In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 19 juni 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot stiefouderadoptie van de minderjarige [minderjarige 1] door zijn stiefvader, [verzoeker]. Het verzoek is ingediend na een affectieve relatie tussen [verzoeker] en de moeder van [minderjarige 1], die sinds 2013 samenwonen. De biologische vader, [verweerder], heeft geen actieve rol gespeeld in het leven van [minderjarige 1] en heeft zijn omgangsrecht in het verleden verloren. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] en de moeder meer dan drie jaar samen hebben geleefd en dat [minderjarige 1] door hen is verzorgd en opgevoed. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter geadviseerd het verzoek af te wijzen, omdat niet vaststaat of [verweerder] nog een rol zal hebben in het leven van [minderjarige 1].
De rechtbank heeft de belangen van [minderjarige 1] afgewogen en geconcludeerd dat de adoptie in zijn kennelijk belang is. [minderjarige 1] heeft aangegeven geadopteerd te willen worden door [verzoeker] en wil als een [achternaam verzoeker] worden aangesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor stiefouderadoptie zijn vervuld, ondanks de tegenspraak van [verweerder]. De rechtbank heeft de adoptie toegewezen, met de mogelijkheid voor toekomstig contact tussen [minderjarige 1] en zijn biologische vader, indien gewenst.
De beslissing van de rechtbank is genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waarbij de nadruk lag op het belang van het kind en de rol van de biologische vader. De rechtbank heeft benadrukt dat de adoptie niet betekent dat er geen herstel van contact tussen [verweerder] en [minderjarige 1] kan plaatsvinden, maar dat dit in de toekomst begeleid moet worden.