ECLI:NL:RBNNE:2018:2563

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
18/850071-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in speed en hennep, aanwezig hebben van XTC en hennep met verwerping van verweer over stelselmatige observatie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juni 2018, is de verdachte beschuldigd van meerdere overtredingen van de Opiumwet, waaronder de handel in speed en hennep, en het aanwezig hebben van XTC. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 maart 2017 tot en met 21 september 2017 in de gemeente Loppersum meermalen opzettelijk amfetamine en hennep heeft verkocht en/of verstrekt. De verdachte heeft ook ongeveer 17 pillen MDMA en 44,1 gram hennep in zijn bezit gehad. Tijdens de zitting op 7 juni 2018 heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake was van onrechtmatige stelselmatige observatie door burgers, wat zou leiden tot bewijsuitsluiting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van stelselmatige observatie, aangezien de waarnemingen van de buren niet als zodanig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastelegging en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 90 uren. Daarnaast zijn er vorderingen gedaan na voorwaardelijke veroordelingen uit eerdere zaken, die zijn behandeld in het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850071-17
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/265353-16 en
18/190233-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2017 tot en met 16 november 2017,
in de gemeente Loppersum, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 september 2017, in de gemeente Loppersum, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17 pillen en/of 0,8 gram, in elk geval (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 maart 2017 tot en met 16 november 2017,
in de gemeente Loppersum, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een)
hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
4.
hij op of omstreeks 21 september 2017, in de gemeente Loppersum, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 44,1 gram hennep en/of 4 hennepplanten, in elk
geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat de door een buurtbewoner bij de politie ingeleverde lijsten moeten worden gezien als onderbouwing van de melding van de buurtbewoner en niet als een onrechtmatige stelselmatige burgerobservatie, zodat niet tot bewijsuitsluiting van de uit het opsporingsonderzoek verkregen resultaten hoeft te worden overgegaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van onrechtmatige stelselmatige observatie van verdachte door burgers in opdracht van de politie, nu een buurvrouw door de politie is verzocht om gedurende een periode van meerdere maanden bij te houden welke personen er bij de woning van verdachte kwamen. Daarbij is gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen. Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Nu sprake is van een ernstige inbreuk op de privacy van verdachte levert dit een schending op van artikel 8 EVRM. Dit betreft een ernstig verzuim van belangrijke strafvorderlijke voorschriften waar verdachte nadeel van heeft ondervonden. De doorzoeking van de woning was een rechtstreeks gevolg van de gegevens verkregen uit deze onrechtmatige stelselmatige observatie en heeft geleid tot een schending van zijn huisrecht en (nogmaals van) zijn privacy. De raadsman is van mening dat dit tot bewijsuitsluiting moet leiden van alle door de onrechtmatige gedragingen van verbalisanten verkregen resultaten en de als gevolg daarvan door verdachte afgelegde verklaringen.
Oordeel van de rechtbank
Stelselmatige observatie
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van stelselmatige observatie door burgers. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin sprake geweest van stelselmatige informatie-inwinning door burgers. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat de buren van verdachte gedurende enige maanden hebben bijgehouden welke personen er bij verdachte op bezoek kwamen, hoe lang deze personen daar bleven en met welk vervoermiddel zij daar kwamen. Zij hebben hierbij kennelijk zicht gehad op de voorzijde van de woning van verdachte. De lijsten met daarop gegevens van hetgeen door de buurtbewoner is waargenomen, zijn overhandigd aan de politie en bevinden zich in het dossier.
De rechtbank overweegt -los van de vraag of er door de politie al dan niet opdracht zou zijn gegeven zulks te doen- dat voor een beoordeling van de vraag of sprake is van stelselmatige observatie of informatie-inwinning, en derhalve van een meer dan beperkte inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van belang is of daardoor een min of meer volledig beeld is verkregen van bepaalde aspecten van iemands leven. Hierbij is een aantal elementen van belang, te weten de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ieder voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen.
De rechtbank stelt vast dat de buren van verdachte gedurende een bepaalde periode dagelijks hebben bijgehouden welke personen er bij verdachte aan de deur kwamen. Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre hierdoor een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, is onder meer van belang wat de aard en de intensiteit van de waarnemingen is geweest. De bezoekers van verdachte, en derhalve niet verdachte zelf, werden op verschillende tijdstippen waargenomen op een voor iedereen waarneembare, openbare plaats, te weten voor de woning van verdachte. Er is geen sprake geweest van het volgen van verdachte en er is evenmin sprake geweest van een observatie van verdachte op andere plaatsen dan de ruimte die zichtbaar is vanaf het woonerf van de buren. Er is weliswaar een technisch hulpmiddel ingezet, door foto’s te maken van vervoermiddelen van de bezoekers, maar dit is slechts incidenteel voorgekomen en niet van dien aard dat dit kan bijdragen aan enige stelselmatigheid. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een stelselmatige observatie of stelselmatige informatie-inwinning door een burger. Van een vormverzuim in het vooronderzoek is reeds om die reden geen sprake.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 t/m 4 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 7 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor wat mij wordt verweten. Vanuit mijn woning te Loppersum heb ik in de periode tot aan de doorzoeking in mijn woning op 21 september 2017 amfetamine, oftewel speed, verkocht en verstrekt aan een aantal mensen, zoals [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Ik heb ook aan meerdere personen hennep, oftewel weed, verkocht en verstrekt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 september 2017, opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017058321 d.d. 20 november 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik had vier grote hennepplanten in de tuin. In mijn woning is weed aangetroffen en zijn meerdere XTC pillen aangetroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 november 2017, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik verkocht weed en speed. [naam 1] kocht wel speed en weed bij mij, [naam 2] kocht speed bij mij. [naam 3] kocht weed bij mij en [naam 4] kocht speed en weed bij mij. Ik verkoop dat sinds ongeveer een half jaar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 november 2017, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 4]:
Sinds februari 2017 tot augustus van 2017 kwam ik dagelijks bij [verdachte]. Er lag regelmatig weed en speed op tafel bij [verdachte]. Dit werd dan ook gebruikt door mensen die daar waren. Ik kreeg wel eens een topje weed of speed. Dat was ongeveer één keer in de week. [naam 1] en [naam 3] kochten speed en wiet bij [verdachte]. Ik heb gezien dat [verdachte] daarvoor werd betaald.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2017, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 21 september 2017 werd in de tuin en woning aan de [straatnaam] te Loppersum het volgende aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 4 grote hennepplanten;
- 7 gripzakjes henneptoppen totaal 8,8 gram bruto;
- 17 XTC pillen totaal verdeeld over 10 zakjes;
- 2 gripzakjes met witte kristallen. 2 zakjes van 0,8 gram bruto;
- 1 bakje met 26 gram henneptoppen netto;
- 7 grip zakjes henneptoppen totaal 9,3 gram bruto.
De in beslag genomen vermoedelijke XTC pillen en kristalachtige brokjes en poederresten werden getest door de afdeling Forensische Opsporing bij politie eenheid Noord Nederland. Ik herkende de henneptop, het blad van de hennepplant en de gedroogde henneptop aan kleur, geur en uiterlijk als zijnde hennep. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis waaraan de hars niet is onttrokken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, afzonderlijk opgenomen in het dossier, met daarachter diverse deskundigenrapportages van het Nederlands Forensisch Instituut:
Uit deze documenten volgt samengevat dat de in de onderhavige zaak inbeslaggenomen verdovende middelen werden onderzocht door het NFI met het volgende resultaat:
- 0,82 gram kristalachtige brokjes : bevat MDMA
- 1,90 gram gleuftablet, rood : bevat MDMA (7 tabletten "dolfijn")
- 0,44 gram tablet, goud : bevat MDMA (1 tablet "Phillip Plein")
- 1,11 gram tablet, geel : bevat MDMA (4 tabletten "Pacman")
- 0,27 gram tablet, blauw : bevat MDMA (1 blauw tablet "Mitsubishi")
- 1,6 gram gleuftablet, blauw : bevat MDMA (4 tabletten "Emporia Armani")
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 acht de rechtbank bewezen dat verdachte in speed en weed heeft gehandeld tot aan de datum van doorzoeking van de woning, te weten tot 21 september 2017. Dat verdachte ook nadien nog in speed en weed heeft gehandeld acht de rechtbank niet bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 voorts dat niet kan worden bewezen dat verdachte telkens of op enig moment meer dan 30 gram hennep heeft verkocht of verstrekt, zodat zij deze feiten, gelet op het bepaalde in artikel 11, zesde lid, van de Opiumwet, als overtredingen zal kwalificeren. Nu uit de verklaring van getuige [naam 4] naar voren komt dat verdachte aan hem in de periode van 6 maart 2017 tot augustus 2017, wekelijks een hoeveelheid hennep heeft verkocht of verstrekt en verdachte daarnaast ook meermalen hennep aan [naam 1] en [naam 3] heeft verkocht of verstrekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze overtreding 25 maal heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 maart 2017 tot en met 21 september 2017 in de gemeente Loppersum meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 21 september 2017, in de gemeente Loppersum, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17 pillen en 0,8 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in de periode van 6 maart 2017 tot en met 21 september 2017 in de gemeente Loppersum, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 21 september 2017 in de gemeente Loppersum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 44,1 gram hennep en 4 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. Handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, 25 maal gepleegd;
4. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en met een proeftijd van 3 jaren en daarnaast tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring gepleit voor matiging van de door de officier van justitie gevorderde duur van de taakstraf en kan zich vinden in de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes maanden onder meer schuldig gemaakt aan de handel in speed. Daarnaast heeft hij XTC aanwezig gehad. Het gebruik van harddrugs, en daarmee ook de handel in harddrugs, zorgt voor veel onrust in de maatschappij en is zeer nadelig voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd door in speed te handelen.
Daarnaast heeft verdachte gehandeld in hennep en dit middel aanwezig gehad. Verdachte heeft daarmee eveneens bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs, met alle daarbij komende maatschappelijke problemen.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het reclasseringsadvies staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een langdurige verslavingsproblematiek en depressiviteit. Ook blijkt hieruit dat verdachte een verstandelijke beperking heeft. Op dit moment verblijft verdachte in een begeleide woonvoorziening van Fivelzorg. De kans op recidive ten aanzien van soortgelijke delicten lijkt klein zolang hij hier verblijft. Voorts blijkt hieruit dat verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om over zijn problemen en medicatiegebruik met een gedragsdeskundige in gesprek te gaan. De reclassering ziet mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen in het dag- en nachtritme. Dit zou een positief effect kunnen hebben op het recidiverisico en de kwaliteit van verdachtes leven. Geadviseerd wordt de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden het volgen van een ambulante behandeling en het zich laten begeleiden door een organisatie voor dagbesteding. Er zijn geen contra-indicaties voor de oplegging van een werkstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank het niet wenselijk dat deze prille positieve wending in verdachtes leven wordt doorbroken door een detentie. Naar het oordeel van de rechtbank is het ter voorkoming van recidive van belang dat hulpverlening voorop staat. De rechtbank zal met betrekking tot de misdrijven overgaan tot de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren en met de oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 90 uren passend en geboden. Voor de overtredingen bestaande uit handel in softdrugs zal de rechtbank 25 maal een taakstraf voor de duur van 2 uren opleggen. Het totaal van de op te leggen taakstraf ter zake van de overtredingen bedraagt derhalve 50 uren.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten bankbiljetten ter waarde van
€ 500,--, vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit geldbedrag uit de baten van de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten is begaan en dit gelbedrag toebehoort aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen munten ter waarde van € 29,60 moeten worden teruggegeven aan verdachte, aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

(18/265353-16)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 5 april 2017, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 9 mei 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.
(18/190233-16)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 21 december 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 9 mei 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 2, 3, 10 en 11 Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het onder 1,2 en 4 bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich zal houden en richten naar de voorschriften en aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering;
2. dat de veroordeelde zich zal laten onderzoeken en behandelen door Terwille of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van onderzoek en behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden door een nader te bepalen organisatie voor dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze dagbesteding door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de duur van 90 uren
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast.
Veroordeelt verdachte voor het onder 3 bewezenverklaarde tot:
een taakstraf voor de totale duur van 50 uren (te weten: 25 maal 2 uren).
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen bankbiljetten ter waarde van

€ 500,--.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven munten ter waarde van € 29,60.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/265353-16:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 5 april 2017 vastgestelde proeftijd met één jaar.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/190233-16:
Verlengt de in het vonnis van de politierechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 21 december 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2018.
Mr. Smeets is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.