ECLI:NL:RBNNE:2018:2535

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
3 juli 2018
Zaaknummer
18/054402-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennep met vrijspraak voor diefstal van stroom

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het telen van hennep en diefstal van stroom. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van stroom. De tenlastelegging omvatte het telen van hennepplanten in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 juni 2017 in de gemeente Oldambt, en de diefstal van stroom van het bedrijf Enexis B.V. Tijdens de zitting op 15 juni 2018 heeft de verdachte bekend dat hij hennepplanten heeft geteeld, maar de rechtbank achtte niet bewezen dat hij dit samen met anderen heeft gedaan. De rechtbank concludeerde dat de kwekerij met ingang van 15 april 2017 in werking is getreden, gebaseerd op de verklaring van de verdachte en andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van drie maanden afgewezen en in plaats daarvan een taakstraf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd beschouwd. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij Enexis afgewezen, omdat het feit niet bewezen was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/054402-18

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

29 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats]
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Slinkman, advocaat te Appingedam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 juni 2017, in de gemeente Oldambt, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 984, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 28 juni 2017, in de gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen hoeveelheden en/of een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat het is gepleegd in de periode van 1 april 2017 tot en met 28 juni 2017. Niet kan worden bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie, met dien verstande dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd in de periode van 15 april 2017 tot en met 28 juni 2017.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de stukken in het strafdossier. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 juni 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 30 juni 2017, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017168677 d.d. 30 augustus 2017, inhoudende de relatering van verbalisant.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde periode dat zij bewezen acht dat de kwekerij met ingang van 15 april 2017 in werking is getreden. De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van verdachte en de MMA-melding waarin werd gemeld dat er midden april kleine plantjes in zwarte bakken de woning binnen werden gebracht. Voor een bewezenverklaring van een langere periode bevat het dossier onvoldoende bewijs.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 15 april 2017 tot en met 28 juni 2017, in de gemeente Oldambt, opzettelijk heeft geteeld en bewerkt (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van 984 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit en de geldende richtlijnen van het openbaar ministerie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een taakstraf aan verdachte. Een gevangenisstraf acht de raadsman niet opportuun. Verdachte is first offender. Daarbij komt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote problemen mee zou brengen voor zowel verdachte zelf als zijn gezin in Polen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer tweeënhalve maand schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten. Deze hennepplanten stonden in de woning van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald. De handel in softdrugs gaat daarom niet zelden gepaard met geweld, bedreigingen en ripdeals. De hennepteelt veroorzaakt daarnaast veel overlast rondom en schade aan de panden waarin dit plaatsvindt. Dat verdachte hieraan zijn medewerking heeft verleend is laakbaar en kan verdachte worden verweten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de richtlijnen van het LOVS zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van na te noemen duur. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten, zal de rechtbank aan hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.

Inbeslaggenomen goederen

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 940,- moet worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

Enexis heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.529,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 940,- aan verdachte.
Feit 2
Bepaalt dat de benadeelde partij Enexis in haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mrs. S. Zwarts en C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2018.