaïne.
Uit de getapte gesprekken tussen [medeverdachte 3] en veroordeelde op 15 en 16 maart 2017 volgt dat veroordeelde duizend euro is kwijtgeraakt en ter compensatie 10 dagen gratis moet werken voor [medeverdachte 3]. [12]
Gelet op deze verklaringen is de schatting van de politie dat verdachte per dag € 100,00 verdiende aannemelijk.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft in dit geval het gewerkte aantal dagen maal de dagopbrengst, te weten 75,9 x € 100,00 = € 7.590,00.
De rechtbank verwerpt het verweer dat matiging dient te volgen vanwege mogelijke dubbeltelling in de unieke telefoonnummers, aangezien bij voornoemde berekeningswijze het aantal afnemers/unieke telefoonnummers niet relevant is.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 7.590,00 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 7.590,00.
Legt
[verdachte]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 7.590,00(zegge: zevenduizend vijfhonderdennegentig euro) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer [nummer], waarvan de 8 ordners zijn doorgenummerd 1 tot en met 2946.
2.Pagina 2364 e.v.
3.Pagina’s 1926, 1927 en 1928.
4.Pagina 1927.
5.Pagina’s 1563 en 1564.
6.Pagina’s 1496 tot en met 1499.
7.Pagina’s 319 tot en met 322.
8.Pagina’s 430 en 431.
9.Pagina 909.
10.Pagina 1128.
11.Pagina 672.
12.Pagina’s 430 en 431.