De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een personeelslid in een supermarkt. Verdachte werd aangehouden op verdenking van winkeldiefstal en probeerde te vluchten. Toen zij daarbij werd vastgepakt heeft zij een personeelslid gekrabd en geschopt.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het stichten van een brandje op de kamer die zij in Leeuwarden bewoonde. Zij heeft wat papier en een gordijn op de grond gelegd en in brand gestoken. Daarna is zij weggegaan. De brand werd vrijwel meteen ontdekt waardoor er slechts geringe schade ontstond in de kamer. Brandstichting in een woning, zeker wanneer de woning ook door anderen wordt bewoond, is een ernstig feit en rechtvaardigt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat verdachte een kwetsbare jong volwassene is die zich in de periode dat zij brand stichtte reddeloos en radeloos voelde. Zij heeft een negatief zelfbeeld en er is sprake van een depressieve stoornis met matig tot ernstige angstige spanning naast posttraumatische stressklachten. Er is bovendien sprake van een lichte autismespectrumstoornis. Deze stoornissen hebben invloed gehad op het gedrag van verdachte en de keuzes die zij heeft gemaakt. De psycholoog ziet de brandstichting als een wanhoopsdaad van verdachte en adviseert verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal verdachte verminderd toerekeningsvatbaar achten voor de bewezen verklaarde feiten.
De psycholoog ziet een hoog risico op herhaling van risicovol en destructief gedrag waaronder het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft behandeling, begeleiding en ondersteuning nodig waarbij het van belang is dat zij goed verankerd raakt met de professionele hulpverlening. De psycholoog adviseert oplegging van bijzondere voorwaarden zoals een klinische opname in de GGZ met een vervolg via een beschermd woonverblijf.
De reclassering heeft in haar eindrapport het advies van de psycholoog verder uitgewerkt in een zestal bijzondere voorwaarden die aan een voorwaardelijk strafdeel zouden kunnen worden verbonden.
Verdachte verblijft in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis sinds 1 juni 2017 in de FPA te Franeker.
De rechtbank acht langdurige behandeling en begeleiding van deze kwetsbare jong volwassen verdachte van groot belang en zal daarom de geadviseerde bijzondere voorwaarden onverkort opleggen. De rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf beperkt kan blijven tot de duur van het reeds ondergane voorarrest. De rechtbank berekent dit voorarrest (van 15 februari 2017 tot 1 juni 2017) echter niet op 95 dagen maar op 106 dagen.