ECLI:NL:RBNNE:2018:2718

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
18/055114-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting door onvoldoende bewijs in strafzaak

Op 26 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op of omstreeks 28 maart 2017 in Meppel, waar de verdachte zou hebben geprobeerd brand te stichten in een woning. De officier van justitie vorderde vrijspraak, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De brandweer had uitgesloten dat er sprake was van spontane ontbranding, maar er was geen bewijs dat de verdachte op het moment van de brand aanwezig was in de woning. De enige verklaring die tegen de verdachte werd ingebracht, was van een getuige die had verklaard dat de verdachte had toegegeven de brand te hebben aangestoken, maar deze getuige was zelf geen directe waarnemer van de brand.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de getuige niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen en dat er geen directe getuigen waren van de brand. Aangezien de verdachte het feit ontkende en er geen technisch bewijs was, kon de rechtbank niet wettig en overtuigend vaststellen dat de verdachte de brand had gesticht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde brandstichting. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/055114-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2018.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2017 te Meppel opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan [straatnaam] door open vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met enig in (een trapkast in) die woning aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl van dat stichten van die brand gemeen gevaar voor de aan die woning gebouwde andere woning (twee onder een kap) en/of voor de inboedel van die andere woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een of meer in die andere woning aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die andere woning aanwezige personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier komt naar voren dat de brandweer een spontane ontbranding heeft uitgesloten, omdat de verbrande woning niet was aangesloten op enige nutsvoorziening. Niet is kunnen worden vastgesteld dat verdachte op het moment van het ontstaan van de brand thuis was. Verdachte ontkent het feit. Er is geen technisch bewijs en er zijn geen getuigen die het voorval direct hebben waargenomen. Slechts de verklaring van [getuige] wijst expliciet in de richting van verdachte, in die zin dat zij heeft verklaard dat verdachte desgevraagd aan haar heeft toegegeven dat hij de brand in zijn woning zelf heeft aangestoken. Zij is echter zelf geen directe getuige van de brand geweest.
Standpunt van verdachte
De verdachte heeft ten aanzien van het ten laste gelegde betoogd dat hij moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor het bewijs van het ten laste gelegde feit slechts de verklaring van [getuige] voorhanden is. Nu deze verklaring geen steun vindt in andere bewijsmiddelen, verdachte het feit ontkent en er bovendien geen directe getuigen van de toedracht van het voorval zijn, kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het feit heeft begaan. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van de hem verweten brandstichting.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. R. Depping en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2018.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.