ECLI:NL:RBNNE:2018:2720

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
18/73032817
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof met geweld gepleegd door een zwakbegaafde vrouw met een drugsverslaving

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan straatroof. De verdachte, een zwakbegaafde vrouw met een cocaïneverslaving, heeft op 1 november 2017 in Leeuwarden een portemonnee uit de handen van een oude vrouw gegrist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het feit heeft gepleegd tegen de achtergrond van haar verslaving en eerdere veroordelingen voor diefstallen. De reclassering heeft de verdachte als niet-weerbaar gekarakteriseerd, en door een hersenbloeding heeft zij ook lichamelijke beperkingen opgelopen. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 200 dagen, waarvan 121 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en negen bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van de reclassering en de vordering van de officier van justitie, en heeft besloten dat de verdachte moet worden opgenomen in een beschermde woonvorm en moet deelnemen aan een behandeltraject. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730328-17
ad informandum gevoegd parketnummer 18/720386-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/043285-16 en 18/730479-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in FPA 't Knooppunt te Oostrum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 01 november 2017, te Leeuwarden, op of nabij de openbare
weg de Goudenregenstraat, althans een openbare weg, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor
te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte plotseling en onverhoeds die portemonnee uit de
hand van die [slachtoffer] heeft genomen zulks zonder dat zij dit kon
verhinderen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 01 november 2017, te Leeuwarden, op of nabij de openbare
weg de Goudenregenstraat, althans een openbare weg, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een portemonnee (met inhoud), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, met voormeld oogmerk, de portemonnee die door die [slachtoffer] in
haar hand werd vastgehouden ook heeft vastgepakt en/of daaraan heeft
getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte plotseling en onverhoeds die portemonnee heeft
vastgepakt en/of daaraan heeft getrokken zulks zonder dat die [slachtoffer] dit
kon verhinderen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij verdachte houdt aan de door haar op 1 november 2017 ten overstaan van de politie afgelegde bekennende verklaring.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van een voltooide diefstal met geweld nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zij de portemonnee wel vastgepakt heeft maar dat ook de vrouw de portemonnee vast bleef houden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 8 februari 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zag dat een vrouw geld pinde bij de bakker en ik wilde dat geld. Toen de vrouw op straat liep, heb ik haar portemonnee vastgepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 22 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017290792, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Je word verdacht van straatroof. Wat kun je hierover vertellen.
A: Ik ben bij de Goudenregenstraat. Die vrouw kwam vanaf de bakker lopen. Toen had ik zoiets van: Jij bent van mij, ik pak jou. Ze had die beurs in haar hand. Ik graaide het uit haar hand.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2017, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Plaats delict: Goudenregenstraat, Leeuwarden. Op 1 november 2017 ben ik naar de bakker op de Goudenregenstraat gegaan. Toen ben ik weer naar huis gelopen. Ik zag dat een mevrouw achter mij aanliep. Ze mompelde iets. Toen pakte ze ineens mijn portemonnee uit mijn handen. Ik zag dat ze mijn portemonnee achter haar rug hield. Ik zag dat ze van mij wegdraaide. Ik probeerde mijn portemonnee weer terug te pakken, dit lukte echter niet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 1 november 2017, te Leeuwarden, op of nabij de openbare weg de Goudenregenstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte plotseling en onverhoeds die portemonnee uit de hand van die [slachtoffer] heeft genomen zulks zonder dat zij dit kon verhinderen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 121 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een strafoplegging die aansluit bij het advies van de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages d.d. 11 januari 2018 en 25 januari 2018, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Zij zag hoe een oude vrouw in een winkel geld pinde en is vervolgens achter die vrouw aangelopen. Verdachte heeft de vrouw aangesproken en heeft toen onverhoeds de portemonnee uit haar hand gegraaid. Dit gebeurde op het erf van het slachtoffer wat de beroving voor haar des te ingrijpender maakte. Omdat er een man in de buurt was die zich ermee bemoeide, heeft verdachte al snel afstand gedaan van de weggenomen portemonnee. De rechtbank acht voor dit feit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Voor het bepalen van de duur van (het onvoorwaardelijk deel van) deze gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het feit gepleegd tegen een achtergrond van drugsverslaving en zij is de afgelopen jaren een aantal malen veroordeeld voor het plegen van diefstallen. De reclassering omschrijft verdachte als een zwakbegaafde en aan cocaïne verslaafde niet-weerbare vrouw die zich vooral in het harddrugscircuit ophoudt. Door een hersenbloeding heeft verdachte lichamelijke beperkingen opgelopen. De reclassering adviseert een traject met klinische en ambulante behandeling en een aantal andere bijzondere voorwaarden die moeten voorkomen dat verdachte terug zal vallen in middelengebruik, met alle risico's van dien op het opnieuw plegen van vermogensdelicten.
De officier van justitie heeft zich met haar eis aangesloten bij het advies van de reclassering. Verdachte heeft aangegeven moeite te hebben met een tweetal door de reclassering genoemde voorwaarden, te weten het wonen in een beschermde woonomgeving, en daarmee niet in haar eigen woning, en het niet mogen omgaan met haar vriend. De rechtbank ziet het belang van verdachte maar ziet ook de risico's; ook voor de maatschappij kleven immers bezwaren aan het zelfstandig wonen en aan (onbegeleide) voortzetting van de relatie met haar vriend, die zich in het drugscircuit bevindt. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaarde van het begeleid wonen geboden is om te voorkomen dat verdachte wederom in de fout zal gaan. De rechtbank is om dezelfde reden van oordeel dat verdachte gedurende de klinische/intramurale opname niet zonder toezicht van haar behandelaren contact zal kunnen hebben met haar vriend.
Alles in aanmerking nemend zal de rechtbank de eis van de officier van justitie, en daarmee het advies van de reclassering omtrent de op te leggen bijzondere voorwaarden, in grote lijnen volgen. Dit houdt tevens in dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk zal zijn aan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal niet de door de reclassering verzochte kortdurende klinische opname, mocht de reclassering dat nodig oordelen, opleggen. Naar vaste jurisprudentie is het aan de rechtbank voorbehouden te beslissen of verdachte klinisch moet worden opgenomen en ligt dit niet ter beoordeling aan de reclassering. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat het hier gaat om een crisisopname en dat de wet deze mogelijkheid wel biedt. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar pagina 143 van de elfde druk van Tekst en Commentaar.
De betreffende tekst luidt als volgt: "Door een directe, vrijwillige crisisopname bij een (dreigende) terugval in middelengebruik stabiliseert de betrokkene, zodat de ambulante behandeling meteen na de opname kan worden hervat. Binnen de kaders van het reclasseringstoezicht komen de veroordeelde en de reclassering overeen dat bij een (dreigende) terugval, en op indicatie van een arts, de veroordeelde gebruik zal maken van het crisisbed." Naar het oordeel van de rechtbank gaat het in deze tekst om een vrijwillige opname, op basis van afspraken die de veroordeelde met de reclassering heeft gemaakt. Dit in tegenstelling tot de door de reclassering geadviseerde, door de rechtbank op te leggen verplichting mee te werken aan een kortdurende klinische opname, mocht de reclassering dat nodig achten. De rechtbank zal deze verplichting dan ook niet opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/043285-16:

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 april 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 18 april 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 18 januari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting van 8 februari 2018 heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd zal worden verlengd.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730479-13:

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 december 2013, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 januari 2014 en is bij beslissing van de politierechter van 4 april 2016 verlengd met een jaar.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 januari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat verdachte en haar raadsman niet op de hoogte zijn gesteld van deze, bij de rechtbank ingediende, vordering tot tenuitvoerlegging. De vordering was ook onbekend bij de ter zitting dienstdoende officier van justitie.
De officier van justitie heeft daarom ter terechtzitting gevorderd dat de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen. De raadsman heeft zich daaraan geconformeerd. De rechtbank zal, gezien deze omstandigheden, in het voordeel van verdachte de schriftelijke vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 121 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, wanneer zij een uitnodiging krijgt, moet melden bij GGZ Reclassering Vincent van Gogh, zolang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich laat opnemen in FPA-kliniek Stevig 't Knooppunt te Oostrum of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-ifz, voor de duur van 12 maanden of zoveel korter als de reclassering of die instelling nodig achten. Veroordeelde moet zich tijdens de opname houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde -aansluitend aan de klinische behandeling- gaat verblijven in een beschermde woonvorm met 24-uursvoorziening of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde moet zich houden aan het programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde -aansluitend aan de klinische behandeling- zich laat behandelen bij een ambulante forensische polikliniek of een forensisch FACT-team, zulks ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd mee zal werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of blaastesten ter controle op het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol;
6. dat de veroordeelde -aansluitend aan de klinische behandeling- zal meewerken aan dagbesteding;
7. dat de veroordeelde zich zal conformeren aan de afspraken omtrent haar financiën en haar medewerking zal verlenen aan schuldhulpverlening;
8. dat de veroordeelde niet zonder begeleiding van de reclassering en/of de afdelingsstaf van FPA 't Knooppunt contact zal (laten) leggen met de heer [contactpersoon reclassering] te Heerenveen;
9. dat de veroordeelde zal meewerken aan een locatiegebod met controle daarop met een elektronisch controlemiddel. De veroordeelde zal op door de reclassering vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op haar huidige verblijfadres aan de [verblijfadres] . Het locatiegebod kan ook voor een ander adres gelden wanneer de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/043285-16:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 4 april 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/730479-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, d.d. 24 december 2013 opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de Rechtbank Noord-Nederland.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2018.
Mr. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.