ECLI:NL:RBNNE:2018:2623

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
18/064050-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de handel in heroïne met gevangenisstraf en vordering na voorwaardelijke veroordeling

Op 28 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1963, die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier maanden heroïne verkocht en afgeleverd, en op 28 november 2017 is er 1,57 gram heroïne in zijn woning aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, welke door de rechtbank werd opgelegd, mede gezien de ernst van de feiten en de overlast die de drugshandel voor de omgeving heeft veroorzaakt. Daarnaast is er een vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de rechtbank de oproeping nietig verklaarde omdat de verdachte niet was verschenen en niet op de hoogte was van de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/064050-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/088036-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 juni 2018. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2017 tot en met
28 november 2017 te Leeuwarden opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 28 november 2017 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
25 juli 2017, opgenomen op pagina 42 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017191789 d.d. 18 mei 2018, inhoudende als verklaring van verbalisant
[verbalisant 1] :
Op 20 juli 2017 bevond ik mij aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag dat er door [verdachte] iets werd overgegeven aan drie mij ambtshalve bekende gebruikers, waarna deze gebruikers de locatie met versnelde looppas verlaten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
26 juli 2017, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 26 juli 2017 zagen wij dat een manspersoon de achterzijde van het pand aan de [straatnaam] binnenliep en na dertig seconden het pand weer verliet. De man, [getuige 5] , vertelde ons net heroïne te hebben gekocht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
3 september 2017, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 11 augustus 2017 bevond ik mij aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Ik zag een persoon aan komen fietsen, die ik herkende als [getuige 1] . Ik zag dat [getuige 1] kort het pand aan de [straatnaam] binnen ging. [getuige 1] verklaarde dat hij net heroïne heeft gekocht, dat hij verslaafd was aan heroïne en dat het klopt dat hij daar vaker komt.
4. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 augustus 2017, opgenomen op pagina 2 van voornoemd dossier, inhoudende de inbeslagneming van verdovende middelen onder [getuige 1] (goednummer: PL0100-2017191789-907619).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d.
13 september 2017, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Het monster van goednummer PL0100-2017191789-907619 testte positief op heroïne.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
3 september 2017, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Wij zagen op 2 september 2017 aan de [straatnaam] te Leeuwarden dat [verdachte] en een bestuurder van een personenauto, waarvan de tenaamgestelde geregistreerd staat als harddrugsgebruiker, kort contact met elkaar hadden. Vervolgens liep [verdachte] naar [getuige 2] en hadden [verdachte] en [getuige 2] kort contact met elkaar. [getuige 2] verklaarde dat zij op de [straatnaam] voor 5 euro heroïne van [verdachte] op de pof had gekregen. Wij hoorden dat [getuige 2] ongeveer 5 keer eerder heroïne van [verdachte] had gekocht.
7. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 september 2017, opgenomen op pagina 5 van voornoemd dossier, inhoudende de inbeslagneming van verdovende middelen onder [getuige 2] (goednummer PL0100-2017191789-916282).
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen, d.d.
25 september 2017, opgenomen op pagina 6 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 5] :
Het monster van goednummer PL0100-2017191789-916282 testte positief op heroïne.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
14 september 2017, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 7] en [verbalisant 2] :
Op 14 september 2017 omstreeks 09.15 uur zagen wij aan de achterzijde van de woning aan de [straatnaam] een junkachtig type lopen. Wij zagen dat [verdachte] en voornoemd persoon contact met elkaar maakten.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
28 november 2017, opgenomen op pagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 1] :
Op 28 november 2017 zag ik, [verbalisant 3] , dat [verdachte] en een man genaamd [getuige 3] iets kleins aan elkaar over gaven.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
28 november 2017, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Het klopt dat ik vanmiddag heroïne van [verdachte] heb gekocht. Ik koop ongeveer een maand van hem. In totaal heb ik ongeveer vijf tot tien keer van hem gekocht.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
28 november 2017, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 28 november 2017 belde ik op verzoek van verdachte met [getuige 4] . Ik hoorde dat zij zei dat ze verdachte al had gewaarschuwd dat hij moest stoppen en dat hij het alleen maar deed om zijn eigen bruin te kunnen betalen.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
28 november 2017, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] :
Ik, verbalisant [verbalisant 3] hoorde verdachte [verdachte] tegen mij zeggen dat er in zijn woning heroïne op tafel lag. Op 28 november 2017 betraden wij de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Wij zagen dat er een boterhamzakje met daarin een bruine brok met vermoedelijk heroïne op tafel lag. Wij zagen dat er diverse voor gevouwen wikkels op tafel lagen en een klein formaat weegschaaltje. Op de bank lag een briefje met daarop geschreven bedragen van vijf en tien euro en namen van personen die ons ambtshalve bekend waren als zijnde gebruikers van drugs.
14. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudende de inbeslagneming van de verdovende middelen van
[verdachte] (goednummer PL0100-2017191789-971876).
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen, d.d.
16 februari 2018, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Het monster van goednummer PL0100-2017191789-971876, netto gewicht 1,57 gram, testte positief op heroïne.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 20 juli 2017 tot en met 28 november 2017 te Leeuwarden opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 28 november 2017 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,57 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vier maanden schuldig gemaakt aan de handel in heroïne. Daarnaast is er in de woning van verdachte 1,57 gram heroïne aangetroffen. Harddrugs leveren een gevaar op voor de volksgezondheid. Het gebruik van en de handel in harddrugs leiden bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormen daarmee een bron van overlast. Uit klachten bij de politie blijkt dat omwonenden ook daadwerkelijk overlast hebben ervaren van de drugshandel van verdachte. Verdachte heeft zich niet om al deze onwenselijke gevolgen bekommerd en heeft -vermoedelijk- gehandeld om in zijn eigen drugsgebruik te voorzien.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is het uitgangspunt dat in een geval als dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend en zal daarom deze gevangenisstraf opleggen, onder aftrek van voorarrest.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 juli 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 maart 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 4 juni 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Bij de stukken bevindt zich geen akte van uitreiking waaruit blijkt dat de oproeping op de bij de wet voorgeschreven wijze aan verdachte is betekend. Nu verdachte niet is verschenen dient de oproeping derhalve -nu ook anderszins niet is gebleken dat verdachte op de hoogte is van de datum en het tijdstip van de terechtzitting- nietig te worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/088036-16:
Verklaart de oproeping nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2018.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.