ECLI:NL:RBNNE:2018:292

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
30 januari 2018
Zaaknummer
18/830223-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke vrijheidsstraf voor overval met bedreiging

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 oktober 2013 een overval heeft gepleegd op een Aldi-supermarkt in Groningen. De verdachte heeft tijdens de overval een mes getoond en de kassière bedreigd, terwijl hij geld uit de kassa heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de bedreiging met geweld tegen de kassière een cruciaal element was. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder zijn verklaring en een proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 362 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de positieve ontwikkeling van de verdachte in de jaren na de overval. De verdachte heeft zijn leven een positieve wending gegeven en lijkt afstand te hebben genomen van zijn criminele verleden, wat door de reclassering is bevestigd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist, in grote lijnen gevolgd, maar heeft de straf aangepast op basis van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830223-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], aan [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 januari 2018. Verdachte is verschenen. Verdachte werd niet bijgestaan door een advocaat. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2013, in de gemeente Groningen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gevestigd aan de
[straatnaam] ([naam bedrijf]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [naam bedrijf],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer], medewerkster bij genoemde supermarkt, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond aan en/of
gericht op die [slachtoffer], en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meer stekende
bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], en/of
- die [slachtoffer] de woorden "Money, money", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, heeft toegevoegd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2018;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 oktober 2013, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2013112911 d.d. 31 mei 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2013, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ([naam bedrijf]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan het [naam bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], medewerkster bij genoemde supermarkt, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- een mes heeft getoond aan en gericht op die [slachtoffer], en
- met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer], en
- die [slachtoffer] de woorden "Money, money" heeft toegevoegd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte deze niet naar behoren verricht.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich niet tegen de door de officier van justitie geformuleerde eis verzet. Hij heeft aangegeven dat hij de gevorderde straf gerechtvaardigd vindt, aangezien hij zich aan het bewezen verklaarde feit heeft schuldig gemaakt, en dat hij ook bereid is de werkstraf uit te voeren als deze door de rechtbank zal worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en wat verdachte ter terechtzitting heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in oktober 2013 schuldig gemaakt aan een overval op een Aldi-supermarkt. Nadat een klant die op dat moment aan het afrekenen was, hard door verdachte opzij werd weggeduwd, heeft verdachte de kassière met een mes bedreigd en een greep gedaan uit de openstaande kassa.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers en bij de overval aanwezigen een traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte, naar eigen zeggen slechts gedreven door zijn drugsverslaving, in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen, om daarmee in zijn behoefte aan drugs te voorzien.
Ook veroorzaken dergelijke feiten grote sociale onrust, zowel binnen de (werk)omgeving van de supermarkt als breder in de maatschappij.
Voor de strafoplegging neemt de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt, waarin voor een overval op een winkel met bedreiging als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is vastgesteld. Gelet hierop is de rechtbank in beginsel van oordeel dat een zwaardere bestraffing zou moeten volgen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank wijst er daarbij op dat uit het dossier volgt dat verdachte vaker met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten waarbij het telkens ging om verwervingscriminaliteit om in zijn verslaving aan verdovende middelen te voorzien. Ten gunste van verdachte weegt de rechtbank mee dat uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie en het rapport van 8 januari jl. van de Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) blijkt dat er sinds 2015 geen nieuwe meldingen ten aanzien van verdachte zijn bijgekomen en dat verdachte zijn leven een positieve wending lijkt te hebben gegeven. De VNN rapporteert dat verdachte hard heeft gewerkt aan het op orde brengen van zijn leven, op allerlei gebied. Hij heeft een bestaan opgebouwd dat een delictvrij leven ondersteunt. Hij heeft een vaste relatie en woont met zijn gezin, waaronder kinderen, in een huurwoning. Hij is met hulp en ondersteuning van de sociale dienst een eigen tegelzet- en stukadoorbedrijf begonnen dat goed loopt. De reclassering bevestigt dat verdachte afstand lijkt te hebben genomen van het procriminele milieu waarin hij verkeerde en merkt op dat er geen aanwijzingen zijn dat er (nog) sprake is van drugs- en alcoholgebruik. De kans op recidive is volgens de reclassering momenteel dan ook laag.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het ter terechtzitting door verdachte geuite voornemen de in 2015 ingezette lijn van een delictvrij leven voort te zetten, op de rechtbank oprecht is overgekomen, evenals zijn spijtbetuigingen jegens de slachtoffers.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is, met dien verstande dat de rechtbank in plaats van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf zal opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 22c, 22d, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 362(zegge: driehonderdtweeënzestig)
dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360(zegge: driehonderdzestig)
dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 180 (zegge: honderdtachtig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. M.J. Oostveen en
mr. M.J.B. Holsink, rechters, bijgestaan door mr. K.A. de Groot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2018.