7.2.De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft ten onrechte niet besloten op het verzoek vermeld in rechtsoverweging 7. Dit is in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal dit, met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig nemen van een besluit, vernietigen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting zoals weergegeven onder 7.1. De kosten voor het inschakelen van een deskundige bij het indienen van de aanvraag, zijn andere kosten dan die voor het inschakelen van rechtsbijstand ten behoeve van het maken van bezwaar. Voor vergoeding van de kostensoorten gelden twee verschillende criteria, zodat afwijzing van vergoeding van de deskundigenkosten niet eveneens afwijzing van de kosten voor rechtsbijstand met zich brengt.
8. Het is niet nodig om de andere gronden van eisers te bespreken.
De rechtbank voorziet zelf
9. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zij zal het primaire besluit herroepen. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de aanvraag van eisers om tegemoetkoming in geleden planschade, ingediend op 2 mei 2016, wordt toegewezen conform het advies van Thorbecke, op basis van taxatie en na aftrek van normaal maatschappelijk risico, tot een bedrag van € 16.000,– (zegge: zestienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend tot aan de dag van volledige betaling van de tegemoetkoming aan eisers. Verder zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van het bestreden besluit. Daarvoor zijn vier redenen.
Ten eerste heeft verweerder ten minste vijf mogelijkheden gehad om deugdelijk te motiveren waarom een second opinion in het onderhavige geval nodig was. Dat had gekund in het primaire besluit, in het verweerschrift gericht aan de Adviescommissie bezwaarschriften, bij het bestreden besluit, in het verweerschrift aan de rechtbank en uiterlijk ter zitting van de rechtbank. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder nogmaals in de gelegenheid zou moeten worden gesteld om alsnog die deugdelijke motivering aan te leveren. Ten tweede is van belang dat beide adviseurs alleen van inzicht verschillen als het gaat om de waardering van de schadeoorzaken en de hoogte van de daaruit voortvloeiende schade. Ten derde ziet de rechtbank in het tijdsverloop gerekend vanaf de datum van de aanvraag om planschade aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Ten slotte is niet vereist dat er nog slechts één beslissing mogelijk is (vgl. rechtsoverweging 8.13 van ECLI:NL:RVS:2016:2582, www.rechtspraak.nl). 10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, zal zij bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,– (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,– en een wegingsfactor 1).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover verweerder overeenkomstig het advies van TOG Nederland B.V. een planschadevergoeding heeft toegekend van € 2.200,–te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming en;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig besluit op het verzoek van eisers om de proceskosten voor de bezwaarfase te vergoeden;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat de aanvraag van eisers om tegemoetkoming in geleden planschade, ingediend op 2 mei 2016, wordt toegewezen conform het advies van Thorbecke, op basis van taxatie en na aftrek van normaal maatschappelijk risico, tot een bedrag van € 16.000,– (zegge: zestienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend tot aan de dag van volledige betaling van de tegemoetkoming aan eisers;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,– (zegge: honderdachtenzestig euro) aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.004,– (zegge: tweeduizendvier euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op: