ECLI:NL:RBNNE:2018:2649

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
18/730001-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en mishandeling van een politieagent in een uitgaansgelegenheid te Leeuwarden

Op 1 januari 2018 heeft de verdachte, onder invloed van alcohol, zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en aan de mishandeling van een politieagent in een uitgaansgelegenheid in Leeuwarden. De feiten vonden plaats in de vroege ochtend, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd geslagen en geschopt, terwijl hij op de grond lag, wat de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer met zich meebracht. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 3], een politieambtenaar, mishandeld tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de poging tot doodslag en de mishandeling van de politieambtenaar wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een gedragsinterventie Alcohol en Geweld. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730001-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. de Boer , advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, (in of bij (snackbar/automatiek) de [bedrijf] ) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen (waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, (in of bij (snackbar/automatiek) de [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen (waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, openlijk, te weten in of bij (snackbar/automatiek) de [bedrijf] , gelegen aan of bij het [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , en bestaande dat geweld uit het
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] (waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) trappen en/of schoppen tegen het hoofd een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden (in of bij de [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te stompen en/of te slaan (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens)
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, openlijk, te weten in of bij (snackbar/automatiek) de [bedrijf] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , en bestaande dat geweld uit het
- ( met kracht) duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) stompen en/of slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] (, waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 2] ten val is gekomen);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, (in of bij (snackbar/automatiek) de [bedrijf] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] tezamen en in vereniging met zijn mededader, althans alleen, (met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd te stompen en/of te slaan (, waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer 2] ten val is gekomen);
3.
hij op of omstreeks 1 januari 2018 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , inspecteur van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende en/of na de aanhouding van verdachte, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] (met kracht) tegen het hoofd te stompen en/of te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde heeft hij daartoe het volgende aangevoerd. Het geweld, inhoudende het duwen en slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 2] , wordt uitgeoefend door twee personen, waaronder verdachte. Verdachte en zijn medeverdachte behoeven elkaar niet te kennen om als groep te opereren. Wanneer dit soort geweld wordt gebezigd ten aanzien van een vriendengroep en verdachte levert een significante bijdrage aan het geweld, ook al bestaat zijn aandeel enkel uit duwen, dan is dit te kwalificeren als openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft hij daartoe gemotiveerd aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hierbij heeft de raadsman gewezen op de betrouwbare ontkennende verklaring van verdachte, heeft hij aangevoerd dat de camerabeelden ontlastend zijn voor de betrokkenheid van verdachte, alsmede dat bij getuigen sprake is van valse herinneringen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 3] onjuist is. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem te slaan en te stompen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat naar haar oordeel uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte op enig moment aangever [slachtoffer 2] heeft geduwd, geslagen of geschopt. Aldus kan niet bewezen worden dat verdachte het in de tenlastelegging opgenomen geweld tegen aangever [slachtoffer 2] heeft gepleegd. Het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde kan om die reden niet wettig en overtuigend bewezen worden en de rechtbank spreekt verdachte daarvan derhalve vrij.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 57 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 / 2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 1 januari 2018 omstreeks 05:45 uur stond ik in de [bedrijf] aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik kreeg van een jongen een klap in mijn gezicht. Ik zag dat deze klap met rechter gebalde vuist werd gegeven op mijn rechter kant van mijn neus onder mijn rechter oog. Ik voelde dat deze klap met kracht gegeven werd. Ik viel op de grond en werd meerdere malen tegen mijn hoofd geschopt. Ik ben meerdere malen tegen mijn slaap, ribben en benen geschopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 1 januari 2018 was ik werkzaam als portier in de [bedrijf] aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden geslagen. Ik zag dat dit door 3 personen gebeurde. Ik zag dat aangevers werden geslagen en hierdoor ten val kwamen. Ik zag dat ze meerdere malen schopten tegen het hoofd van aangevers. Ik kan de drie verdachten als volgt omschrijven:
1: donkere huidskleur, gezet postuur, kort kroeshaar, 170-180, 30 -40 jaar, donkere kleding, bril op (…)
De politie heeft verdachte 1 aangehouden. Ik had de indruk dat de verdachten die jongens haast dood wilden schoppen. Ze schopten steeds tegen hun hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat een jongen door drie personen werd geslagen en geschopt, dit waren twee getinte en een blanke jongen. Ik zag dat zij met kracht op die jongen insloegen, toen die jongen op de grond lag zag ik dat hij door die drie jongens met kracht tegen zijn hoofd werd geschopt. Ik denk dat zij die jongen ongeveer 4 à 5 keer hard met een gebalde vuist in het gezicht hebben geslagen. Toen hij op de grond lag hebben zij 6 à 7 keer hard tegen zijn lichaam en hoofd geschopt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 januari 2018, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Dit was in de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018. Die donker getinte jongen sloeg meteen naar [slachtoffer 1] . Hij raakte [slachtoffer 1] op zijn hoofd, volgens mij op zijn wang. In ieder geval vol in zijn gezicht. En toen sloeg die licht getinte jongen ook met de vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] viel op de grond. De donkere jongen trapte [slachtoffer 1] vervolgens op zijn hoofd. Ik zag dat de donkere jongen [slachtoffer 1] op zijn slaap raakte. Ik heb de getinte jongen, welke [slachtoffer 1] in zijn gezicht heeft geschopt, aangewezen. Daarop werd deze jongen opgepakt door de politie.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Van het incident zijn camerabeelden veilig gesteld en door mij bekeken. Ik zag dat de beelden gedateerd waren op 1 januari 2018. Ik beschrijf relevante momenten per tijdstip.
05.44:19 uur
[verdachte] maakt een slaande beweging met zijn rechterhand naar [slachtoffer 1]
05.44:33 uur
[medeverdachte] en [verdachte] kijken beide naar de positie waar [slachtoffer 1] gevallen is. Ze maken bewegingen naar deze positie met hun armen. Aan hun lichaamshouding te zien lijkt het dat zij ook schoppen. Dit is echter niet op de camera te zien.
Overweging rechtbank ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 3] onjuist is en dat de camerabeelden ontlastend zijn voor verdachte. De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook op de camerabeelden te zien is, getuige [getuige 3] dicht op het incident stond en daardoor goed heeft kunnen waarnemen wat er zich heeft afgespeeld. De rechtbank acht zijn verklaring dan ook geloofwaardig, te meer daar zijn verklaring past bij de verklaringen van andere getuigen en bij hetgeen op de camerabeelden is vastgelegd.
Hoewel niet alle in de tenlastelegging opgenomen handelingen zichtbaar zijn op de camerabeelden, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat die handelingen niet hebben plaatsgevonden. Het incident heeft grotendeels plaatsgevonden in een andere hoek van de [bedrijf] dan die waar de camera hangt; bovendien wordt het zicht erop deels ontnomen door het publiek dat het beeld van de camera blokkeert. Er zijn echter meerdere getuigen die over het aandeel van verdachte hebben verklaard. Deze getuigen hebben dicht op het incident gestaan en de rechtbank ziet geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het intreden van de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er door verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van aangever is geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zo kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam dat, indien daartegen wordt geschopt, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door meermalen op of tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] te schoppen hebben verdachte en zijn medeverdachte dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun handelen tot de dood van [slachtoffer 1] zou kunnen leiden. Nu dit algemeen bekend is, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien vaststaat dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de rol van verdachte het volgende af.
Van de poging tot doodslag zijn meerdere personen getuige geweest, die allen hebben verklaard over geweld dat door zowel verdachte als zijn medeverdachte is gebruikt. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat er voor het incident tussen verdachte en zijn medeverdachte gedurende enige tijd vriendschappelijk contact is geweest. Dat zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard elkaar niet te kennen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Verdachte en zijn medeverdachte stonden ook ten tijde van de woordenwisseling, en bij het begin van de vechtpartij, bij elkaar. Verdachte en zijn medeverdachte hebben gelijktijdig en vergelijkbaar geweld gebruikt, bestaande uit schoppen en slaan, dat op aangever [slachtoffer 1] was gericht.
Op grond daarvan oordeelt de rechtbank dat er, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte om te spreken van een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 75 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 / 2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
In de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018, was ik als politieambtenaar werkzaam in de binnenstad van Leeuwarden. Ik was gekleed in het opvallende uniform van de politie. Op 1 januari 2018, omstreeks 05.47 uur, kreeg ik door dat er een opstootje was bij de [bedrijf] , gevestigd aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat mijn collega naar buiten kwam met een mij onbekende man, en hij vertelde me dat deze man kon worden aangehouden voor een door hem gepleegde mishandeling in de [bedrijf] . Op een of andere wijze wist hij zich los te wrikken en zich van da muur weg te drukken. Hij draaide rond zijn as, en ik zag en voelde dat hij mij met zijn rechtervuist een harde stomp tegen mijn linkerjukbeen gaf. Ik voelde direct behoorlijk pijn aan mijn gezicht. Het werd me even zwart voor de ogen. De plek waar ik geraakt ben doet me erg veel pijn. Mijn oog begint op te zwellen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Toen de arrestantenbus was vertrokken zag ik dat mijn collega [slachtoffer 3] een blauw en bebloed oog had. Ik hoorde collega [slachtoffer 3] tegen mij zeggen dat de verdachte [verdachte] hem voor zijn hoofd had geslagen tijdens de aanhouding. Voor de aanhouding van de verdachte [verdachte] zag ik dat collega [slachtoffer 3] nog geen verwondingen had nabij zijn oog.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden is waar te nemen dat omstreeks 05.45 uur een getinte man met een
bril wordt aangehouden. De man wordt tegen een muur van het oude Gerechtsgebouw
geplaatst, aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Deze man wordt later geïdentificeerd als [verdachte] . Bij hem staan twee verbalisanten, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 3] . Op een gegeven moment ontstaat er een worsteling tussen de verdachte [verdachte] en de twee verbalisanten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij zagen dat er een klein vers schrammetje zichtbaar was op de bovenkant van de middelvinger van zijn linkerhand, aan de basis van die vinger, vlakbij de knokkel.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 1 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in snackbar/automatiek de [bedrijf] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- met kracht meermalen tegen het hoofd heeft gestompt of geslagen waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en vervolgens
- met kracht meermalen tegen het hoofd en andere delen van het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.
hij op 1 januari 2018 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] , inspecteur van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten gedurende de aanhouding van verdachte, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] met kracht tegen het hoofd te stompen en/of te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair Medeplegen van poging tot doodslag.
3. Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting deel te nemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met daaraan gekoppeld een voorwaardelijk deel met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden heeft de raadsman aangevoerd dat er geen onderbouwing is om bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de reclassering immers heeft aangegeven dat deze niet nodig zijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting en de rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich in de vroege ochtend van 1 januari 2018 onder invloed van alcohol schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag en aan een mishandeling van een politieagent. Deze feiten hebben grote impact gehad op de slachtoffers, temeer daar zij nog immer de negatieve gevolgen daarvan moeten ondervinden. Verdachte heeft zijn betrokkenheid telkens ontkend en heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen.
Verdachte heeft door deze ernstige geweldsfeiten een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank voorts mee dat de feiten hebben plaatsgevonden in een uitgaansgelegenheid, waardoor veel mensen tegen hun wil getuige zijn geweest van het geweld. Daardoor heeft verdachte niet alleen de slachtoffers pijn en letsel toegebracht, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van het uitgaanspubliek ernstig aangetast. De rechtbank is van oordeel dat voor dergelijke feiten een gevangenisstraf het uitgangspunt dient te zijn.
Uit het reclasseringsadvies blijkt niet van problemen op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft geen justitiële documentatie en het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering heeft geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een gedragsinterventie Alcohol en Geweld.
Verdachte was ten tijde van de feiten onder invloed van alcohol. Sterke drank werkt mogelijk drempelverlagend voor hem, waardoor hij zich sneller agressief uit. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive dan ook van belang dat verdachte zal deelnemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld, zodat hij inzicht krijgt in het aandeel dat alcohol bij hem kan hebben in het plegen van geweld.
De rechtbank zal dan ook aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 697,72 ter zake van materiële schade en € 1.500,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de kosten van tenuitvoerlegging;
2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 1.040,38 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en veroordeling van verdachte in de kosten van de tenuitvoerlegging;
3. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 208,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij verzoekt het bedrag bij wijze van voorschot toe te wijzen.
Standpunt van de officier van justitie

1. [slachtoffer 2]

De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.

2. [slachtoffer 1]

De officier van justitie vordert toewijzing van de gevorderde materiële schade. Als immateriële schade vordert de officier van justitie toewijzing van een bedrag van € 3.000,00. De officier van justitie vordert tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijke aansprakelijkheid.

3. [slachtoffer 3]

De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging

1. [slachtoffer 2] en 2. [slachtoffer 1]

Met betrekking tot de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangevoerd dat hij deze zodanig laat, te weten pas ter terechtzitting, heeft ontvangen dat hij daarover geen standpunt kan innemen. Om die reden verzoekt de raadsman deze vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de zaak aan te houden om de verdediging de gelegenheid te geven om alsnog de vorderingen te bestuderen en een standpunt in te nemen. Met betrekking tot de vorderingen heeft de raadsman aangevoerd dat deze als voorschot bedoeld lijken en dat hij deze betwist.

3. [slachtoffer 3]

De raadsman heeft gepleit voor niet-ontvankelijkverklaring van de vordering. Indien de rechtbank evenwel tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 3] redelijk te achten is.
Oordeel van de rechtbank

1. [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

2. [slachtoffer 1]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730003-18 onder 1. primair bewezen verklaarde.
De vordering, waarvan de hoogte door verdachte is betwist, zal gedeeltelijk worden toegewezen voor een bedrag van in totaal € 1.953,14, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2018. Het toegewezen bedrag bestaat uit de materiële schadeposten “wettelijk eigen risico” voor een bedrag van € 385,00, “reiskosten” voor een bedrag van € 28,14 en “opvragen medisch dossier” voor een bedrag van € 40,00. De overige materiële posten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en zij verklaart deze om die reden niet ontvankelijk. De immateriële schadevergoeding wordt toegewezen tot het bedrag van € 1.500,00; de gevorderde immateriële schade wordt voor het overige niet ontvankelijk verklaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal dan ook bepalen dat betaling door verdachte de medeverdachte bevrijdt, en andersom. Nu de aansprakelijkheid vast staat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

3. [slachtoffer 3]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte door verdachte niet is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2018.
Nu de aansprakelijkheid vast staat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 47, 57, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, waarna de veroordeelde zich moet blijven melden en mee moet werken aan huisbezoeken, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
2. dat de veroordeelde in de proeftijd van twee jaren zal deelnemen aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld, aangeboden door Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem door of namens deze instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

[slachtoffer 1]

Wijst de vordering van de benadeelde partijtoe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.953,14(zegge: negentienhonderddrieënvijftig euro en veertien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 1.953,14 (zegge: negentienhonderddrieënvijftig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 453,14 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

[slachtoffer 3]

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
208,00(zegge: tweehonderdacht euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 208,00 (zegge: tweehonderdacht euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 208,00 aan immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. K. Post en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2018.
Mr. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.