ECLI:NL:RBNNE:2018:2883

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
18-750041-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zes verdachten voor cocaïnehandel en deelname aan een criminele organisatie

Op 12 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zes verdachten die betrokken waren bij de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gedurende een periode van meer dan een jaar actief waren in de cocaïnehandel, waarbij zij een gestructureerde organisatie vormden met duidelijke taakverdelingen. De hoofdverdachte fungeerde als leverancier van de cocaïne, terwijl zijn partner ondersteunende taken vervulde. De overige verdachten waren verantwoordelijk voor de daadwerkelijke verkoop en distributie van de cocaïne aan afnemers. De organisatie had een breed klantenbestand en voerde dagelijks tientallen deals uit.

De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen die variëren van 14 tot 48 maanden, afhankelijk van hun rol binnen de organisatie. Daarnaast is er wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen, variërend van € 6.360,00 tot € 320.068,00. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel. De verdachten zijn schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie, zoals vastgelegd in de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750041-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonadres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11, 12, 14 en 28 juni 2018. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 11, 12 en 14 juni 2018.
Verdachte is verschenen op 11, 12 en 14 juni 2018, telkens bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, na nadere omschrijving van de tenlastelegging d.d. 11 juni 2018, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2016 tot en met 1 mei 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 april 2016 tot en met 1 mei 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder andere) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
aanwezig hebben van cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming (onder meer) bestond uit:
-het leggen en/of onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met leverancier(s) en/of afnemer(s) van die cocaïne, in elk geval dat middel en/of
-het (mede) organiseren van de (verschillende) leverantie(s) en/of
-de verstrekking van die cocaïne, in elk geval dat middel en/of
-het geven van opdrachten en/of inlichtingen en/of aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van die misdrijven en/of ten behoeve van betalingen en/of het bijeenbrengen van de benodigde middelen, verband houdende met die misdrijven en/of
-het (mede) ontwikkelen en/of bespreken van plannen om bedoelde misdrijven te plegen en/of
-de verstrekking van die cocaïne, in elk geval dat middel en/of
-het (elders) onderbrengen en/of ophalen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van die cocaïne, in elk geval dat middel en/of
-het verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van die cocaïne, in elk geval dat middel.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1 en 2.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De betrokkenheid van verdachte komt duidelijk naar voren uit de bewijsmiddelen.
Verdachte heeft bekend in cocaïne te hebben gehandeld. Ook uit de verklaringen van medeverdachten en afnemers blijkt dat verdachte medepleger is van de cocaïnehandel in de ten laste gelegde periode.
Het samenwerkingsverband tussen de verdachten is gericht op de drugshandel en was duurzaam en gestructureerd, zodat gesproken kan worden van een criminele organisatie. De rol van verdachte bestaat uit het bemannen van de werktelefoon en het vervolgens verkopen van cocaïne aan de afnemers op een afgesproken plek. Verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] dragen allen geld af aan [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] en overleggen met hen over de voorraad en het op de pof verstrekken van cocaïne aan afnemers.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de periode van 1 oktober 2016 tot en met 9 maart 2017. Uit de aannemelijke verklaring van verdachte blijkt dat hij vanaf 1 oktober 2016 in groepsverband cocaïne is gaan verkopen. Op 9 maart 2017 is verdachte door [medeverdachte 1] uit de organisatie gezet, hetgeen ook uit het tapgesprek van die datum blijkt.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent de onder 2 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie gedurende de eerder genoemde kortere periode conform feit 1.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Algemeen.
Het strafrechtelijk onderzoek ‘ [onderzoek] ’ is in januari 2017 gestart naar aanleiding van de bij het Team Criminele Inlichtingen en Meld Misdaad Anoniem ingekomen informatie. Volgens deze (start)informatie zou [medeverdachte 1] zich in Leeuwarden bezighouden met de handel in cocaïne. Ook zijn vriendin, [medeverdachte 2] , weet hiervan. [medeverdachte 5] en verdachte zouden drugs dealen voor [medeverdachte 1] . Uit onderzoek zou tevens blijken dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er een riante levensstijl op nahouden die niet verklaard kan worden op basis van de aan hen verstrekte uitkeringen.
In het onderzoek ‘ [onderzoek] ’ is onder meer gebruik gemaakt van observaties en telecomonderzoek. Uit de getapte gesprekken ontstaat de verdenking dat gebruikt is gemaakt van ‘werktelefoons’. Het (werk)telefoonnummer [telefoonnummer 1] is in gebruik van 12 oktober 2016 toen met 1 maart 2017. Het (werk)telefoonnummer [telefoonnummer 2] is in gebruik van 23 februari 2017 tot en met 1 mei 2017. Uit printertapgegevens blijkt dat het laatste (werk)telefoonnummer wederom is vervangen door [telefoonnummer 3] . [2]
Naar aanleiding van de getapte telefoongesprekken komen in het onderzoek tevens in beeld: [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Zij zouden ook drugs dealen voor [medeverdachte 1] .
Voornoemde onderzoeken hebben er uiteindelijk toe geleid dat op 1 mei 2017 doorzoekingen hebben plaatsgevonden op diverse locaties in Leeuwarden. Daarbij zijn alle voornoemde personen als verdachten in dit onderzoek aangehouden. [3]
Feit 1.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte is op 31 mei 2015 met [medeverdachte 1] aangehouden wegens het bezit van 400 gram cocaïne. [4] Verdachte is veroordeeld voor het bezit van deze cocaïne en [medeverdachte 1] is daarvan vrijgesproken. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in 2015 in [plaats] met 400 gram cocaïne is aangehouden. Deze cocaïne was bedoeld voor de handel. Na zijn vrijlating op 18 april 2016 begon hij wederom met de verkoop van cocaïne. Hij wordt ook wel ‘ [schuilnaam 1] ’ genoemd. [6] Hij heeft gedeald tot zijn auto-ongeluk. Hij heeft daarvan een maand moeten revalideren. Daarna heeft hij de handel in cocaïne weer opgepakt.
In het onderzoek ‘ [onderzoek] ’ zijn meerdere afnemers van cocaïne gehoord. Zij hebben onder meer als volgt verklaard.
[afnemer 1] [7] en [afnemer 2] [8] hebben beiden op 3 mei 2017 verklaard dat zij sinds respectievelijk twee jaar en anderhalf jaar cocaïne bestelden via een bepaald telefoonnummer. Zij belden met dit telefoonnummer, waarna of verdachte of [medeverdachte 5] kwam om cocaïne te verkopen.
[afnemer 3] heeft op 4 mei 2017 verklaard dat zij sinds anderhalf jaar cocaïne kocht via onder meer het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , een telefoonnummer eindigend op [xxxx] en sinds twee weken een nieuw telefoonnummer. Als zij belde kwamen er drie verschillende jongens, waaronder verdachte. Zij noemde alle jongens ‘ [schuilnaam 2] ’, omdat zij dacht dat de jongens voor hem werkten. Zij herkent verdachte van een foto en geeft aan dat hij in het begin altijd kwam, maar de laatste tijd minder vanwege een ruzie met ‘ [schuilnaam 2] ’. [9]
[afnemer 4] heeft verklaard dat zij vanaf juni 2015 cocaïne kocht bij ‘hun’. Met ‘hun’ bedoelde zij dat er verschillende mensen langs kwamen, waaronder verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Zij kan verdachte en [medeverdachte 5] niet uit elkaar houden, maar zij kwamen even vaak. Zij belde eerder naar telefoonnummer [telefoonnummer 2] en later naar een ander nummer. [10]
[afnemer 5] heeft verklaard dat hij vanaf april 2015 cocaïne kocht bij verschillende telefoonnummers, laatstelijk [telefoonnummer 3] . [medeverdachte 1] reed in het begin wel eens mee. [11] Er kwamen verschillende personen, waaronder verdachte, als hij belde naar één telefoonnummer. Verdachte deed de laatste tijd niets voor [medeverdachte 1] . Verdachte moest anderhalf jaar terug zitten voor het verhaal in [plaats] . [12]
[afnemer 6] heeft verklaard dat hij vanaf juni/juli 2016 cocaïne kocht via een telefoonnummer beginnend met [xxxx] . Er kwamen in totaal drie verschillende personen om de cocaïne te brengen, te weten eerst verdachte, daarna kwam [medeverdachte 5] erbij en op het laatst kwam ook [medeverdachte 4] . Hij vermoedt dat zij voor een ander werkten, want er kwamen telkens verschillende personen. [13]
[afnemer 7] heeft verklaard dat zij in het verleden van [medeverdachte 1] cocaïne kocht. Na een tijdje werd hij opgepakt en daarna kocht zij niet meer persoonlijk van hem. Na de detentie van [medeverdachte 1] kreeg zij in 2016 een nieuw telefoonnummer van [medeverdachte 1] . Verdachte was toen ook weer vrij. Als zij belde kwamen er meestal twee vetkleppen, te weten verdachte en [medeverdachte 5] . Een half jaar geleden kwam [medeverdachte 3] erbij en daarna [medeverdachte 4] . Ongeveer drie maanden geleden was verdachte ineens verdwenen. Zij noemde hen de groep van ‘ [schuilnaam 2] ’, omdat zij eerst bij [medeverdachte 1] kocht en daarna via hem het nieuwe telefoonnummer kreeg. [14]
[afnemer 8] heeft verklaard dat hij in de zomer van 2016 begon met het intensief gebruiken van cocaïne. Hij belde daarvoor met het telefoonnummer van ‘ [schuilnaam 1] ’. Vervolgens werd er cocaïne geleverd door verdachte of [medeverdachte 4] of [medeverdachte 5] of [medeverdachte 3] . [15]
[afnemer 9] heeft verklaard dat zij sinds mei 2016 cocaïne kocht van ‘ [schuilnaam 2] ’. Op een foto van [medeverdachte 5] herkende zij de persoon die zij ‘ [schuilnaam 2] ’ noemde. Zij kocht ook van verdachte. Verdachte en ‘ [schuilnaam 2] ’ kwamen vaak samen. Zij kocht ook cocaïne van [medeverdachte 3] en herkende [medeverdachte 4] als een van de chauffeurs. De naam ‘ [schuilnaam 2] ’ werd gezegd door de dealers. [16]
[afnemer 10] heeft verklaard dat hij sinds december 2016 cocaïne bestelde via de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en een nummers eindigend op [xxxx] . De dealers vertelden dat zij reden voor [medeverdachte 1] . De groep jongens die cocaïne kwamen brengen waren verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [17]
[afnemer 11] heeft op 24 mei 2017 verklaard dat hij sinds ongeveer twee jaar geleden cocaïne kocht van de jongens van ‘ [schuilnaam 2] ’. Dat zijn verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [18]
[afnemer 12] heeft verklaard dat hij veelvuldig contact had met de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Door verschillende personen werd de telefoon opgenomen als hij belde. De cocaïne werd gebracht door onder meer verdachte en [medeverdachte 5] . Hij had voor het eerst contact met verdachte in de lente van 2016. [19]
[afnemer 13] heeft verklaard dat zij na vanaf 2016 tot aan de eerste helft van 2016 cocaïne kocht van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] en de kinderen waren soms in de auto aanwezig als [medeverdachte 1] de cocaïne bracht. Ook heeft zij een aantal keren van [medeverdachte 2] cocaïne gekocht. [medeverdachte 1] had drie helpers, te weten verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . [20]
Ook [afnemer 14] heeft verklaard dat hij vanaf september 2016 met een telefoonnummer belde om een afspraak te maken voor het kopen van cocaïne. Er kwamen verschillende personen de cocaïne brengen, waaronder verdachte, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . [21]
[afnemer 15] heeft op 24 juli 2017 verklaard dat hij de laatste drie jaar cocaïne bij een aantal jongens kocht. Hij belde een vast telefoonnummer. Daarna kwamen een aantal jongens cocaïne brengen, waaronder verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . In het begin zag hij [medeverdachte 1] vaker en kocht hij persoonlijk van hem. Verdachte kwam het meest. [22]
[afnemer 16] heeft verklaard dat hij in mei 2016 cocaïne kreeg van iemand met de naam “ [schuilnaam 1] ”. Van deze persoon, die hij op een foto herkende als verdachte, kreeg hij een telefoonnummer. Daarna belde hij telkens naar het telefoonnummer voor het kopen van cocaïne. Er werd door meerdere personen cocaïne gebracht. Voorts herkende hij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] als personen van wie hij cocaïne kocht. [23]
[afnemer 17] heeft verklaard dat hij begin 2016 voor het eerst cocaïne kocht. In het zakje zat tevens een briefje met een telefoonnummer met meerdere achten. Daarna is het nummer nog een aantal keren veranderd. Als hij naar het telefoonnummer belde kwam er iemand cocaïne brengen. Hij kocht cocaïne van verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . Hij had het meeste contact met verdachte. [24]
Uit het chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] op 27 april 2016 blijkt het volgende. [25]
“ [medeverdachte 2] : Moet zo naar de winkel toe want ik sta vandaag te werken maar ik weet verder niet wat de bedoeling is? Jullie rijden? Hebben jullie nog genoeg?
Want ik ga zo weg en weet niet waar [schuilnaam 2] is dus ..
Dan kan ik nog even wat dingetjes bij je langs brengen
Verdachte: Hoeveel waren er ook alweer?
[medeverdachte 2] : 21 groot 29 klein
Verdachte: Dankje.”
Uit voornoemd gesprek leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] dealer hoeveelheden cocaïne brengt naar verdachte en een ander. Zij spreekt immers telkens over ‘jullie’.
Uit de aangetroffen administratielijst op de iPad van [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte op deze lijst voorkomt op:
- 20 november 2016 met de tekst: “66 kl35gr1x5 10 gr”
- 22 november 2016 met de tekst: “65 Kl 25 gr”
- 11 november 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 80kl30gr41kl30gr”
- 19 november 2016 met de tekst: “54 Kl 22 gr 1x5 10 gr 1x5 20 Kl”
- 29 augustus 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 800 tegoed”
- 30 november 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 1850€ 50€ [naam 1] ”
- 4 september 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 80 -20 pillen”
- 26 november 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] tekort 400”
- 27 november 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 39 gr 90 Kl 2x5 +68kl”
- 28 november 2016 met de tekst: “ [schuilnaam 1] 54 Kl 15. gr 1x5 44 gr 141 Kl”. [26]
Uit het tapgesprek van 8 maart 2017 [27] blijkt dat [medeverdachte 1] naar verdachte belt. In dit gesprek is het volgende gezegd:
“ [schuilnaam 2] : Heb je weer 40 euro lopen opschrijven hé
[verdachte] : Ouwe ja. Ik moet je zo wie zo hebben.
[schuilnaam 2] : Ouwe ja dit. Ik word schijtziek van jou ouwe.
[verdachte] : Nee maat. Het gaat helemaal niet goed.
[schuilnaam 2] : Hoe bedoel je. (…) Ik met jou afgesproken toch. (…)
Ouwe ik heb je al 10 gezegd ouwe. Ik ben er klaar mee ouwe. Het fucking kanker gedrag van (…) Elke keer doe je het weer.
[verdachte] : ja.
[schuilnaam 2] : Ja maar dit. Ja maar dat. Wat de fuck ben je mee bezig maat. Ik heb toch dingen met je afgesproken.
[verdachte] : ja. Ja.
[schuilnaam 2] : begin mij eerst af te betalen, dan mag je gaan kijken wat je met je fucking geld doet, ja!
[verdachte] : is goed.
[schuilnaam 2] : ja. (…) Met je fucking kut gedrag maat. Als je dat nog één keer flikt oh, dan heb je echt een fucking probleem met mij.”
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte in dit gesprek op 8 maart 2017 niet wordt ontslagen, aangezien verdachte een laatste kans krijgt van [medeverdachte 1] . Temeer nu blijkt dat verdachte op 9 maart 2017 belt naar [medeverdachte 1] om te vragen of iemand nog iets kan krijgen. [medeverdachte 1] is akkoord en stelt dat hij dat opschrijft. [medeverdachte 1] geeft vervolgens aan verdachte de opdracht om doorzichtige zakken op te halen. [28]
Uit het tapgesprek van 23 maart 2017 tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] blijkt dat het volgende is gezegd:
“ [medeverdachte 4] : Ik ben ook mooi hard gegaan van het weekend maar ik ben er nou helemaal klaar mee ouwe. Ik ben gestopt.
[schuilnaam 2] : Ja dat hoop ik ook voor je maat. Die [schuilnaam 1] is er al uut.
[medeverdachte 4] : [schuilnaam 1] . Ja ik had al iets gehoord.” [29]
Uit het tapgesprek van diezelfde dag tussen [medeverdachte 1] en zijn vader blijkt dat het volgende is gezegd:
“ [medeverdachte 1] : Ja maar die [schuilnaam 1] heb ik eruit getrapt die werkt niet meer voor mij he
[naam 2] : Ja maar waarom heb je hem eruit getrapt? Als ik vragen mag
[medeverdachte 1] : Ouwe omdat ik er klaar mee ben. Dat gelieg en bedrieg hij haalde [naam 1] (ntv) toen ik weg ben. Ik heb nog tegen hem gezegd hij moet stoppen die vieze tering zooi te gebruiken en ik heb met hem afspraken gemaakt. Elke keer probeert hij het weer bij de jongens dan doe ie het weer daar dan weer daar ouwe en weet je nou dat brak mij de klomp. Hij gaat naar [naam 1] toe vraagt een tientje te losse om een pakje shag te halen. Wat denk je wat ie er mee doet. Hij gaat naar die jongen haalt hij die tering zooi ervan.” [30]
Voorts blijkt dat [medeverdachte 1] van 19 tot en met 22 maart 2017 in Spanje was. [31]
De tapgesprekken van 23 maart 2017 bevestigen volgens de rechtbank dat verdachte in ieder geval op dat moment niet meer met anderen samenwerkte.
Ook een aantal medeverdachten hebben verklaringen afgelegd. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij gebruik maakte van een zogenoemde ‘werktelefoon’. [32] Hij verkocht met verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] cocaïne voor [medeverdachte 1] . [33]
Afnemers belden naar het bijbehorende telefoonnummer om cocaïne te bestellen. In een auto van [medeverdachte 1] [34] reed hij (meestal met een ander) om bestellingen te brengen.
Hij werkte van tien uur ’s ochtends tot middernacht. Hij kreeg de werktelefoon van degene die de dag ervoor had gewerkt. Voor een hele dag werken kreeg hij een voorraad van 20-30 bolletjes van bijna één gram cocaïne en 60-100 bolletjes van bijna een halve gram cocaïne. Hij maakte van grote bolletjes kleine bolletjes door deze te wegen. Hij kreeg de voorraad van [medeverdachte 1] of van [medeverdachte 2] toen [medeverdachte 1] gedetineerd was. Het verdiende geld bracht hij ook naar hen. Op een papier werd administratie bijgehouden, te weten de meegekregen voorraad en de verkochte hoeveelheden. Soms moest hij overleggen met [medeverdachte 1] over welke afnemers op de pof mochten kopen. Verder belde [medeverdachte 1] tijdens het werken om te vragen of het druk was. [35]
[medeverdachte 3] verdiende voor een dag werken tussen de € 50,00 en € 100,00 afhankelijk van zijn eigen gebruik van cocaïne. Hij heeft twee keer opdracht gekregen om een voorraad cocaïne op te halen bij ene ‘ [schuilnaam 3] ’ in Amsterdam. Deze voorraad moest hij afleveren bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [36]
[medeverdachte 1] bepaalde in welke auto’s er werd gereden. Ook bepaalde hij dat een ander telefoonnummer moest worden gebruikt en dat aan alle afnemers het nieuwe telefoonnummer moest worden verteld. Als [medeverdachte 1] er niet was moest [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 2] vragen of dingen wel of niet mochten. [37] De dag van de aanhoudingen zou [medeverdachte 4] benodigdheden voor het werken bij [medeverdachte 3] ophalen. [38]
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij cocaïne heeft verkocht. Hij maakte daarbij gebruik van werktelefoons eindigend met de telefoonnummers [xxxx] en [xxxx] . Het ontvangen geld bracht hij naar een ander. Hij verdiende tussen de € 50,00 en € 100,00 per dag met de handel in cocaïne, afhankelijk van de verrichte werkzaamheden. Hij moest verantwoording afleggen. Hij had een lijst met afnemers die poften. De cocaïne werd aangeduid/genoemd: kleine en grote schoentjes of kippetjes. Een kleine schoen is 0,4 gram en een grote schoen is 0,9 gram. [39]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij op verzoek van [medeverdachte 1] werkte. Zij nam geld aan dat door verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] werd verdiend met het dealen van cocaïne. [40]
Zij had telefonisch een aantal keer contact met ‘ [schuilnaam 3] ’. Ook heeft zij in opdracht van [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gebeld om hem naar ‘ [schuilnaam 3] ’ te sturen. [41] Zij kreeg opdracht om bolletjes cocaïne te maken en [medeverdachte 1] bracht een zak voorraad van ongeveer 100 gram mee. [42] De dealers verdienden tussen de € 100,00 en € 150,00 per dag. [43] Eens in de zoveel tijd betaalde [medeverdachte 1] hen. [44]
Zij hield bij welke afnemers rekeningen open hadden staan. [45] Zij hield soms de administratie bij. Zij wist hoeveel bolletjes de dealers meekregen en de verrekende deze met wat de dealers doorgaven. [46] Ook gaf zij voorraad mee aan de dealers. [47]
Zij haalde meermalen zelf voorraden cocaïne uit een loods in Leeuwarden. Zij maakte bolletjes cocaïne van halve en hele grammen. De dealers werkten van ongeveer vanaf half 10 ’s ochtends tot 10 uur ’s avonds en in het weekend tot twee of drie uur ’s nachts. [48]
In het proces-verbaal van bevindingen [49] is gerelateerd dat uit tapgesprekken volgt dat [medeverdachte 1] veelvuldig in contact stond met de personen die op dat moment reden en afspraken en ontmoetingen regelden met afnemers. De vier personen die reden zijn verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . Zij reden vaak met twee personen en in wisselende samenstelling. [50] [medeverdachte 1] belde meermalen per dag naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] om te vragen naar de stand van zaken. [51] Ook blijkt uit de tapgesprekken dat naar [medeverdachte 1] werd gebeld voor het aanleveren van bolletjes cocaïne en dat [medeverdachte 1] nadien terugbelde om te laten weten dat de voorraad klaar lag. Uit een tapgesprek blijkt tevens dat [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] opdracht gaf om iets op te halen uit Hoorn. [52]
Uit diverse tapgesprekken volgt dat er kennelijk een administratie is bijgehouden (zoals ook blijkt uit aangetroffen administratieve lijsten [53] ), afspraken zijn gemaakt over wie moest werken en dat er regels zijn over het al dan niet mogen opschrijven van afnemers. Uit de gesprekken volgt dat [medeverdachte 1] bepaalde wie op de pof cocaïne mag afnemen. [54]
Uit de getapte telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] op 15 en 16 maart 2017 volgt dat [medeverdachte 4] duizend euro is kwijtgeraakt en ter compensatie 10 dagen gratis moet werken. Tevens blijkt dat [medeverdachte 4] hoopt dat hij zijn baantje niet kwijtraakt, waarop [medeverdachte 1] ontkennend antwoordde. [55]
Uit tapgesprekken blijkt dat [medeverdachte 2] de honneurs waarnam toen [medeverdachte 1] in Spanje was [56] van 19 tot en met 22 maart 2017 [57] . Daar is ook sprake van toen [medeverdachte 1] gedetineerd was blijkens het OVC-gesprek. [58]
Gelet op de deels bekennende verklaring van verdachte, de verklaringen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] , het chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] , de teksten op de iPad van [medeverdachte 2] , de verklaringen van de afnemers en de diverse tapgesprekken, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde in vereniging met anderen heeft begaan in de periode van 18 april 2016 tot en met 23 maart 2017. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het ten laste gelegde gepleegd in de periode na 23 maart 2017.
Feit 2.
Uit de onder feit 1 genoemde bewijsmiddelen en het proces-verbaal van bevindingen [59] blijkt dat verdachte zich vanaf 18 april 2016 tot en met 23 maart 2017 heeft schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10 derde en vierde lid, en 10a, eerste lid, van de Opiumwet. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals hierna blijkt onder het kopje ‘bewezenverklaring’.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 april 2016 tot en met 23 maart 2017 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen opzettelijk heeft verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 18 april 2016 tot en met 23 maart 2017 te Leeuwarden, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde lid en/of 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 aanhef en onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of
aanwezig hebben van cocaïne, vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
welke deelneming bestond uit:
-het leggen en/of onderhouden van (onder meer telefonische) contacten met leveranciers en/of afnemers van die cocaïne, en
-het (mede) organiseren van de leveranties en
-de verstrekking van die cocaïne, en
-het geven van opdrachten en/of inlichtingen en/of aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van die misdrijven en/of ten behoeve van betalingen en/of het bijeenbrengen van de benodigde middelen, verband houdende met die misdrijven en
-het ophalen van hoeveelheden van die cocaïne, en
-het verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van die cocaïne.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in de artikelen 10, derde en vierde lid, en 10a, eerste lid, van de Opiumwet.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een lagere straf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie, aangezien verdachte zich korter dan de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie in dit geval, vanwege de samenhang van beide feiten, niet extra straf verhogend is.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Verdachte heeft samen met vijf anderen gedurende een periode van 10 maanden in georganiseerd verband gedeald in cocaïne.
De deelnemers van deze criminele organisatie hadden ieder hun eigen rol volgens de taakverdeling binnen de criminele organisatie. [medeverdachte 1] was de leverancier van de verhandelde harddrugs, zijn partner ( [medeverdachte 2] ) verrichtte ondersteunende werkzaamheden en verdachte en drie medeverdachten ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] ) verzorgden de verstrekking van de cocaïne aan de afnemers. De organisatie voorzag op deze wijze een ruime klantenkring met tientallen drugsdeals per dag van cocaïne.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Cocaïne is een zeer verslavende stof. Verdachte heeft met zijn gedragingen eigen financieel gewin boven de veiligheid van heel veel mensen gesteld. Daarnaast gaat de handel in harddrugs gepaard met overlast in de samenleving. Het gebruik van harddrugs genereert op zijn beurt strafbare feiten. Verdachte heeft hierdoor de maatschappij bewust aan deze risico’s blootgesteld.
Criminele organisaties ondermijnen voorts de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij financieel nadeel. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten veel geld oplevert aan alle personen die zitten in de lijn van de invoer tot aan de uiteindelijke verkoop aan de gebruiker.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 8 mei 2018, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte is op 17 september 2015 veroordeeld wegens onder meer overtreding van de Opiumwet tot een gevangenisstraf van 7 maanden. Voornoemd vonnis heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich na detentie wederom schuldig te maken aan opiumdelicten.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor deze feiten rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde (voor een alleen opererende first offender) een gevangenisstraf van 12 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om het (onder 1 bewezen verklaarde) verkopen, afleveren, verstekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat met enige regelmaat gedurende zes tot twaalf maanden. In dit geval maakte verdachte deel uit van een criminele organisatie die dagelijks aan tientallen afnemers cocaïne verkocht. Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in de periode zeer frequent daadwerkelijk heeft gewerkt en hij geen first offender was.
Uit de reclasseringsrapporten van 31 juli 2017, 31 augustus 2017, 3 oktober 2017 en 2 februari 2018 blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden, waardoor er sprake is van een instabiel leven. Verdachte heeft geen huisvesting en geen inkomen. Ten tijde van het ten laste gelegde zou hij continue onder invloed zijn geweest van alcohol en/of drugs. Het middelengebruik lijkt dus in relatie te staat tot het delictgedrag. Verdachte weigerde hulpverlening, maar was na aanhouding coöperatief en gemotiveerd. Dit heeft geleid tot een schorsing van de voorlopige hechtenis op 11 september 2017 met onder meer als voorwaarde verblijf in het Intramuraal Motivatiecentrum (IMC) te [plaats]. Daar toonde verdachte echter geen intrinsieke motivatie en hij vertrok op 1 oktober 2017 voortijdig uit het IMC. De reclassering zag een klinische behandeling als essentieel voor het verminderen van de recidivekans. Dit leidde tot een opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis op 25 oktober 2017. Verdachte wilde vervolgens graag meewerken aan ambulante behandeling, waarop op 7 februari 2018 de voorlopige hechtenis wederom werd geschorst onder voorwaarden van ambulante hulpverlening. De reclassering betwijfelt echter of een ambulant behandeltraject toereikend is om het recidiverisico te beperken.
De schorsing van de voorlopige hechtenis is op 30 mei 2018 wederom opgeheven wegens verdenking van het plegen van strafbare feiten, te weten handel in cocaïne.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 20 maanden noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Niet volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank ziet geen redenen om de duur van gevangenisstraf te matigen of een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen, gelet op de bewezenverklaarde periode en de intensiteit waarmee als organisatie harddrugs zijn verkocht. De rechtbank heeft bij dit oordeel betrokken dat verdachte direct na zijn detentie, wegens opiumdelicten, zich wederom schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Verdachte is, ook gezien het verloop van de voorlopige hechtenis, hardnekkig in zijn levenswijze en wenst geen hulp om zijn leven een positieve wending te geven en zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het [nummer], waarvan de 8 ordners zijn doorgenummerd 1 tot en met 2946.
2.Pagina 328.
3.Aanhouding verdachte pagina 713.
4.Pagina 30.
5.Pagina 31.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2018.
7.Pagina 1199.
8.Pagina 1207.
9.Pagina’s 1217 en 1218.
10.Pagina 2151.
11.Pagina 1268.
12.Pagina’s 1264, 1265 en 1266.
13.Pagina 1290.
14.Pagina’s 1329, 1330 en 1331.
15.Pagina’s 1417 tot en met 1421.
16.Pagina’s 1435 en 1436.
17.Pagina’s 1496 tot en met 1499.
18.Pagina 1535.
19.Pagina’s 1578 tot en met 1580.
20.Pagina’s 1645 tot en met 1647.
21.Pagina’s 1664 en 1665.
22.Pagina’s 1672 tot en met 1674.
23.Pagina’s 1721 tot en met 1725.
24.Pagina’s 1737 tot en met 1740.
25.Pagina’s 318 en 319.
26.Pagina’s 319 tot en met 322.
27.Pagina 378.
28.Pagina 379.
29.Pagina 2252.
30.Pagina 2254.
31.Pagina 301.
32.Pagina 906.
33.Pagina’s 946 en 947.
34.Pagina 910.
35.Pagina’s 907 en 908.
36.Pagina 909.
37.Pagina 910.
38.Pagina 911.
39.Pagina’s 1128 tot en met 1131.
40.Pagina 669.
41.Pagina 670.
42.Pagina’s 670 en 671.
43.Pagina 672.
44.Pagina 671.
45.Pagina 672.
46.Pagina’s 673 en 677.
47.Pagina 677.
48.Pagina 678.
49.Pagina’s 214 tot en met 232.
50.Zie ook pagina’s 1926, 1927 en 1928.
51.Pagina’s 214 tot en met 217.
52.Pagina 217.
53.Pagina’s 319 tot en met 322 en 647.
54.Pagina’s 220 tot en met 224.
55.Pagina’s 232 en 233, maar ook 430 en 431.
56.Pagina’s 234, 235 en 301 tot en met 314.
57.Pagina 301.
58.Pagina’s 291 tot en met 294.
59.Pagina’s 345 en 346.