Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat de door een buurtbewoner bij de politie ingeleverde lijsten moeten worden gezien als onderbouwing van de melding van de buurtbewoner en niet als een onrechtmatige stelselmatige burgerobservatie, zodat niet tot bewijsuitsluiting van de uit het opsporingsonderzoek verkregen resultaten hoeft te worden overgegaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van onrechtmatige stelselmatige observatie van verdachte door burgers in opdracht van de politie, nu een buurvrouw door de politie is verzocht om gedurende een periode van meerdere maanden bij te houden welke personen er bij de woning van verdachte kwamen. Daarbij is gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen. Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek. Nu sprake is van een ernstige inbreuk op de privacy van verdachte levert dit een schending op van artikel 8 EVRM. Dit betreft een ernstig verzuim van belangrijke strafvorderlijke voorschriften waar verdachte nadeel van heeft ondervonden. De doorzoeking van de woning was een rechtstreeks gevolg van de gegevens verkregen uit deze onrechtmatige stelselmatige observatie en heeft geleid tot een schending van zijn huisrecht en (nogmaals van) zijn privacy. De raadsman is van mening dat dit tot bewijsuitsluiting moet leiden van alle door de onrechtmatige gedragingen van verbalisanten verkregen resultaten en de als gevolg daarvan door verdachte afgelegde verklaringen.
Oordeel van de rechtbank
Stelselmatige observatie
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is geweest van stelselmatige observatie door burgers. Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin sprake geweest van stelselmatige informatie-inwinning door burgers. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat de buren van verdachte gedurende enige maanden hebben bijgehouden welke personen er bij verdachte op bezoek kwamen, hoe lang deze personen daar bleven en met welk vervoermiddel zij daar kwamen. Zij hebben hierbij kennelijk zicht gehad op de voorzijde van de woning van verdachte. De lijsten met daarop gegevens van hetgeen door de buurtbewoner is waargenomen, zijn overhandigd aan de politie en bevinden zich in het dossier.
De rechtbank overweegt -los van de vraag of er door de politie al dan niet opdracht zou zijn gegeven zulks te doen- dat voor een beoordeling van de vraag of sprake is van stelselmatige observatie of informatie-inwinning, en derhalve van een meer dan beperkte inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van belang is of daardoor een min of meer volledig beeld is verkregen van bepaalde aspecten van iemands leven. Hierbij is een aantal elementen van belang, te weten de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet toepassen van een technisch hulpmiddel dat méér biedt dan alleen versterking van de zintuigen. Ieder voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt verkregen.
De rechtbank stelt vast dat de buren van verdachte gedurende een bepaalde periode dagelijks hebben bijgehouden welke personen er bij verdachte aan de deur kwamen. Voor de beantwoording van de vraag in hoeverre hierdoor een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, is onder meer van belang wat de aard en de intensiteit van de waarnemingen is geweest. De bezoekers van verdachte, en derhalve niet verdachte zelf, werden op verschillende tijdstippen waargenomen op een voor iedereen waarneembare, openbare plaats, te weten voor de woning van verdachte. Er is geen sprake geweest van het volgen van verdachte en er is evenmin sprake geweest van een observatie van verdachte op andere plaatsen dan de ruimte die zichtbaar is vanaf het woonerf van de buren. Er is weliswaar een technisch hulpmiddel ingezet, door foto’s te maken van vervoermiddelen van de bezoekers, maar dit is slechts incidenteel voorgekomen en niet van dien aard dat dit kan bijdragen aan enige stelselmatigheid. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een stelselmatige observatie of stelselmatige informatie-inwinning door een burger. Van een vormverzuim in het vooronderzoek is reeds om die reden geen sprake.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 t/m 4 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 7 juni 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor wat mij wordt verweten. Vanuit mijn woning te Loppersum heb ik in de periode tot aan de doorzoeking in mijn woning op 21 september 2017 amfetamine, oftewel speed, verkocht en verstrekt aan een aantal mensen, zoals [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4]. Ik heb ook aan meerdere personen hennep, oftewel weed, verkocht en verstrekt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 21 september 2017, opgenomen op pagina 89 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017058321 d.d. 20 november 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik had vier grote hennepplanten in de tuin. In mijn woning is weed aangetroffen en zijn meerdere XTC pillen aangetroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 november 2017, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik verkocht weed en speed. [naam 1] kocht wel speed en weed bij mij, [naam 2] kocht speed bij mij. [naam 3] kocht weed bij mij en [naam 4] kocht speed en weed bij mij. Ik verkoop dat sinds ongeveer een half jaar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 november 2017, opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 4]:
Sinds februari 2017 tot augustus van 2017 kwam ik dagelijks bij [verdachte]. Er lag regelmatig weed en speed op tafel bij [verdachte]. Dit werd dan ook gebruikt door mensen die daar waren. Ik kreeg wel eens een topje weed of speed. Dat was ongeveer één keer in de week. [naam 1] en [naam 3] kochten speed en wiet bij [verdachte]. Ik heb gezien dat [verdachte] daarvoor werd betaald.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 november 2017, opgenomen op pagina 2 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 21 september 2017 werd in de tuin en woning aan de [straatnaam] te Loppersum het volgende aangetroffen en inbeslaggenomen:
- 7 gripzakjes henneptoppen totaal 8,8 gram bruto;
- 17 XTC pillen totaal verdeeld over 10 zakjes;
- 2 gripzakjes met witte kristallen. 2 zakjes van 0,8 gram bruto;
- 1 bakje met 26 gram henneptoppen netto;
- 7 grip zakjes henneptoppen totaal 9,3 gram bruto.
De in beslag genomen vermoedelijke XTC pillen en kristalachtige brokjes en poederresten werden getest door de afdeling Forensische Opsporing bij politie eenheid Noord Nederland. Ik herkende de henneptop, het blad van de hennepplant en de gedroogde henneptop aan kleur, geur en uiterlijk als zijnde hennep. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis waaraan de hars niet is onttrokken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, afzonderlijk opgenomen in het dossier, met daarachter diverse deskundigenrapportages van het Nederlands Forensisch Instituut:
Uit deze documenten volgt samengevat dat de in de onderhavige zaak inbeslaggenomen verdovende middelen werden onderzocht door het NFI met het volgende resultaat:
- 0,82 gram kristalachtige brokjes : bevat MDMA
- 1,90 gram gleuftablet, rood : bevat MDMA (7 tabletten "dolfijn")
- 0,44 gram tablet, goud : bevat MDMA (1 tablet "Phillip Plein")
- 1,11 gram tablet, geel : bevat MDMA (4 tabletten "Pacman")
- 0,27 gram tablet, blauw : bevat MDMA (1 blauw tablet "Mitsubishi")
- 1,6 gram gleuftablet, blauw : bevat MDMA (4 tabletten "Emporia Armani")
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 acht de rechtbank bewezen dat verdachte in speed en weed heeft gehandeld tot aan de datum van doorzoeking van de woning, te weten tot 21 september 2017. Dat verdachte ook nadien nog in speed en weed heeft gehandeld acht de rechtbank niet bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 3 voorts dat niet kan worden bewezen dat verdachte telkens of op enig moment meer dan 30 gram hennep heeft verkocht of verstrekt, zodat zij deze feiten, gelet op het bepaalde in artikel 11, zesde lid, van de Opiumwet, als overtredingen zal kwalificeren. Nu uit de verklaring van getuige [naam 4] naar voren komt dat verdachte aan hem in de periode van 6 maart 2017 tot augustus 2017, wekelijks een hoeveelheid hennep heeft verkocht of verstrekt en verdachte daarnaast ook meermalen hennep aan [naam 1] en [naam 3] heeft verkocht of verstrekt, acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze overtreding 25 maal heeft begaan.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 6 maart 2017 tot en met 21 september 2017 in de gemeente Loppersum meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 21 september 2017, in de gemeente Loppersum, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17 pillen en 0,8 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in de periode van 6 maart 2017 tot en met 21 september 2017 in de gemeente Loppersum, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 21 september 2017 in de gemeente Loppersum opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 44,1 gram hennep en 4 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.