ECLI:NL:RBNNE:2018:250

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
18/840074-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en schoolverzuim door minderjarige verdachte

Op 25 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meermalen gepleegde afpersing, poging tot afpersing en schoolverzuim. De verdachte heeft leeftijdsgenoten via WhatsApp en Snapchat bedreigd en gedwongen tot de afgifte van geld en goederen, waaronder een T-shirt, pet, messen en oordopjes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017 meerdere slachtoffers heeft afgeperst door hen te bedreigen met geweld. De verdachte heeft ook niet voldaan aan de Leerplichtwet, door niet geregeld naar school te gaan.

Tijdens de rechtszitting op 11 januari 2018 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, zijn verdediging gepresenteerd. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van bepaalde onderdelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de afpersing en poging tot afpersing, maar heeft hem vrijgesproken van het plegen van geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 5 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling voor verslavingsproblematiek en het volgen van onderwijs.

Daarnaast zijn er benadeelde partijen die schadevergoeding hebben gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook een werkstraf opgelegd voor zijn schoolverzuim. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak voor de verdachte om ondersteuning te krijgen in zijn verdere ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/840074-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.G.E. Klatter, advocaat te Veendam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017 te
Hoogezand en/of sappemeer, (in elk geval/althans) in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, (meermalen) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
(telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren) (een
t-shirt en/of een pet en/of een (of meer) mes(sen) en/of oordopjes en/of een
boksbeugel), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(respectievelijk) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, - zakelijk weergegeven –
- aan die [slachtoffer 1] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (een mes) moest
geven en/of (anders) iemand moest fixen om hem (daartoe) geld te lenen en/of
geld (daartoe) te stelen en/of hem (daarbij) in het vooruitzicht gesteld en/of
laten doorschemeren dat er (anders) door hem, verdachte, en/of zijn,
verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast (door (o.m.) aan te geven dat
hij op school zou worden opgewacht) en/of (derhalve) ('1 op 1') zou worden
gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of zijn,
verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 2] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (oordopjes
en/of pinpasmes en/of boksbeugel) moest geven en/of hem (daarbij) in het
vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er (anders) door hem,
verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast (door
aan te geven dat verdachte en/of zijn vrienden achter hem aan zouden komen
en/of door op hem te schelden) en/of (derhalve) ('1 op 1') zou worden
gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of zijn,
verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 3] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via snapchat) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld moest geven en/of hem (daarbij) in het
vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er (anders) door hem,
verdachte, geweld zou worden toegepast (en/of) (door aan te geven dat er
anders) (een) proble(e)m(en) ('probs') met hem, verdachte, zou(den) ontstaan
(en/of dat na betaling van meer geld de dreiging zou zijn geweken door te
melden dat het dan 'klaar was')
en/of
- aan die [slachtoffer 4] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (een t-shirt
en/of een pet) moest geven en/of (anders) dat hij (daartoe) geld aan andere
mensen moest vragen en/of hem (daarbij) in het vooruitzicht gesteld en/of
laten doorschemeren dat er (anders) door hem, verdachte, geweld zou worden
toegepast (en/of) (door aan te geven dat er anders) (een) proble(e)m(en) met
hem, verdachte, zou(den) ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017 te
Hoogezand en/of Sappemeer, (in elk geval/althans) in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer, (meermalen) (telkens)
een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen (telkens) die ander,
wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te
weten het afgeven van geld en/of (een) goed(eren),
door (- zakelijk weergegeven -)
- aan die [slachtoffer 1] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (een mes) moest
geven en/of (anders) iemand moest fixen om hem (daartoe) geld te lenen
en/of geld (daartoe) te stelen en/of hem (daarbij) in het vooruitzicht gesteld en/of
laten doorschemeren dat er (anders) door hem, verdachte, en/of
zijn, verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast (door (o.m.) aan te geven dat
hij op school zou worden opgewacht) en/of (derhalve) ('1 op 1') zou worden
gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of
zijn, verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 2] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (oordopjes
en/of pinpasmes en/of boksbeugel) moest geven en/of hem (daarbij) in het
vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er (anders) door hem,
verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast (door
aan te geven dat verdachte en/of zijn vrienden achter hem aan zouden komen
en/of door op hem te schelden) en/of (derhalve) ('1 op 1') zou worden
gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of zijn,
verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 3] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via snapchat) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld moest geven en/of hem (daarbij) in het
vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er (anders) door hem,
verdachte, geweld zou worden toegepast (en/of) (door aan te geven dat er
anders) (een) proble(e)m(en) ('probs') met hem, verdachte, zou(den) ontstaan
(en/of dat na betaling van meer geld de dreiging zou zijn geweken door te
melden dat het dan 'klaar was')
en/of
- aan die [slachtoffer 4] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of
dwingende toon berichten (via WhatsApp) heeft verzonden en/of (daarbij)
aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of (een) goed(eren) (een t-shirt
en/of een pet) moest geven en/of (anders) dat hij (daartoe) geld aan andere
mensen moest vragen en/of hem (daarbij) in het vooruitzicht gesteld en/of
laten doorschemeren dat er (anders) door hem, verdachte, geweld zou worden
toegepast (en/of) (door aan te geven dat er anders) (een) proble(e)m(en) met
hem, verdachte, zou(den) ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te
Hoogezand en/of De Groeve, (in elk geval/althans) in de gemeente
Hoogezand-Sappemeer en/of Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van een horloge en/of geld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
(respectievelijk) die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, hebbende verdachte
- aan die [slachtoffer 4] (- zakelijk weergegeven -) (via snapchat) een bericht
verzonden en/of (daarmee) aan hem toegevoegd dat hij een horloge voor hem,
verdachte, moest regelen en hem (daarbij) vervolgens bedreigd met de dood
(door aan te geven dat er anders kogels zouden komen)
en/of
- aan die [slachtoffer 5] (- zakelijk weergegeven -) (meermalen en/of aanhoudend
en/of via WhatsApp) een bericht verzonden en/of (daarmee) aan hem toegevoegd
dat hij geld voor hem, verdachte, moest regelen (desnoods te stelen) en hem
(daarbij) vervolgens bedreigd met het toepassen van geweld (door aan te geven
dat hij, verdachte, anders met zijn, verdachtes, vrienden bij hem thuis
zou(den) komen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
3.
(18.840075.17)
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2016 tot en met 4 juli 2017 te
Hoogezand, (althans) in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland
als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt,
terwijl hij als leerling aan een school, te weten het [naam school]
stond ingeschreven,
niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de
Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde gevorderd. Met betrekking tot het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde acht zij de ‘bedreiging met geweld’ bewezen en niet het plegen van ‘geweld’. Zij heeft verwezen naar de aangiftes en WhatsApp-berichten in het dossier, het proces-verbaal van de leerplichtambtenaar en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde bestanddeel ‘geweld’, nu slechts sprake is van ‘bedreiging met geweld’. Zij heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde tevens aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte bij [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij hem op school zou opwachten. Verder heeft zij verzocht verdachte van het onder 2, eerste gedachtestreepje, ten laste gelegde vrij te spreken, nu niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 4] is bedreigd met kogels in verband met het verkrijgen van een horloge.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht met betrekking tot het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen dat verdachte genoemde personen heeft gedwongen tot afgifte door middel van ‘bedreiging met geweld’. Nu van het plegen van geweld niet is gebleken, zal verdachte van het onderdeel ‘geweld’ worden vrijgesproken.
Verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij bij [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij hem op school zou opwachten. De rechtbank acht echter op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het onder 1 primair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017225103 d.d. 24 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
Op 4 juli kreeg ik een WhatsApp-bericht van [verdachte] dat ik weer geld moest fixen voor hem. Ik heb hem toen een bericht gestuurd dat dit niet kon en toen gebeurde eigenlijk hetzelfde als op 1 juli 2017. [verdachte] bleef mij berichten sturen dat ik hem wel geld moest geven. [verdachte] stuurde mij toen een bericht van: "Anders wordt het een op een maar dat wil je ook niet denk ik" of iets van dezelfde strekking. [verdachte] stuurde mij een bericht dat hij om 18.15 uur het geld moest hebben. Ik was bang dat [verdachte] mij op zou zoeken en in elkaar zou slaan. Omstreeks 22.30 uur heeft [verdachte] mij een bericht gestuurd of ik al iemand had geregeld voor het geld. Ik heb hem toen gestuurd dat ik dat niet had. Toen stuurde [verdachte] mij een bericht over hoe laat ik moest beginnen op school 5 juli 2017. Ik heb toen gestuurd dat ik om 08.00 uur moest beginnen, [verdachte] stuurde mij toen: "Dan zie ik je dan". Ik stuurde [verdachte] een bericht met de vraag wat hij wou gaan doen en toen stuurde [verdachte] mij een bericht met daarin: "Dat zie je dan wel". Ik heb [verdachte] gestuurd dat ik geen zin had om klappen te krijgen en [verdachte] stuurde mij zoiets als: "Dat kan".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2017, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van [naam 1]:
Op 26 juli 2017 heb ik de data uitgelezen van de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer 1]. Er is één chat tussen de aangever [slachtoffer 1] en het telefoonnummer [nummer]. Ik zie dat dit telefoonnummer is opgeslagen onder de naam '[verdachte]'. Ik zie dat [slachtoffer 1], in de chat is aangegeven als 'Unknown'. Ik lees het volgende:
Berichten verstuurd op 4 juli 2017:
[verdachte] 22:06:22
- Al iemand geregeld?
Unknown 22:06:42
- Nee
[verdachte] 22:06:48
- Hmm
[verdachte] 22:06:56
- Hlt moet je morgen op school zijn
Unknown 22:07:03
- Acht hzo
[verdachte] 22:07:12
- Zie ik je dan
Unknown 22:07:20
- K heb niemand
[verdachte] 22:07:33
- Nee drm juist
Unknown 22:07:48
- Wrm wil je me dan zien
[verdachte] 22:08:14
- Zie je morgen wel
Unknown 22:08:24
- K heb geen zin om klappen te krijgen
[verdachte] 22:08:31
- Dat kan
Unknown 22:08:46
- Dat ben je wel van plan he
[verdachte] 22:09:25
- Ik ga niet eens reageren man
Unknown 22:09:30
- Hzo
[verdachte] 22:09:44
- Omdat ik je morgen wel zie zei il
Unknown 22:09:44
- K kan er niks aan doen dat k niemand kan regelen
[verdachte] 22:10:08
- Nee drm zie j me morgen
Verdachte heeft van het hem onder 2 tenlastegelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij [slachtoffer 4] heeft bedreigd met kogels in verband met het verkrijgen van een horloge. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het onder 2 tenlastegelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2018, voor zover relevant, kort en zakelijk weergegeven:
Ik kan het me van die kogels niet herinneren. Ik zeg niet dat het niet klopt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2017, opgenomen op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017225103 d.d. 24 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
[verdachte] heeft mij een bericht gestuurd via snapchat dat ik een horloge voor hem moest fixen. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet kon geven en toen kreeg ik een bericht van [verdachte]: "Beter doe je dat wel, want anders komen er kogels".
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017225103 d.d. 24 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 juli 2017, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2017, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juli 2017, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 augustus 2017, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5];
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal leerplicht d.d. 18 juli 2017, met parketnummer 18/840075-17, inhoudende de relatering van leerplichtambtenaar [naam 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 juli 2017 te Hoogezand en/of Sappemeer, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of goederen (een
T-shirt en een pet en messen en oordopjes en een boksbeugel), toebehorende aan respectievelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, – zakelijk weergegeven –
- aan die [slachtoffer 1] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of dwingende toon berichten via WhatsApp heeft verzonden en daarbij aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of goederen moest geven en/of anders iemand moest fixen om hem daartoe geld te lenen en/of geld daartoe te stelen en/of hem daarbij in het vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er anders door hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast door (o.m.) aan te geven dat hij op school zou worden opgewacht en/of derhalve ('1 op 1') zou worden gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 2] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of dwingende toon berichten via WhatsApp heeft verzonden en/of daarbij aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of goederen (oordopjes en/of pinpasmes en/of boksbeugel) moest geven en/of hem daarbij in het vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er anders door hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden geweld zou worden toegepast door aan te geven dat verdachte en/of zijn vrienden achter hem aan zouden komen en/of door op hem te schelden en/of derhalve ('1 op 1') zou worden gevochten en/of problemen en/of ruzie met hem, verdachte, en/of zijn, verdachtes, vrienden zou(den) ontstaan
en/of
- aan die [slachtoffer 3] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of dwingende toon berichten via snapchat heeft verzonden en/of daarbij aangegeven dat hij hem, verdachte, geld moest geven en/of hem daarbij in het vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er anders door hem, verdachte, geweld zou worden toegepast (en/of) (door aan te geven dat er
anders) problemen ('probs') met hem, verdachte, zouden ontstaan (en/of dat na betaling van meer geld de dreiging zou zijn geweken door te melden dat het dan 'klaar was')
en/of
- aan die [slachtoffer 4] meermalen en/of aanhoudend en/of op dreigende en/of dwingende toon berichten via WhatsApp heeft verzonden en/of daarbij aangegeven dat hij hem, verdachte, geld en/of goederen (een T-shirt en een pet) moest geven en/of anders dat hij daartoe geld aan andere mensen moest vragen en/of hem (daarbij) in het vooruitzicht gesteld en/of laten doorschemeren dat er (anders) door hem, verdachte, geweld zou worden toegepast (en/of) (door aan te geven dat er anders) problemen met hem, verdachte, zouden ontstaan;
2.
hij in de periode van 15 juli 2017 tot en met 27 juli 2017 te Hoogezand en/of De Groeve, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en/of Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van een horloge en/of geld, toebehorende aan respectievelijk die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], hebbende verdachte
- aan die [slachtoffer 4] – zakelijk weergegeven – via snapchat een bericht verzonden en/of (daarmee) aan hem toegevoegd dat hij een horloge voor hem, verdachte, moest regelen en hem (daarbij) vervolgens bedreigd met de dood door aan te geven dat er anders kogels zouden komen
en
- aan die [slachtoffer 5] – zakelijk weergegeven – meermalen en aanhoudend en via WhatsApp een bericht verzonden en daarmee aan hem toegevoegd dat hij geld voor hem, verdachte, moest regelen (desnoods te stelen) en hem (daarbij) vervolgens bedreigd met het toepassen van geweld (door aan te geven dat hij, verdachte, anders met zijn, verdachtes, vrienden bij hem thuis zouden komen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 16 september 2016 tot en met 4 juli 2017 te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten het [naam school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair. afpersing, meermalen gepleegd;
2. poging tot afpersing, meermalen gepleegd;
3. als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de
verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een behandelverplichting van MDFT en Accare, begeleiding van Verslavingszorg Noord Nederland, een alcohol- en drugsverbod met de verplichting mee te werken aan controles hierop en het volgen van onderwijs tot het behalen van een diploma of startkwalificatie. Tevens heeft zij een werkstraf gevorderd voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden overeenkomstig de voorwaarden van de aanhangige civiele procedure.
Daarnaast heeft zij verzocht rekening te houden met een aantal specifieke persoonlijke omstandigheden betreffende de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, een minderjarige jongen, heeft zich schuldig gemaakt aan (een poging tot) afpersing van vijf leeftijdsgenoten. Hij heeft hen door bedreiging met geweld gedwongen (of geprobeerd te dwingen) geld en goederen af te geven. Door via WhatsApp en snapchat veelvuldig dwingende en dreigende berichten te sturen heeft hij zijn leeftijdsgenoten zoveel angst ingeboezemd, dat vier van hen geld, een T-shirt, een pet, messen, oordopjes en een boksbeugel aan verdachte hebben afgegeven. Verdachtes gedrag heeft ervoor gezorgd dat zij ten tijde van het delict erg bang zijn geweest dat verdachte hen (met zijn vrienden) zou komen opzoeken en in elkaar zou slaan. Daarbij hebben zij zich ook op school niet meer veilig gevoeld, terwijl school juist een veilige omgeving zou moeten zijn voor iedere leerling. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte kampte destijds met ernstige verslavingsproblematiek. Om zo snel mogelijk in zijn verslaving te kunnen voorzien, zocht verdachte de personen op waarvan hij inschatte dat hij die het gemakkelijkst kon beïnvloeden. Als niemand aan de bel had getrokken en geen aangifte was gedaan, dan was verdachte naar zijn eigen zeggen doorgegaan met zijn gedrag. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk, maar hoezeer de verslaving ook een verklaring zou kunnen vormen voor de feiten, een verslaving is geen excuus om deze ernstige feiten te plegen.
Dat het niet goed ging met verdachte blijkt ook uit zijn hoge schoolverzuim. Hij spijbelde veel en bleef daarmee doorgaan, ook toen daarop extra hulpverlening werd ingezet. Nu dat niet het gewenste effect heeft gehad, worden daaraan consequenties verbonden. De rechtbank zal verdachte daarom een werkstraf opleggen voor de duur van 30 uren voor zijn spijbelgedrag.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in zijn rapport d.d. 9 november 2017 als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte dient mee te werken aan diagnostiek en behandeling door MDFT en Accare, een drugs- en alcoholverbod wordt opgelegd en het volgen van onderwijs tot het behalen van een diploma of deelcertificaat verplicht wordt gesteld.
De officier van justitie en de raadsvrouw achten ook begeleiding door Verslavingszorg Noord Nederland van belang.
Alles overziend acht de rechtbank voor de afpersing en de poging tot afpersing een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank koppelt daaraan de voornoemde bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en, gelet op de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw, ook de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laat begeleiden door Verslavingszorg Noord Nederland. Voorts legt de rechtbank verdachte een werkstraf op voor de duur van 50 uren.
De rechtbank is van oordeel dat deze straf recht doet aan het leed dat verdachte heeft veroorzaakt, maar daarnaast de verdachte ook kansen en ondersteuning biedt om op het juiste pad te blijven en een positieve wending te geven aan zijn verdere leven.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer 5], tot een bedrag van € 2.508,24 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2.
[slachtoffer 4], tot een bedrag van € 105,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3.
[slachtoffer 3], tot een bedrag van € 25,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
4.
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 264,84 ter vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de gestelde schade te ver verwijderd is van het ten laste gelegde, waardoor geen sprake is van een rechtstreeks causaal verband. Zij heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] integraal toe te wijzen, nu deze naar haar mening voldoende zijn onderbouwd en zij de hoogte van de vorderingen redelijk acht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de materiële schadeposten van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen en de immateriële schade toe te kennen tot een bedrag van € 2.000,- nu zij dit een redelijke vergoeding acht voor de psychische gevolgen die de benadeelde partij heeft ondervonden als gevolg van het ten laste gelegde. Voorts heeft zij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 4], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] moet worden afgewezen. Zij heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] aangevoerd dat de cap en trui kunnen worden teruggegeven aan de benadeelde partij.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] kan worden toegewezen. Voorts heeft zij verzocht het materiële deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] te matigen, in die zin dat het totaal aan afgenomen geld niet € 150,- maar € 100,- bedraagt. Daarnaast heeft zij verzocht het immateriële deel af te wijzen, dan wel de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet, dan wel onvoldoende is onderbouwd en een onevenredige belasting van het strafproces vormt.
Oordeel van de rechtbank

1. [slachtoffer 5]

Naar het oordeel van de rechtbank is de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] gestelde schade geen rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is.

2. [slachtoffer 4]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

3. [slachtoffer 3]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

4. [slachtoffer 2]

Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij K. Meijer materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 214,84 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Gelet op de verklaring van de benadeelde partij in diens aangifte en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte een geldbedrag van € 100,- heeft afgenomen van de benadeelde partij. De overige gevorderde € 50,- is onvoldoende onderbouwd. Voor dat deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het onder 1 primair bewezenverklaarde, kan zij niet vaststellen of de volledige door de benadeelde partij gestelde immateriële schade het rechtstreekse gevolg is geweest van de bewezenverklaarde feiten. De onderbouwing van de vordering is daartoe onvoldoende toereikend. De rechtbank zal om die reden bij het vaststellen van de hoogte van de immateriële schade gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in
artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de immateriële schade wordt geschat op € 350,-.
De rechtbank zal aldus de vordering tot een bedrag van € 564,84 toewijzen te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 juli 2017 en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Leerplichtwet 1969 zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde tot:

een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde dient mee te werken aan diagnostiek en behandeling door MDFT en Accare of soortgelijke instelling(en), zulks ter beoordeling van de reclassering van Jeugdbescherming Noord, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek/behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, zo lang de reclassering van Jeugdbescherming Noord dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde dient mee te werken aan begeleiding door Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering van Jeugdbescherming Noord, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de instelling of begeleider zullen worden gegeven, zo lang de reclassering van Jeugdbescherming Noord dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde dient onderwijs te volgen tot hij een diploma of startkwalificatie heeft behaald;
- de veroordeelde dient zich te onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en dient ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek.
Draagt de reclassering van Jeugdbescherming Noord te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
een werkstraf voor de duur van 50 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen jeugddetentie zal worden toegepast.
Veroordeelt verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde tot:
een werkstraf voor de duur van 30 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 jeugddetentie zal worden toegepast.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/840074-17, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 105,-(zegge: honderdvijf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 105,- (zegge: honderdvijf euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 105,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/840074-17, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 25,-(zegge: vijfentwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 25,- (zegge: vijfentwintig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 25,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/840074-17, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 564,84(zegge: vijfhonderdvierenzestig euro en vierentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 564,84 (zegge: vijfhonderdvierenzestig euro en vierentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 11 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 214,84 aan materiële schade en € 350,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. E. Läkamp en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2018.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.