In deze zaak vorderde eiser, wonende te Hoogezand, schadevergoeding van de makelaar Bosma en Schuur, omdat deze onrechtmatig zou hebben gehandeld door een kavel te verkopen aan een derde, terwijl eiser daarop een optie had. Eiser had begin 2015 zijn interesse in de kavel aan Bosma en Schuur kenbaar gemaakt en deze optie was bevestigd in een brief van 6 januari 2015. Echter, in januari 2016 werd de kavel aan een derde verkocht, zonder dat Bosma en Schuur de naam van de optienemer had gecontroleerd. Eiser stelde dat hij hierdoor schade had geleden, omdat hij een duurdere kavel moest kopen en daarnaast huur- en verhuiskosten had gemaakt.
De rechtbank oordeelde dat Bosma en Schuur niet aansprakelijk was voor de schade van eiser. De rechtbank stelde vast dat er geen contractuele relatie bestond tussen eiser en de makelaar, aangezien Bosma en Schuur de belangen van de verkoper behartigde. De rechtbank concludeerde dat Bosma en Schuur niet onrechtmatig had gehandeld, omdat eiser niet had aangetoond dat de makelaar niet de zorgvuldigheid had betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend makelaar verwacht mag worden. Eiser had onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om zijn stelling te onderbouwen dat Bosma en Schuur haar zorgplicht had geschonden.
De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank hanteerde de liquidatietarieven die per 1 mei 2018 waren vastgesteld, en de totale kosten aan de zijde van Bosma en Schuur werden vastgesteld op € 3.314,00. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.