ECLI:NL:RBNNE:2018:2512

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
18/193812-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en voorhanden hebben van pepperspray in Zwartemeer

Op 21 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee personen in Zwartemeer op 2 januari 2016. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, onder invloed van alcohol, samen met haar medeverdachte de slachtoffers heeft aangevallen. De verdachte heeft de slachtoffers vastgegrepen, hen geslagen en met pepperspray gedreigd. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren op, subsidiair 20 dagen hechtenis. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte en haar medeverdachte een significante bijdrage hebben geleverd aan de geweldsdelicten. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen sprake was van medeplegen en dat de feiten als twee afzonderlijke incidenten moesten worden gezien. De rechtbank vond dat de feiten als een aaneengeschakelde reeks van geweldsdelicten moesten worden beschouwd. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de benadeelde partijen schade hadden geleden door de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/193812-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 2 januari 2016, te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente Emmen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Tuindorp, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welk geweld bestond uit
- het vastgrijpen van die [slachtoffer 1] , en/of
- het naar achteren en/of achter over trekken van die [slachtoffer 1] , en/of
- het tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] stompen en/of slaan, en/of
- het aan het haar van die [slachtoffer 1] trekken, en/of
- het onderuit schoppen van die [slachtoffer 2] , althans het tegen de/een be(e)n(en) van die [slachtoffer 2] schoppen en/of trappen, en/of
- het tegen het hoofd en/of de/een schouder(s) van die [slachtoffer 2] stompen en/of slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 2 januari 2016, te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer personen, te weten, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 1] vast te grijpen, en/of
- die [slachtoffer 1] naar achteren en/of achter over te trekken, en/of
- tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen en/of te slaan, en/of
- aan het haar van die [slachtoffer 1] te trekken, en/of
- die [slachtoffer 2] onderuit te schoppen en/of te trappen, althans tegen
de/een be(e)n(en) van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of te trappen,
en/of
- tegen het hoofd en/of de/een schouder(s) van die [slachtoffer 2] te stompen en/of slaan;
2.
zij op of omstreeks 2 januari 2016, te Zwartemeer, in elk geval in de gemeente Emmen, een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor beide ten laste gelegde feiten gevorderd.
Zij heeft aangegeven dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de verklaringen van aangever respectievelijk aangeefster, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de medische verklaring.
Zij acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend eveneens bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter zitting en de processen-verbaal van bevindingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake was van medeplegen en dat het feitencomplex gezien moet worden als twee van elkaar te onderscheiden incidenten. Bewezen kan worden dat verdachte aangeefster heeft vastgegrepen en aan haar haren heeft getrokken. Dit maakt dat slechts het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Voorts deelt de raadsvrouw het standpunt van de officier van justitie wat betreft het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat aangever en aangeefster op 2 januari 2016 samen over de openbare weg liepen. Aan de overkant van de weg zagen zij verdachte en medeverdachte staan. Verdachte, onder invloed van alcohol, zag aangeefster en aangever lopen. Verdachte heeft verklaard dat zij op dat moment verhaal wilde halen. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte voor aangever en aangeefster gaan staan. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar bij haar linker bovenarm vastgreep, haar naar achteren duwde en haar een klap gaf. Medeverdachte heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte en aangeefster elkaar aan het haar trokken. Voorts heeft aangever verklaard dat hij op dat moment door medeverdachte onderuit werd geschopt. Medeverdachte bevestigt in zijn verklaring dat hij aangever heeft geschopt. Vervolgens ziet aangever dat medeverdachte en verdachte zijn vriendin slaan en dat ook zij op de grond terecht komt.
Gelet op de hiervoor beschreven feitelijke gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen die jegens aangever en aangeefster zijn verricht, kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van gedragingen die in één en dezelfde vechtpartij zijn verricht en waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft – samen met medeverdachte – de fysieke confrontatie opgezocht door naar aangever en aangeefster toe te lopen, de weg voor hen te blokkeren en vervolgens tegen hen geweld toe te passen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte en heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 juni 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 2 januari 2016 opgenomen op pagina 5 e.v. het dossier met nummer PL0100-2016010863 d.d. 9 februari 2016, inhoudende als relatering van verbalisanten;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 januari 2016, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 januari 2016, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016010863 d.d. 9 februari 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :Op zaterdag 2 januari 2016 liep ik met mijn vriend [slachtoffer 2] ter hoogte van Tuindorp te Zwartemeer. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] met zijn rechter been een schop gaf. Ik zag dat [medeverdachte] [slachtoffer 2] tegen zijn goede been, die niet gebroken is geweest, aanschopte. Ik zag dat [slachtoffer 2] omviel. Ik wou [slachtoffer 2] overeind helpen en toen zag en voelde ik dat [verdachte] komend vanaf de zijkant mij bij de linker bovenarm vastgreep. Ze trok mij naar achteren en tegelijker tijd voelde ik dat [verdachte] mij een harde klap gaf tegen mijn kaak aan van de rechterkant van mijn gezicht. Ik voelde de knokkels van [verdachte] haar vuist tegen mijn kaak aangaan en dit veroorzaakte heel veel pijn. Ik zag de arm van [medeverdachte] met gebalde vuist op mij af komen en voelde dat hij mij wel drie tot vier keer met kracht op mijn rechterkaak en onder mijn rechteroog raakte. Ik voelde hierop direct een hevige pijn aan mijn rechterkaak en aan mijn rechter jukbeen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 januari 2016, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [slachtoffer 2] :[medeverdachte] liep op mij af. [medeverdachte] kwam vanaf de zijkant op mij afgelopen. [medeverdachte] gaf mij een trap tegen mijn goeie linker been aan. Hij schopte mijn goeie been onder mijn lichaam vandaan. Hierdoor viel ik op de grond. Toen ik in de benen was zag ik dat [verdachte] en [medeverdachte] mijn vriendin [slachtoffer 1] sloegen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 januari 2016, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:Mijn moeder en [slachtoffer 1] trokken elkaar aan het haar.Ik heb [slachtoffer 2] een trap tegen zijn linkerbeen gegeven. Ik trapte met mijn rechterbeen.
4. Een geneeskundige verklaring, op 1 april 2016 opgemaakt en ondertekend door Wijesinga, arts, pagina 25 van voornoemd procesdossier, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:Lichte zwelling in de enkel rechts. Gevoelige knie. [1]

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 2 januari 2016, te Zwartemeer, openlijk, te weten op de openbare weg Tuindorp, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het vastgrijpen van die [slachtoffer 1] en het naar achteren en achterover trekken van die [slachtoffer 1] en het tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te stompen en het aan het haar van die [slachtoffer 1] trekken en het onderuit schoppen van die [slachtoffer 2] .
2.
zij op 2 januari 2016, te Zwartemeer, een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een giftige traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat - indien de rechtbank tot een veroordeling komt van het primair onder 1 ten laste gelegde - rekening wordt gehouden met de ouderdom van het feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met haar zoon schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Zij is samen met haar zoon ter plaatse gekomen om verhaal te halen. Met zijn tweeën hebben zij vervolgens aangever en aangeefster aangevallen. Verdachte heeft daarbij een forse bijdrage geleverd aan het geweld door aangeefster vast te grijpen, haar naar achteren te trekken, aan haar haar te trekken en haar te stompen. De rechtbank weegt daarbij mee dat het geweld zich op de openbare weg heeft afgespeeld. Naast de aantasting van de persoonlijke integriteit van aangever en aangeefster, dragen geweldplegingen zoals door verdachte en haar zoon zijn gepleegd, bij aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van pepperspray, zijnde een verboden wapen op grond van de Wet wapens en munitie. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen zorgt voor een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 mei 2018. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en derhalve gezien kan worden als first offender. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat verder mee laten wegen dat verdachte ter zitting verantwoordelijkheid voor haar handelen heeft genomen en heeft aangegeven dat zij anders had moeten handelen. Zij heeft verklaard dat zij geen inkomen heeft en samen met haar partner leeft van het door hem gegenereerde inkomen.
De rechtbank laat in het voordeel van verdachte meewegen dat het incident ruim tweeëneenhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en nu pas ter beoordeling aan de rechtbank voorligt.
De rechtbank acht alles overziende, met de officier van justitie, dat een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis in dit geval een passende straf is.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2], bijgestaan door mr. M.A. Pasma, tot een bedrag van € 1.957,67 ter zake van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
[slachtoffer 1]tot een bedrag van € 43,24 ter vergoeding van materiële schade en
€ 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet ontvankelijk wordt verklaard, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gevorderd dat de materiële schade wordt toegewezen en dat de immateriële schade wordt gematigd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van beide vorderingen benadeelde partij heeft de raadsvrouw verzocht om de vorderingen af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk geworden in hoeverre het bewezen verklaarde aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]schade heeft toegebracht. De rechtbank acht het te belastend voor de deze procedure om de zaak aan te houden ten einde hierover meer duidelijkheid te krijgen. Zij zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]schade heeft geleden. De vordering zal dan ook worden afgewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af.

Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2018.
Mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie de foto op pagina 21 van het procesdossier met nummer PL0100-2016010863.