ECLI:NL:RBNNE:2018:2935

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
18-750041-17 ontnemingsvordering
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes verdachten voor cocaïnehandel en deelname aan een criminele organisatie met ontnemingsvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft zes verdachten veroordeeld, waarbij de hoofdverdachte als leider van de organisatie fungeerde en de anderen verschillende ondersteunende rollen vervulden. De organisatie was actief in de handel van cocaïne en had een grote klantenkring, met tientallen transacties per dag. De opgelegde gevangenisstraffen varieerden van 14 maanden tot 48 maanden, afhankelijk van de rol van de verdachte in de organisatie. Daarnaast is er wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen, variërend van € 6.360,00 tot € 320.068,00.

De officier van justitie had op 29 mei 2018 gevorderd dat de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 30.200,00. De verdediging voerde aan dat dit bedrag gematigd moest worden tot € 10.800,00, waarbij zij de berekening van de officier van justitie niet betwistte, maar wel de periode waarin de verdachte actief was in de cocaïnehandel. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op observaties en telefoontaps, en kwam tot de conclusie dat de veroordeelde zich schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne gedurende 309 dagen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 23.175,00, en de veroordeelde verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De vordering van de officier van justitie werd voor het overige afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750041-17
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 12 juli 2018 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 29 mei 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.), wordt geschat, en dat de rechtbank de veroordeelde zal verplichten tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 30.200,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in de zaak met parketnummer 18/750041-17 tenlastegelegde.
De behandeling heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 11, 12, 14 en 28 juni 2018. Veroordeelde is op 11, 12 en 14 juni 2018 verschenen, telkens bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. P.M. van der Spek, heeft ter terechtzitting van 12 juni 2018 gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op € 30.200,00.
De berekening is als volgt. De periode van 18 april 2016 tot 1 mei 2017 behelst 378 dagen. Uit observaties en telefoontaps blijkt dat veroordeelde 16 van de 20 dagen in februari 2017 heeft gewerkt hetgeen leidt tot een verdeelsleutel van 16/20. In totaal heeft veroordeelde 302 dagen in cocaïne gehandeld voor € 100,00 per dag.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden gematigd tot € 10.800,00. De raadsvrouw maakt geen bezwaar tegen de wijze van berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, maar voert aan dat veroordeelde zich gedurende slechts 180 dagen schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Met toepassing van de verdeelsleutel van 16/20 is dan de conclusie dat verdachte 144 dagen heeft gewerkt. De raadsvrouw bepleit dat gemiddeld € 75,00 per dag is verdiend in plaats van de gestelde € 100,00, gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 12 juli 2018 in de onderliggende strafzaak
- het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel met bijlagen op pagina 2184 e.v. van het dossier in de strafzaak.

Beoordeling

Het vonnis van 12 juli 2018.
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 12 juli 2018 in de zaak met parketnummer 18/750041-17 onder meer veroordeeld ter zake: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Dit is een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 36e, derde lid, Sr. kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Blijkens het vonnis is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde zich vanaf 18 april 2016 tot 23 maart 2017 schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Deze periode behelst 339 dagen.
De rechtbank acht de verklaring van veroordeelde, dat hij in de maand september 2017 niet heeft gewerkt vanwege een auto-ongeluk [1] , aannemelijk, waardoor 30 dagen in mindering gebracht worden. De periode waarin veroordeelde zich daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan het bewezenverklaarde behelst dan ook 309 dagen.
Voorts blijkt dat veroordeelde niet op al deze dagen heeft gewerkt. Een werkrooster is opgesteld op basis van observaties en telefoontaps (door middel van stemherkenning), waarbij is gekeken naar het aantal gewerkte dagen in de periode van 7 tot en met 26 februari 2017. [2]
Volgens de observaties en telefoontaps heeft veroordeelde gewerkt op: 7 tot en met 16, 21, tot en met 25 februari 2017
. [3]
Hieruit blijkt dat veroordeelde in die periode, van in totaal 20 dagen, 15 dagen heeft gewerkt. Doorberekend naar de gehele periode van 309 dagen betekent dit dat hij (15/20 x 309 dagen=) 231,75 dagen heeft gehandeld in cocaïne.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij tussen de € 50,00 en € 100,00 per dag verdiende met het verkopen van cocaïne, afhankelijk van zijn eigen gebruik. [4]
Uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat hij tussen de € 50,00 en € 100,00 per dag verdiende met de handel in cocaïne, afhankelijk van de verrichte werkzaamheden. Voor de enkele chauffeurswerkzaamheden werd het minst betaald. [5]
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] [6] blijkt dat de dealers tussen de € 100,00 en € 150,00 per dag verdienen voor het verkopen van cocaïne.
Uit de getapte gesprekken tussen [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] op 15 en 16 maart 2017 volgt dat [medeverdachte 5] duizend euro is kwijtgeraakt en ter compensatie 10 dagen moet werken voor [medeverdachte 4] . [7]
Gelet op voornoemde verklaringen is de schatting van de politie dat verdachte per dag
€ 100,00 verdiende aannemelijk.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft in dit geval het gewerkte aantal dagen maal de dagopbrengst, te weten 231,75 x € 100,00 = € 23.175,00.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 23.175,00 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 23.175,00.
Legt
[verdachte]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 23.175,00 (zegge: drieëntwintigduizend honderdvijfenzeventig euro) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juli 2018.

Voetnoten

1.Pagina 730 en de verklaring van veroordeelde ter terechtzitting van 11 juni 2018.
2.Pagina’s 1926, 1927 en 1928.
3.Pagina 1927.
4.Pagina 909.
5.Pagina 1128.
6.Pagina 672.
7.Pagina’s 430 en 431.