ECLI:NL:RBNNE:2018:2717

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
18/720400-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere woninginbraken en autodiefstal met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding

Op 6 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en de diefstal van een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten een behandelverplichting in een zorginstelling, ambulante zorg en een meldplicht bij de reclassering. De verdachte heeft de inbraken en de autodiefstal gepleegd onder invloed van alcohol en medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met braak en inklimming, en dat hij de diefstal van de auto heeft gepleegd met een valse sleutel. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische en verslavingsproblematiek van de verdachte, en heeft geadviseerd om hem te behandelen in een kliniek. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de inbraken en de autodiefstal. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720400-17
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720101-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730455-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfsplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 en 22 juni 2018. Ter terechtzitting van 18 juni 2018 is de zaak door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer. Verdachte is op beide terechtzittingen verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:
In de zaak met parketnummer 18/720400-17, na mondelinge aanvulling door de officier van justitie, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2017 tot en met 2 september 2017, te Sneek, althans in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een autosleutel en/of drie (gouden) ringen en/of vier (gouden) dasspelden en/of twee paar (gouden) manchetknopen en/of parfum en/of wasstraatkaarten en/of een sleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die weg te nemen sleutel(s) en/of sieraden en/of kaarten en/of dat parfum onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
en in de zaak met parketnummer 18/720101-18 dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2017, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een computer, merk: Apple Ipad en/of een computer, merk: Dell en/of sieraden en/of cosmetica en/of een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning
heeft/hebben verschaft en/of computer(s) en/of die sieraden en/of die cosmetica en/of die autosleutel onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2017, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen twee, althans een, televisie-toestel(len en/of een computer, merk: Samsung en/of een digitale
ontvanger en/of rookwaar en/of een aantal zonnebrillen en/of sieraden en/of een horloge en/of een telefoon (merk: Samsung, kleur wit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning heeft/hebben verschaft en/of die/dat televisie-toestel(len) en/of die computer en/of die ontvanger en/of die rookwaar en/of die zonnebrillen en/of die
sieraden en/of dat horloge en/of die telefoon onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 17 december 2017, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk: Renault, type Clio, staande/geparkeerd aan de [straatnaam] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan hem, verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. en onder parketnummer 720101-18 onder 1., 2., en 3. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat er voor alle feiten voldoende wettig bewijs aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van parketnummer 18/720400-17 onder 1.:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 22 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben inderdaad in de woning aan de [straatnaam] te Sneek geweest en heb meegeholpen met het tillen van goederen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 september 2017, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017234528 d.d. 5 december 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Sneek. Van 19 augustus 2017 tot 2 september 2017 ben ik samen met mijn gezin op vakantie geweest. Bij thuiskomst zag ik de garagedeur openstond en in de achtertuin zag ik dat er een raam van de woonkamer vernield was. Ook zag ik dat er toegang was verschaft tot de garage via een ingeslagen raam van de garage. Uit de lade van mijn nachtkastje zijn de sleutels en alarmafstandsbediening van mijn BMW weggenomen. Ook mis ik uit het nachtkastje drie gouden ringen, vier gouden dasspelden en twee paar gouden manchetknopen. Mijn schoonmaakster vertelde mij dat er op 30 augustus 2017 nog niets aan de hand was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d.
7 september 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Er is bij de inbraak in mijn woning aan de [straatnaam] te Sneek ook nog parfum van het merk Adidas weggenomen uit de kast op mijn slaapkamer en vier wasstraatkaarten uit mijn nachtkastje. Daarnaast is er een sleutel van mijn werk weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d.
7 september 2017, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Het onderzoek is verricht in een woning bij [slachtoffer 1] , [straatnaam] te Sneek, binnen de gemeente Súdwest-Fryslân. De binnenkomst werd verkregen door, aan de linker achterzijde van de woning, de ruit van een draairaam in te slaan. Op de kastplank werd door mij bloed aangetroffen, bemonsterd en voorzien van SIN AAJG3018NL. Op de slaapkamer werd op het handvat van de kastdeur en de lade van het nachtkastje bloed aangetroffen, bemonsterd en voorzien van SIN AAJG3019NL en AAJG3020NL. Vermoedelijk heeft de dader zich aan de ingeslagen ruit verwond. De binnenkomst in de garage werd verkregen door een ruit in te slaan, via het ontstane gat werd de garage betreden. Op de kap van de zekeringskast van de BMW personenauto werd bloed aangetroffen, bemonsterd en voorzien van SIN AAJG3021NL. In de BMW personenauto werd op de carkit bloed aangetroffen, bemonsterd en voorzien van SIN AAJG3022NL.
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.09.13.213, d.d. 26 september 2017 opgenomen op pagina 40 e.v. van het zaaksdossier, inhoudende als verklaring van de deskundige A.I. Berghout:
SIN AAJG3018 NL, SIN AAJG3019NL, SIN AAJG3020NL, SIN AAJG3021NL en AAJG3022NL, DNA-profiel van een man, [verdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 27 september 2017, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de sporen SIN AAJG3018 NL, SIN AAJG3019NL, SIN AAJG3020NL, SIN AAJG3021NL en AAJG3022NL zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel onder de volgende personalia:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1984 te Leeuwarden.
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 1.:
7. De door verdachte op de terechtzitting van 22 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben in de woning aan de [straatnaam] geweest.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017329377 d.d. 5 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik woon aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Zaterdag 16 december 2017, heb ik mijn woning verlaten en slotvast afgesloten. Toen ik later die dag weer thuis kwam, zag ik dat het glas van de voordeur eruit lag en dat mijn Dell laptop en mijn IPad weg waren genomen. Verder zag ik dat er vanuit de badkamer een potje van het merk Taft en een flesje parfum werden weggenomen. Vanuit de slaapkamer waren meerdere sieraden weggenomen en vanaf de eettafel werd een autosleutel weggenomen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoekd.d.
18 december 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Het onderzoek is verricht in de woning bij [slachtoffer 2] aan de [straatnaam] te Leeuwarden. De voordeur van de woning was voorzien van een smalle verticale ruit, van boven naar beneden door middel van glaslatten in drieën verdeeld. In het middelste deel van de ruit was een gat zichtbaar. De deur was voor de inbraak niet afgesloten middels het nachtslot. Kennelijk had de dader middels handreiking door de ontstane opening in de ruit de deur ontgrendeld. Kennelijk had de dader zich verwond tijdens het vernielen van de ruit of tijdens het openen van de deur.
Het bloed op de volgende plaatsen heb ik veiliggesteld:
-op de haldeur naar de kamer boven de deurklink (AAJN8400NL)
- op de en suite deur aan de zijde van de eetkamer (AAJN8396NL)
- op het laminaat voor het nachtkastje in de slaapkamer op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning (AAJN8399NL)
De bemonsteringen AAJN8400NL en AAJN8396NL worden ingezet voor DNA onderzoek.
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.12.27.099, d.d. 10 januari 2018 opgenomen op pagina 55 e.v. van het zaaksdossier, voor zover inhoudende als verklaring van de deskundige S. Tuinman:
SIN AAJN8396NL en SIN AAJN8399NL, DNA-profiel van een man, [verdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen d.d. 17 januari 2018, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de sporen SIN AAJN8396NL en SIN AAJN8399NL zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel onder de volgende personalia: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1984 te Leeuwarden.
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 2.:
12. De door verdachte op de terechtzitting van 22 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben in de woning aan de [straatnaam] geweest.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2017, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Hierbij doe ik, mede namens [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , aangifte van inbraak in mijn woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Vandaag, zaterdag 16 december 2017 omstreeks 16.30 uur heb ik mijn woning slotvast achtergelaten. Omstreeks 21:15 uur die avond kwam ik thuis. Ik zag aan de achterzijde van de woonkamer dat het smalle uitzetraam open stond en dat hier een gat in zat. Ik zag toen dat de televisie van [slachtoffer 5] weg was. Op de bovenverdieping zag ik dat mijn Samsung televisie was weggenomen. Ook zag ik dat het kastje van KPN, eigendom van [slachtoffer 6] , was weggenomen. Verder waren uit mijn woning weggenomen: drie bakjes met sieraden en horloges, een toilettas met make-up, drie zonnebrillen, een tablet (merk Samsung), een telefoon (merk Samsung), kleur wit, en rookwaar;
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoekd.d.
17 december 2017, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Het onderzoek is verricht in een woning bij [slachtoffer 4] aan de [straatnaam] te Leeuwarden. De toegang tot de woning werd verkregen via een openslaand raam aan de achterzijde van de woning. De ruit van dit raam was vernield. Ik zag dat er in de ruit een gat zat. Kennelijk had de dader het raam geopend middels handreiking door de ontstane opening in de ruit. Op enkele plaatsen in de woning was bloed zichtbaar. Kennelijk had de dader zich verwond tijdens het vernielen van de ruit of het openen van het raam. Op de deur van de koelkast was bloed zichtbaar. Dit bloed heb ik bemonsterd en veiliggesteld (AAJN8403NL).
Op het lichtknopje van de slaapkamer (waar een TV was weggenomen) en op de muur onder het lichtknopje was eveneens bloed zichtbaar. Ook dit bloed heb ik bemonsterd en veiliggesteld (respectievelijk AAJN8407NL en AAJN8404NL) De bemonstering van het bloed op de koelkastdeur en op de slaapkamermuur worden ingezonden voor
DNA-onderzoek;
15. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.12.27.101 opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende als verklaring van de deskundige
S. Tuinman:
SIN AAJN8403NL en SIN AAJN8404NL, DNA-profiel van een man, [verdachte] , matchkans kleiner dan één op één miljard;
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. sporenonderzoek d.d. 17 januari 2018, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de sporen SIN AAJN8403NL en SIN AAJN88404NL zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel onder de volgende personalia: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1984 te Leeuwarden;
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 3.:
17. De door verdachte op de terechtzitting van 22 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 17 december 2017 te Leeuwarden ben weggereden in een personenauto van het merk Renault, type Clio;
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2017, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van mijn Renault Clio. Gisteren, 16 december 2017, is er ingebroken in de woning van mijn partner aan de [straatnaam] te Leeuwarden, waarbij ook mijn autosleutels zijn weggenomen.
Vandaag, 17 december 2017, omstreeks 21:10 uur zat ik op de bank in de woning van mijn partner, toen ik een bonk van buiten hoorde komen. Ik zag toen dat er iemand in mijn auto zat en met hoge snelheid wegreed. Deze persoon droeg een zwarte jas met een capuchon, welke hij op had;
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2017, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
In aanvulling op haar aangifte verklaarde aangeefster [slachtoffer 3] telefonisch onder andere:
- dat de afstand van haar tot haar auto ongeveer 5 meter was.
- dat haar personenauto was voorzien van normale ramen, niet van donkere ramen.
- dat zij er extra op lette wie er in de auto zat.
- dat zij zag dat de onbekende bestuurder de enige persoon was die in haar auto zat.
- dat zij dit heel goed kon zien;
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 17 december 2017, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op zondag 17 december 2017, omstreeks 21.40 uur, bevond ik mij op de Brandemeer te Leeuwarden. Ik zag dat er een blauwe Renault Clio met een behoorlijke hoge snelheid over de Brandemeer reed. Ik ben direct achter het voertuig aangereden. Ik hoorde van de meldkamer het kenteken van de weggenomen Renault Clio en zag dat de Renault Clio die voor mij reed was voorzien van dat kenteken. Ik ben achter het voertuig aangereden en zag dat deze het Van der Leckplein op reed. Ik zag dat het voertuig helemaal doorreed tot het grasveld en daar niet verder kon rijden. Ik ben naar de bestuurder gelopen en heb de bestuurder, [verdachte] , om 21:42 uur aangehouden ter zake heling dan wel diefstal.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Sneek is gelegen in de gemeente Súdwest-Fryslân en dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat bij de woninginbraak aan de [straatnaam] te Sneek en de diefstal van de personenauto ook anderen waren betrokken ongeloofwaardig. Voor wat betreft de inbraak in de woning aan de [straatnaam] te Sneek heeft verdachte verklaard dat hij is meegegaan met een tweetal onbekend gebleven dronken personen die hij in het naburige park trof. Deze verklaring biedt weinig concrete aanknopingspunten voor nader onderzoek en vindt geen enkele ondersteuning in het dossier of het verhandelde ter terechtzitting. Dit geldt evenzeer voor de verklaring van verdachte over de personen met wie hij in de Renault Clio zou hebben gereden en de jongen van wie hij later de sleutel van de auto zou hebben gekregen. Bovendien valt deze verklaring van verdachte niet te rijmen met de inhoud van de bewijsmiddelen die kort samengevat inhouden dat verdachte heeft verklaard dat hij in de Renault Clio is weggereden, dat aangeefster heeft verklaard dat er maar één persoon in de auto zat toen deze werd weggenomen, alsmede dat verdachte toen hij kort na de diefstal werd aangehouden door de politie, alleen in de auto zat.
De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte de woninginbraken en de diefstal van de auto alleen heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 augustus 2017 tot en met 2 september 2017, te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een autosleutel en drie gouden ringen en vier gouden dasspelden en twee paar gouden manchetknopen en parfum en wasstraatkaarten en een sleutel, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en die weg te nemen sleutels en sieraden en kaarten en dat parfum onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
en acht het in de zaak met parketnummer 18/720101-18 onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 december 2017, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een computer, merk: Apple IPad en een computer, merk: Dell en sieraden en cosmetica en een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] , terwijl verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en computers en die sieraden en die cosmetica en die autosleutel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 16 december 2017, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen twee televisietoestellen en een computer, merk: Samsung en een digitale ontvanger en rookwaar en een aantal zonnebrillen en sieraden en een horloge en een telefoon (merk: Samsung, kleur wit), toebehorende aan [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] , terwijl verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft en die televisietoestellen en die computer en die ontvanger en die rookwaar en die zonnebrillen en die sieraden en dat horloge en die telefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
3.
hij op 17 december 2017, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk: Renault, type Clio, staande/geparkeerd aan de [straatnaam] , toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte de weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
en in de zaak met parketnummer 18/720101-18
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
3. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en het in de zaak met parketnummer 18/720101-18 onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft voorts de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf voor de duur van 240 uren en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat bij een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de behandeling van verdachte moet worden opgeschort. De raadsman acht dit niet in het belang van verdachte en de maatschappij.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere woninginbraken en de diefstal van een auto. Niet alleen heeft verdachte, door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten, te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar hij heeft ook de eigenaren van de goederen overlast en schade bezorgd. Bovendien is algemeen bekend dat woninginbraken door de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer grote impact hebben op de slachtoffers, zoals ook naar voren is gekomen uit de schriftelijke slachtofferverklaring van één van de gedupeerden. Verdachte is, onder invloed van alcohol en medicatie, volledig voorbijgegaan aan de nadelige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Hij is bij één woninginbraak zelfs de volgende dag terug gekomen, om met de buitgemaakte autosleutel een voor de woning geparkeerde auto te stelen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al vele malen eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. De onderhavige feiten heeft verdachte begaan gedurende een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De reclassering heeft in haar rapport d.d. 8 juni 2018 geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De reclassering heeft daarbij aangegeven dat verdachte niet de juiste copingvaardigheden heeft om zich staande te houden in de huidige maatschappij en dat zijn psychische en verslavingsproblematiek vragen om een adequate behandeling binnen een kliniek, om vervolgens door te stromen naar een woonvoorziening met ambulante (na)zorg. Verdachte heeft aangegeven mee te willen werken en is sedert
3 mei 2018 op vrijwillige basis opgenomen binnen 'Trajectum Berkelland' te Rekken. Verdachte wil deze behandeling graag voortzetten, ook in een juridisch kader.
De reclassering adviseert om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, opname in een zorginstelling (Trajectum Berkelland) met klinische behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, alsmede een ambulante behandelverplichting met daarbij een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek.
Gelet op de psychische en verslavingsproblematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat ter voorkoming van recidive zeker behandeling en begeleiding van verdachte nodig zal zijn. Een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de verdediging is voorgesteld, doet echter onvoldoende recht aan de door verdachte gepleegde delicten. De rechtbank neemt de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt, inhoudende per woninginbraak rekening houdend met veelvuldige recidive, zeven maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft verdachte een autodiefstal gepleegd. In beginsel acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden op zijn plaats.
In verband met de noodzakelijke behandeling en begeleiding van verdachte zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Teneinde verdachte perspectief te bieden op het kunnen starten van zijn behandeltraject en anderzijds voldoende justitiële druk te laten ervaren om dat traject voort te zetten en geen strafbare feiten meer te plegen, ziet de rechtbank aanleiding een groter deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de kortdurende klinische opname binnen een ambulant behandeltraject.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 2.369,94 ter zake van materiële schade en Pro Memorie ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] (parketnummer 18/720101-18 onder 1.), tot een bedrag van € 151,25 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 4] (parketnummer 18/720101-18 onder 2.), tot een bedrag € 300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 3] (parketnummer 18/720101-18 onder 3.), tot een bedrag van € 1.000,00 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij ter onderbouwing van haar vordering een offerte van de schade (ter hoogte van € 876,94) overgelegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vorderingen, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast acht de officier van justitie een bedrag van
€ 1.000,00 voor immateriële schade op zijn plaats, voor de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Standpunt van de verdediging

1. [slachtoffer 1]

De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aangegeven dat een bedrag van € 500,00 voor immateriële schade op zijn plaats is, gelet op de ernstige omstandigheden. Ten aanzien van de materiële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

2. [slachtoffer 2]

De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Overeem aangegeven dat deze vordering ten aanzien van de materiële schade onvoldoende is onderbouwd. De verdediging acht een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade toewijsbaar, gelet op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] en de onderbouwing van deze vordering.

3. [slachtoffer 4]

De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] aangegeven dat de verdediging zich niet tegen toewijzing van deze vordering verzet.

4. [slachtoffer 3]

De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Beckers aangegeven dat deze vordering voor een bedrag van € 876,94 voor materiële schade toewijsbaar is, nu de benadeelde partij ter zitting een offerte van de schade aan haar auto heeft overlegd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangegeven deze vordering onvoldoende is onderbouwd en dat bovendien de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] huisgenoten zijn.
Oordeel van de rechtbank

1. [slachtoffer 1]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade (€ 2.369,94), zijnde het bedrag dat niet door de verzekering is vergoed, geheel toewijzen en de immateriële schade in redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 500,00, nu de verdediging heeft aangegeven dat dit bedrag kan worden toegewezen.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.869,94, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

2. [slachtoffer 2]

Naar het oordeel van de rechtbank is de post met betrekking tot het opnemen van een vrije dag ad € 80,00 onvoldoende onderbouwd, zodat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit houdt in dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank de post met betrekking tot de medicatie van de honden ad € 71,00 niet als rechtstreekse schade ten gevolge van het bewezenverklaarde feit worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering afwijzen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van € 1.000,00 voor immateriële schade. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] schade heeft geleden die het rechtstreekse gevolg is van het in de zaak met parketnummer 720101-18 onder 1. bewezen verklaarde, is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade deels onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde bedrag ten aanzien van immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 300,00, nu de raadsman dit gedeelte van de vordering niet heeft betwist. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit houdt in dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

3. [slachtoffer 4]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 720101-18 onder 2. bewezen verklaarde. De hoogte van de vordering is niet door de verdediging betwist.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

4. [slachtoffer 3]

Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de ter terechtzitting overlegde offerte van de schade voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden tot een bedrag van € 876,94 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 720101-18 onder 3. bewezen verklaarde. In zoverre is de schade niet door de verdediging is betwist. Het in de offerte genoemde bedrag zal worden toegewezen. Voor wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit houdt in dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts heeft de benadeelde partij [slachtoffer 3] daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval dat geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gesteld nog gebleken is dat hiervan in het onderhavige geval sprake is, nu de inbraak niet in de woning van deze benadeelde partij is gepleegd. Nu de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet in aanmerking komt voor deze vergoeding zal de vordering tot immateriële schade worden afgewezen.
Dit betekent dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 876,94, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 4 april 2017, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot
-voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 9 februari 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De raadsman heeft aangegeven dat de strafbare feiten in de proeftijd zijn begaan.
Nu de hiervoor bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd en de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 43a, 43b, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en onder parketnummer 18/720101-18 onder 1., 2., en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland, dan wel de verslavingsreclassering in de regio waar hij verblijft, en zich hier blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende het eerste jaar van de proeftijd van drie jaren, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, zal laten opnemen binnen kliniek 'Trajectum' Berkelland, of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde, na de klinische behandeling, gedurende de proeftijd van drie jaren, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde zich, na de klinische behandeling, gedurende de proeftijd van drie jaren onder behandeling zal stellen van een forensisch FACT-team of soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische en verslavingsproblemen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
2.869,94(zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzestig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 2.869,94 (zegge: tweeduizend achthonderdnegenenzestig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen meet de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.369,94 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 1.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 300,00(zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
16 december 2017.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 300,00(zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 638 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/720101-18 onder 3.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 876,94(zegge: achthonderdzesenzeventig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2017.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 876,94 (zegge: achthonderdzesenzeventig euro en vierennegentig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/730455-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 4 april 2017, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2018.