Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde heeft hij daartoe het volgende aangevoerd. Het geweld, inhoudende het duwen en slaan tegen het lichaam van [slachtoffer 2] , wordt uitgeoefend door twee personen, waaronder verdachte. Verdachte en zijn medeverdachte behoeven elkaar niet te kennen om als groep te opereren. Wanneer dit soort geweld wordt gebezigd ten aanzien van een vriendengroep en verdachte levert een significante bijdrage aan het geweld, ook al bestaat zijn aandeel enkel uit duwen, dan is dit te kwalificeren als openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft hij daartoe gemotiveerd aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hierbij heeft de raadsman gewezen op de betrouwbare ontkennende verklaring van verdachte, heeft hij aangevoerd dat de camerabeelden ontlastend zijn voor de betrokkenheid van verdachte, alsmede dat bij getuigen sprake is van valse herinneringen. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 3] onjuist is. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem te slaan en te stompen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat naar haar oordeel uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte op enig moment aangever [slachtoffer 2] heeft geduwd, geslagen of geschopt. Aldus kan niet bewezen worden dat verdachte het in de tenlastelegging opgenomen geweld tegen aangever [slachtoffer 2] heeft gepleegd. Het onder 2. primair en subsidiair ten laste gelegde kan om die reden niet wettig en overtuigend bewezen worden en de rechtbank spreekt verdachte daarvan derhalve vrij.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 57 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 / 2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 1 januari 2018 omstreeks 05:45 uur stond ik in de [bedrijf] aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik kreeg van een jongen een klap in mijn gezicht. Ik zag dat deze klap met rechter gebalde vuist werd gegeven op mijn rechter kant van mijn neus onder mijn rechter oog. Ik voelde dat deze klap met kracht gegeven werd. Ik viel op de grond en werd meerdere malen tegen mijn hoofd geschopt. Ik ben meerdere malen tegen mijn slaap, ribben en benen geschopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 1 januari 2018 was ik werkzaam als portier in de [bedrijf] aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden geslagen. Ik zag dat dit door 3 personen gebeurde. Ik zag dat aangevers werden geslagen en hierdoor ten val kwamen. Ik zag dat ze meerdere malen schopten tegen het hoofd van aangevers. Ik kan de drie verdachten als volgt omschrijven:
1: donkere huidskleur, gezet postuur, kort kroeshaar, 170-180, 30 -40 jaar, donkere kleding, bril op (…)
De politie heeft verdachte 1 aangehouden. Ik had de indruk dat de verdachten die jongens haast dood wilden schoppen. Ze schopten steeds tegen hun hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik zag dat een jongen door drie personen werd geslagen en geschopt, dit waren twee getinte en een blanke jongen. Ik zag dat zij met kracht op die jongen insloegen, toen die jongen op de grond lag zag ik dat hij door die drie jongens met kracht tegen zijn hoofd werd geschopt. Ik denk dat zij die jongen ongeveer 4 à 5 keer hard met een gebalde vuist in het gezicht hebben geslagen. Toen hij op de grond lag hebben zij 6 à 7 keer hard tegen zijn lichaam en hoofd geschopt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 januari 2018, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Dit was in de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018. Die donker getinte jongen sloeg meteen naar [slachtoffer 1] . Hij raakte [slachtoffer 1] op zijn hoofd, volgens mij op zijn wang. In ieder geval vol in zijn gezicht. En toen sloeg die licht getinte jongen ook met de vuist in het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] viel op de grond. De donkere jongen trapte [slachtoffer 1] vervolgens op zijn hoofd. Ik zag dat de donkere jongen [slachtoffer 1] op zijn slaap raakte. Ik heb de getinte jongen, welke [slachtoffer 1] in zijn gezicht heeft geschopt, aangewezen. Daarop werd deze jongen opgepakt door de politie.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 53 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Van het incident zijn camerabeelden veilig gesteld en door mij bekeken. Ik zag dat de beelden gedateerd waren op 1 januari 2018. Ik beschrijf relevante momenten per tijdstip.
05.44:19 uur
[verdachte] maakt een slaande beweging met zijn rechterhand naar [slachtoffer 1]
05.44:33 uur
[medeverdachte] en [verdachte] kijken beide naar de positie waar [slachtoffer 1] gevallen is. Ze maken bewegingen naar deze positie met hun armen. Aan hun lichaamshouding te zien lijkt het dat zij ook schoppen. Dit is echter niet op de camera te zien.
Overweging rechtbank ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 3] onjuist is en dat de camerabeelden ontlastend zijn voor verdachte. De rechtbank is van oordeel dat, zoals ook op de camerabeelden te zien is, getuige [getuige 3] dicht op het incident stond en daardoor goed heeft kunnen waarnemen wat er zich heeft afgespeeld. De rechtbank acht zijn verklaring dan ook geloofwaardig, te meer daar zijn verklaring past bij de verklaringen van andere getuigen en bij hetgeen op de camerabeelden is vastgelegd.
Hoewel niet alle in de tenlastelegging opgenomen handelingen zichtbaar zijn op de camerabeelden, betekent dat naar het oordeel van de rechtbank niet dat die handelingen niet hebben plaatsgevonden. Het incident heeft grotendeels plaatsgevonden in een andere hoek van de [bedrijf] dan die waar de camera hangt; bovendien wordt het zicht erop deels ontnomen door het publiek dat het beeld van de camera blokkeert. Er zijn echter meerdere getuigen die over het aandeel van verdachte hebben verklaard. Deze getuigen hebben dicht op het incident gestaan en de rechtbank ziet geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het intreden van de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er door verdachte en zijn mededader meermalen tegen het hoofd van aangever is geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zo kwetsbaar deel is van het menselijk lichaam dat, indien daartegen wordt geschopt, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Door meermalen op of tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] te schoppen hebben verdachte en zijn medeverdachte dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun handelen tot de dood van [slachtoffer 1] zou kunnen leiden. Nu dit algemeen bekend is, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou kunnen overlijden.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden gekwalificeerd indien vaststaat dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de rol van verdachte het volgende af.
Van de poging tot doodslag zijn meerdere personen getuige geweest, die allen hebben verklaard over geweld dat door zowel verdachte als zijn medeverdachte is gebruikt. Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat er voor het incident tussen verdachte en zijn medeverdachte gedurende enige tijd vriendschappelijk contact is geweest. Dat zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard elkaar niet te kennen, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Verdachte en zijn medeverdachte stonden ook ten tijde van de woordenwisseling, en bij het begin van de vechtpartij, bij elkaar. Verdachte en zijn medeverdachte hebben gelijktijdig en vergelijkbaar geweld gebruikt, bestaande uit schoppen en slaan, dat op aangever [slachtoffer 1] was gericht.
Op grond daarvan oordeelt de rechtbank dat er, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte om te spreken van een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 75 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018000765 / 2018000703 d.d. 14 februari 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
In de nacht van 31 december 2017 op 1 januari 2018, was ik als politieambtenaar werkzaam in de binnenstad van Leeuwarden. Ik was gekleed in het opvallende uniform van de politie. Op 1 januari 2018, omstreeks 05.47 uur, kreeg ik door dat er een opstootje was bij de [bedrijf] , gevestigd aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat mijn collega naar buiten kwam met een mij onbekende man, en hij vertelde me dat deze man kon worden aangehouden voor een door hem gepleegde mishandeling in de [bedrijf] . Op een of andere wijze wist hij zich los te wrikken en zich van da muur weg te drukken. Hij draaide rond zijn as, en ik zag en voelde dat hij mij met zijn rechtervuist een harde stomp tegen mijn linkerjukbeen gaf. Ik voelde direct behoorlijk pijn aan mijn gezicht. Het werd me even zwart voor de ogen. De plek waar ik geraakt ben doet me erg veel pijn. Mijn oog begint op te zwellen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Toen de arrestantenbus was vertrokken zag ik dat mijn collega [slachtoffer 3] een blauw en bebloed oog had. Ik hoorde collega [slachtoffer 3] tegen mij zeggen dat de verdachte [verdachte] hem voor zijn hoofd had geslagen tijdens de aanhouding. Voor de aanhouding van de verdachte [verdachte] zag ik dat collega [slachtoffer 3] nog geen verwondingen had nabij zijn oog.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2018, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op de camerabeelden is waar te nemen dat omstreeks 05.45 uur een getinte man met een
bril wordt aangehouden. De man wordt tegen een muur van het oude Gerechtsgebouw
geplaatst, aan het [straatnaam] te Leeuwarden. Deze man wordt later geïdentificeerd als [verdachte] . Bij hem staan twee verbalisanten, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 3] . Op een gegeven moment ontstaat er een worsteling tussen de verdachte [verdachte] en de twee verbalisanten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2018, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij zagen dat er een klein vers schrammetje zichtbaar was op de bovenkant van de middelvinger van zijn linkerhand, aan de basis van die vinger, vlakbij de knokkel.
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Leeuwarden is gelegen in de gemeente Leeuwarden.