ECLI:NL:RBNNE:2018:251

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
18/920075-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt, diefstal van stroom en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt, diefstal van stroom en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat op 11 januari 2018 plaatsvond, waarbij de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Dekens. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

De tenlastelegging omvatte drie hoofdpunten: het opzettelijk telen van ongeveer 150 hennepplanten, de diefstal van stroom van Enexis B.V. door middel van braak, en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan alle drie de feiten, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken die in het dossier waren opgenomen.

De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 75 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Enexis B.V. van € 1.711,74, met wettelijke rente vanaf 30 december 2015. De rechtbank wees de vordering voor de kosten van de netmeting af, omdat deze kosten als kosten van publieke opsporing werden beschouwd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920075-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
(in het pand [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 150
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen
een hoeveelheid/heden stroom, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht
door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden,
(een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool, zijnde
(een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een
sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor
ontploffing bestemde voorwerp(en)
en/of
munitie van categorie III, te weten centraalvuur hagelpatronen
voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gevorderd.
Zij heeft daartoe verwezen naar de verklaringen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd, maar verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2016, opgenomen op pagina 126 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016214579 d.d. 26 juli 2016, inhoudende de relatering van [getuige 1] en [getuige 2];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2016, opgenomen op pagina 176 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 januari 2016, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2015, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten [getuige 1] en [getuige 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden, opzettelijk heeft geteeld in het pand [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 150 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stroom, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 30 december 2015 te [pleegplaats], gemeente Coevorden, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en munitie van categorie III, te weten centraalvuur hagelpatronen voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Zij heeft bij het bepalen van de strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het OM, de mate van professionaliteit bij de hennepteelt, het feit dat verdachte een first offender is en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de duur van een werkstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij daarbij verzocht ten voordele van verdachte rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep, diefstal van stroom door middel van verbreking en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool en centraalvuur hagelpatronen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten in hoge mate aan. Het kweken van hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Het gebruik van softdrugs, waaronder hennep, kan immers leiden tot schade voor de gezondheid. Daarnaast gaat de kweek van hennep vaak – direct of indirect – gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd, maar met name gehandeld uit winstbejag. Daarbij heeft verdachte een inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander door stroom te stelen van de netbeheerder. Voorts heeft verdachte een gasdrukpistool dat sprekende gelijkenis vertoonde met een echt pistool en munitie in zijn woning aanwezig gehad. Deze feiten, in combinatie met de aangetroffen hennepkwekerij in de woning van verdachte, leveren een ernstig gevaar op voor de veiligheid van de samenleving, hetgeen de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheid dat er sprake is van een relatief lang tijdsverloop tussen de pleegdatum en de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting.
Voorts heeft de rechtbank in verband met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met eerdere veroordelingen van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uur, passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf dan ook aan verdachte opleggen.

Benadeelde partij

Enexis B.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.046,29 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, behoudens de schade voor de netmeting à € 334,55. Daarbij heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het stroomverbruik moet worden betaald, maar dat de kosten voor het dossieronderzoek niet reëel zijn. Hij heeft zich voor wat betreft het overige van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.711,74 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering, behoudens de kosten voor de netmeting, voldoende onderbouwd. De vordering zal daarom tot voornoemd bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2015.
De gevorderde schade voor de netmeting à € 334,55 is naar het oordeel van de rechtbank niet voor toewijzing vatbaar, nu de meting in opdracht van de politie is gemaakt en daarom is te beschouwen als kosten van publieke opsporing. Deze behoren niet op individuele burgers te worden afgewenteld, dus ook niet via de privaatrechtelijke weg op verdachte. De rechtbank zal dat deel van de vordering dan ook afwijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien de benadeelde partij zelf voldoende middelen voor het innen van de toegewezen vordering ter beschikking heeft.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 310, 311, van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 en laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/920075-16, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Enexis B.V.toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.711,74(zegge: duizend zevenhonderdelf euro en vierenzeventig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 december 2015.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2018.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.