ECLI:NL:RBNNE:2018:2648

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
18/730349-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak en pogingen daartoe in Leeuwarden met veroordeling tot gevangenisstraf

Op 5 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 29 november 2017 in Leeuwarden betrokken was bij een woninginbraak en twee pogingen daartoe. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, werd bijgestaan door advocaat mr. J.M. van Dam. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide. Tijdens de zitting op 22 maart 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met name de diefstal van een laptop, een mobiele telefoon en andere goederen uit de woning van [slachtoffer 1]. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen geloofwaardig en concludeerde dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het effect van woninginbraken op slachtoffers en de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730349-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
in/uit een woning (perceel [straatnaam] ), een (rood) potje met (buitenlands) muntgeld en/of een laptop (merk Apple) en/of een mobiele telefoon en/of paaseitjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
(een) goed(eren) te weten een laptop (merk Apple) en/of een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een raam van een zich naast de woning (perceel [straatnaam] ) bevindende garage heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een garage, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 29 november 2017, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, een (heren)fiets (merk Koga Miyata), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen (in/uit een schuurtje, welke zich bevindt achter een woning [perceel [straatnaam] , aldaar]) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
een goed te weten een (heren)fiets (merk Koga Miyata) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (perceel [straatnaam] ) geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de voordeur van die woning heeft opengebroken of heeft gepoogd open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 november 2017 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 3. primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat de diefstal van de Koga Miyata fiets wettig en overtuigend bewezen kan worden omdat de manier waarop is ingebroken vergelijkbaar is met de (poging tot) inbraak in de woningen in [straatnaam] en [straatnaam] , alsmede het korte tijdsbestek waarbinnen de genoemde (poging tot) inbraak hebben plaatsgevonden, het feit dat verdachte in de wijk aanwezig is geweest, het feit dat zijn verklaring niet geloofwaardig is en er geen getuigen zijn geweest die een tweede persoon hebben gezien.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. primair, 2. primair en subsidiair, 3. primair en 4. primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte in de woning van aangeefster is geweest.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen (technisch) bewijs is dat verdachte bij de schuur is geweest. Daarnaast staat in de aangifte dat er meerdere personen uit de schuur zouden zijn weggerend.
Ten aanzien van het onder 4. primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat het stuk gereedschap, waarop een DNA-match van verdachte is aangetroffen, onvoldoende is om dit werktuig aan verdachte te koppelen. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat het stuk gereedschap lag op de plek waar de man op de fiets is gevallen, maar heeft niet verklaard dat de man die daar is gevallen het daar heeft verloren.
Ook is gewezen op het ontbreken van forensisch onderzoek naar aangetroffen handschoenen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3. primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
In de straat [straatnaam] zijn twee fietsen aangetroffen, waaronder één van het merk Koga Miyata. Aangeefster heeft verklaard dat uit haar schuur een Koga Miyata fiets is weggenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij in de ochtend van 29 november 2017 een fiets gekocht heeft, maar uit het dossier blijkt niet of deze fiets van het merk Koga Miyata is. Uit het dossier blijkt ook overigens niet dat de Koga Miyata aan verdachte gelinkt kan worden. Nu er geen bewijsmiddelen zijn die verdachte direct in verband brengen met de diefstal, dan wel de heling, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 1. primair, 2. primair en 4. primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 22 maart 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Toen ik op 29 november 2017 de politie hoorde, heb ik de tas met daarin de smartphone en IPad weggegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Z-17-164-DEFPV-JUS-V001 d.d. 18 januari 2018, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 29 november 2017 waren wij verbalisanten in de wijk Bilgaard in Leeuwarden. Ik hoorde dat de persoon tussen perceel [straatnaam] liep. Hierop zag ik dat ik door omstanders gewezen werd naar een persoon, na later bleek de ons ambtshalve bekende verdachte [verdachte], die aan het rennen was. Wij zagen dat [verdachte] een groene jas dan wel trui aan had. Wij zagen dat deze jas dan wel trui een witte capuchon had. Wij zagen dat [verdachte] zwart half lang ongewassen/onverzorgd haar had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 26 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van diefstal door middel van inbraak in mijn woning aan [straatnaam] te Leeuwarden. Op 29 november 2017 omstreeks 06.30 uur hoorde ik gestommel beneden. Om ongeveer 07.00 uur hoorde ik dat er was ingebroken. Ik zag dat het keukenraam openstond. Tevens zag ik afdrukken van een vermoedelijk breekijzer in het raamkozijn staan. Ik mis een rood potje met buitenlandse muntjes. Ook mis ik een laptop, merk Apple, kleur zwart. Ook mis ik een mobiele telefoon. Ook mis ik paaseitjes. Om de eitjes zitten gele foliepapiertjes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 december 2017, opgenomen op pagina 32 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
U toont mij 16 goudkleurige chocolade eitjes. Deze eitjes zijn weggenomen uit mijn woonkamer. U toont mij ook de iPad en mijn mobiele telefoon. Ik herken ze als mijn eigendom. U laat mij ook twee foto's zien van een witte plastic tas die op straat ligt. Die tas herken ik als mijn eigendom. Ik herken de delen van het rode potje als mijn eigendom. Ik herken de munten als mijn eigendom.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 7 december 2017, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant(en):
Op 29 november 2017 kwam ik voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] , Leeuwarden. De toegang werd verschaft door het ontbreken van het keukenraam aan de voorzijde van deze woning. In het kozijn van het bovengenoemde raam zag ik indruksporen. Gelet op de vorm en de breedte van deze sporen waren deze gezet met een schroevendraaier en of breekijzer. In de voortuin vlak onder het bovengenoemde keukenraam zag ik een breekijzer en een schroevendraaier liggen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van politie d.d. 13 december 2017, opgenomen op pagina 40 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik heb het breekijzer bemonsterd met een wattenstaafje op mogelijk aanwezige gebruikerssporen. Ik heb het spoor gewaarmerkt met SIN AALH1509NL.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van The Maastricht Forensic Institute, zaaknummer 2018.01.11.005, d.d. 19 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:

Tabel 2 - Resultaat van het DNA-onderzoek

Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Gehele breekijzer
AALH1509NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 29 november 2017, omstreeks 07:00 uur, liep ik langs de woning van mijn buurvrouw [slachtoffer 1] , nummer 50. Op dat moment zag ik een voor mij onbekend persoon in de keuken van buurvrouw [slachtoffer 1] staan. Ik kan deze persoon als volgt omschrijven:
- man
- onverzorgd type en hij had onverzorgd haar
- zijn gezicht was ongeschoren
- beetje getint uiterlijk
- witte capuchon
- groenige jas
- hij had een plastic zak bij zich
Vervolgens zag ik dat de inbreker aanstalten maakte om de woning te verlaten. Ik liep vervolgens achter deze man aan om de positie door te geven via 112. Vervolgens zag ik dat deze persoon de tas die hij bij zich droeg weggooide op de parkeerplaats. Vervolgens zag ik deze man vanaf de parkeerplaats richting het oosten rennen, in de richting van Rengerspad en Dammelaan. Op dat moment zag ik dat de politie, die inmiddels al ter plaatse waren, achter deze persoon aan gingen.
9. Een geschrift, inhoudende een getuigenverklaring d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Omstreeks 06:20 uur zag ik een man uit de tuin komen. Ik kan deze man het beste omschrijven als:
- Onverzorgd
- Baard(je)
- licht getint huidskleur
- Witte capuchon
- Jas Donker groen van kleur
Ik zag dat de man in zijn rechterhand een koevoet vast hield. Omstreeks 07:00 uur liep ik op [straatnaam] ter hoogte van nummer 116. Ik zag dezelfde man van eerder die ochtend nu over de weg lopen. Ik zag dat de man tijdens het rennen een tas op de grond gooide. Uiteindelijk zag ik dat de politie de man na een korte achtervolging aanhield.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Op 29 november 2017 omstreeks 06:25 uur zag ik een persoon lopen. Wat mij opviel was dat de persoon een rode koevoet in zijn hand had. Het signalement was als volgt:
-Hij had lang zwart haar
-Hij was getint: Arabisch uiterlijk
-Hij had een licht baardje
-Hij had een witte sweater met capuchon aan
-Hierover had hij een lichtgroene Parka aan die viel tot boven de knieën.
Omstreeks 06:55 zag ik de bovengenoemde persoon weer lopen op [straatnaam] . Ik zag dat hij de rode koevoet niet meer bij zich had en dat hij een witte plastic tas bij zich droeg. Ik zag dat hij de plastic tas op de grond gooide.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2017, opgenomen op pagina 57 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
De verdachte haalde de volgende goederen uit zijn zakken:
- Een tiental Chocolade-eitjes verpakt in goudgele aluminiumfolie.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 105 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben eigenaar van mijn woning, gelegen aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Op 29 november 2017, omstreeks 05.00 uur zag ik dat het raam naast de achterdeur van de garage open stond door middel van een hark. Ik zag dat er schade was aan het kozijn van het raam. Ook zag ik dat het raam aan de bovenkant ontzet was.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Bij de garage bij een uitzetraam aan de zijkant(carport), zagen wij werktuigindrukken op het raamkozijn. Wij zagen dat de bevestiging van de ijzeren arm van het uitzetraam uit het kozijn was gewrikt.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Op 29 november 2017, tussen 04:30 uur en 04:45 uur was ik aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Op een gegeven moment werd ik wakker door een geluid. Ik zag toen dat er licht brandde in de schuur van de [straatnaam] . Ik zag dat er een persoon onder de carport van mijn buurvrouw vandaan kwam. Ik zag dat het raam open werd gehouden door een hark. Ik kan de persoon als volgt omschrijven:
-Rond de 30 jaar oud
-Had een rustige indruk, mogelijk onder invloed
-Licht getinte huidskleur
-Buitenlands accent
-Rond 1m70
-Wit/grijze capuchon
-donkere jas
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 131 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 5] :
Op 29 november 2017 wilde ik de voordeur open doen en ik merkte dat de deur niet van het slot ging. Ik hoorde dat er waarschijnlijk geprobeerd was in te breken in de woning waarin ik mij bevond, [straatnaam] . Ik zag braaksporen links onderin de deur. Tevens braakschade in het kozijn.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 138 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Ik ben getuige van een poging woninginbraak op [straatnaam] te Leeuwarden. Op 29 november 2017 omstreeks 5:55 uur werd ik wakker van een krakend geluid aan de voorzijde van mijn woning. Ik zag een persoon bij de voordeur van [straatnaam] met een rode koevoet. Ik zag dat er schade is aan het kozijn van de buren, waar die man het breekijzer tussen had gezet. Het signalement van de man is:
- Man
- 175-180
- Normaal postuur
- Slordig uiterlijk
- Licht getinte huidskleur
- Sprak Nederlands met licht buitenlands accent
- Donker sluik haar tot in de nek
- Donkere lange jas
- Donkere broek
Overwegingen rechtbank
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de onder 1. primair, 2. primair en 4. primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij zich aan deze feiten schuldig heeft gemaakt en heeft aangevoerd dat hij enkele minuten voordat hij door de politie is aangehouden een tas met spullen, met daarin de bij aangeefster [slachtoffer 1] gestolen goederen en een breekijzer en schroevendraaiers, heeft gekocht.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen.
Ten aanzien van elk van de bewezen verklaarde feiten zijn er getuigen die de inbraak en de pogingen tot inbraak hebben waargenomen. Deze getuigen hebben elk een verklaring afgelegd, waarin zij allen een signalement van de dader en de door hem gedragen kleding hebben gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank komt het signalement dat de verschillende getuigen hebben gegeven, gelet op de kort na zijn aanhouding gemaakte foto van verdachte, die in het dossier is opgenomen, voor het overgrote deel overeen met verdachte. Ook de verklaringen over de door verdachte gedragen kleding komt voor het overgrote deel overeen met de kleding die verdachte op de bewuste dag droeg. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat niet alle signalementen met verdachte overeenkomen. De rechtbank overweegt dat getuigen altijd een eigen interpretatie hebben van hoe iemand er uitziet. De rechtbank stelt vast dat de signalementen een aantal specifieke onderscheidende genoemde kenmerken bevatten, te weten de kleding (de donkere jas en de lichte capuchon), de haardracht, licht getinte huidskleur, (licht) buitenlands accent en het onverzorgde uiterlijk van verdachte. Dit komt overeen met hetgeen de rechtbank ter terechtzitting en op de foto in het dossier heeft waargenomen.
Verdachte heeft de persoon waarvan hij de gestolen spullen zou hebben gekocht bij de politie (op 30 november 2017) omschreven als een blanke man en dit eerst op de zitting (van 22 maart 2018) aangepast naar een Vietnamees-achtig uitziende man waarvan hij de naam niet wil noemen. Verdachte heeft de rechtbank met deze verklaring niet overtuigd van zijn stelling dat de getuigen een ander persoon dan verdachte hebben waargenomen.
Bij elk van de woningen zijn daarnaast braaksporen aangetroffen. Verdachte is op verschillende tijdstippen door verschillende getuigen met een rode koevoet gezien. In de tuin van de woning aan [straatnaam] is deze koevoet aangetroffen en bemonsterd. Hieruit is gebleken dat de sporen op het breekijzer matchen met het DNA-profiel van verdachte. Daarnaast hebben beide getuigen [getuige 2] en getuige [getuige 1] rond 07:00 uur gezien dat verdachte een witte plastic tas op de grond heeft gegooid. In deze tas bleken de bij aangeefster [slachtoffer 1] gestolen goederen te zitten. Verbalisanten hebben verklaard dat zij verdachte rond 07:10 uur hebben aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van verdachte dat hij de tas heeft gekocht, gelet op het korte tijdsverloop tussen de inbraak in [straatnaam] en de aanhouding van verdachte, alsmede gelet op de getuigenverklaringen die allen spreken over één persoon, niet mogelijk.
Gelet op de bewijsmiddelen, het hiervoor overwogene, het korte tijdsverloop tussen de gepleegde feiten, de herkenning van verdachte en het aangetroffen inbrekerswerktuig dat matcht met het DNA van verdachte, in samenhang en onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. primair, 2. primair en 4. primair ten laste gelegde.
Anders dan door de raadsman ter terechtzitting is betoogd kan aan vorenstaande een forensisch onderzoek naar in de nabijheid van [straatnaam] aangetroffen, en in beslag genomen, handschoenen (blz. 68) niet afdoen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair en 4. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 29 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, uit een woning, perceel [straatnaam] , een rood potje met buitenlands muntgeld en een laptop, merk Apple, en een mobiele telefoon en paaseitjes, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. primair
hij op 29 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een raam van een zich naast de woning, perceel [straatnaam] , bevindende garage heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. primair
hij op 29 november 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning, perceel [straatnaam] , geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, de voordeur van die woning heeft gepoogd open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2. primair Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4. primair Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair en 4. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en toezicht door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld een voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van 29 november 2017 schuldig gemaakt aan een woninginbraak en aan twee pogingen daartoe in de wijk Bilgaard in Leeuwarden. Verdachte is op pad gegaan met inbrekerswerktuig en heeft met de bewezenverklaarde feiten aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Woninginbraken veroorzaken in het algemeen gevoelens van angst bij de slachtoffers en veroorzaken gevoelens van onrust in de maatschappij. Als reactie op deze strafbare feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens vermogensdelicten.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte cruciale leefgebieden niet op orde heeft. Hij is zeer lange tijd werkloos, heeft geen nuttige dagbesteding, geen inkomsten en geen zelfstandige woonruimte. Om zichzelf staande te houden in zijn levensonderhoud en softdrugsgebruik pleegt verdachte verwervingsdelicten. Verdachte geeft aan dat hij zijn leven wil veranderen en dat hij daarbij hulp nodig heeft van instanties. De reclassering acht het risico op recidive hoog en heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een ambulante behandeling.
Op grond van de ernst van de strafbare feiten, in samenhang bezien met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van belang, zodat verdachte de mogelijkheid krijgt om zijn leven een positieve wending te geven.
Gelet op het advies van de reclassering en gericht op het voorkomen van recidive in de toekomst zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair en 4. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zijn medewerking verleent aan verdiepingsdiagnostiek bij de VNN Forensische Polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde wordt verplicht om het daaruit voortkomende behandeladvies op te volgen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A.W. Wassink, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2018.
Mrs. Wassink en Velvis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.