ECLI:NL:RBNNE:2018:2457

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
LEE 17/3481
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschadevergoeding en deugdelijkheid van advies in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juni 2018, gaat het om een geschil over planschadevergoeding. Eisers, eigenaren van een woning, hebben een verzoek ingediend om vergoeding van planschade als gevolg van een omgevingsvergunning die aan een derde-partij is verleend. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit, omdat verweerder onvoldoende onderbouwd heeft waarom hij afwijkt van het advies van Thorbecke, dat een hogere planschadevergoeding adviseerde. De rechtbank herroept het primaire besluit en kent de eisers een planschadevergoeding toe van € 16.000,–, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de aanvraag. Daarnaast wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eisers en moet het griffierecht worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat bij afwijking van een deskundigenadvies een zorgvuldige motivering vereist is, wat in dit geval ontbrak. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3481

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2018 in de zaak tussen

[eiseres sub 1] , eiseres sub 1,

[eiseres sub 2], eiseres sub 2, beiden te [plaats] , hierna samen aangeduid als "eisers"
(gemachtigde: R.G. van Popta)
en

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden,

(voorheen:
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel), verweerder
(gemachtigden: mr. S.A. Scholten en A.M. den Herder).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[voorletters derde-partij] [achternaam derde-partij], te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder overeenkomstig het advies van TOG Nederland Zuid B.V. (TOG):
- een planschadevergoeding toegekend van € 2.200,–, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming;
- het verzoek van eisers om een redelijke vergoeding van gemaakte kosten voor deskundige bijstand afgewezen en
- aan eisers het door hen betaalde drempelbedrag gerestitueerd.
Bij besluit van 26 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft [voorletters derde-partij] [achternaam derde-partij] te [plaats] , op de voet van het bepaalde in artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen. Daarvan heeft hij gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2018. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij is verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van het volgende.
1.1.
Eisers zijn in 1976 eigenaar geworden van de vrijstaande woning gelegen aan [adres eisers] , te [plaats] . De kaveloppervlakte is 27 are en 45 centiare.
1.2.
[voorletters derde-partij] [achternaam derde-partij] heeft verweerder verzocht om planologische medewerking te verlenen aan verplaatsing van zijn agrarisch bedrijf van de [adres 1 van de derde-partij] te [plaats] naar de [adres 2 van de derde-partij] te [plaats] (kadastraal bekend als gemeente [kadastraal adres og derde-partij] ). Tussen verweerder en [achternaam derde-partij] is een planschadeovereenkomst gesloten. De overeenkomst is gedateerd 3 februari 2015.
1.3.
Bij besluit van 2 juli 2015 heeft verweerder omgevingsvergunning verleend voor een algehele nieuwbouw van een melkveehouderijbedrijf op voornoemde locatie. Bij uitspraak van 4 februari 2016 is het beroep van eisers daartegen ongegrond verklaard (LEE 15/3438).
1.4.
Eisers hebben verweerder verzocht om vergoeding van planschade, wettelijke rente en deskundigenkosten. Het verzoek is ingediend op 2 mei 2016.
1.5.
Verweerder heeft een brief aan Thorbecke B.V. gestuurd. De brief is gedateerd 30 juni 2016. Daarin wordt aan Thorbecke de opdracht verleend voor (onder meer) het uitbrengen van planschadeadvies naar aanleiding van het verzoek van eisers.
1.6.
Op 27 september 2016 heeft Thorbecke een hoorzitting gehouden. Op dezelfde datum heeft de planschadeadviseur zich ter plaatse georiënteerd. Op 7 oktober 2016 heeft een inpandige opname van de woning van eisers plaatsgevonden.
1.7.
Verweerder is geadviseerd een zienswijze naar voren te brengen. Het advies is gedateerd 27 oktober 2016. Verweerder heeft in zijn vergadering van 8 november 2017 conform het advies besloten. Op 11 november 2016 heeft verweerder zijn zienswijze op het conceptadvies van Thorbecke naar voren gebracht. Op 15 november 2016 heeft de derde-partij zijn zienswijze op het conceptadvies naar voren gebracht.
1.8.
Thorbecke heeft een definitief advies uitgebracht aan verweerder. Het advies is gedateerd 28 november 2016. In de zienswijze van verweerder heeft Thorbecke geen aanleiding gezien om tot een andere conclusie te komen.
1.9.
Verweerder is geadviseerd een second opinion te vragen. Het advies is gedateerd 6 december 2016. Verweerder heeft in zijn vergadering van 10 januari 2017 conform het advies besloten.
1.10.
Verweerder heeft een brief aan TOG gestuurd. De brief is gedateerd 6 februari 2017. Daarin wordt aan TOG de opdracht verleend voor beoordeling van het advies van Thorbecke.
1.11.
TOG heeft een contra-expertise aan verweerder gezonden. De brief is gedateerd 7 april 2017.
1.12.
Bij het primaire besluit heeft verweerder overeenkomstig het advies van TOG een planschadevergoeding toegekend van € 2.200,–, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming, het verzoek van eisers om een redelijke vergoeding van gemaakte kosten voor deskundige bijstand afgewezen en aan eisers het door hen betaalde drempelbedrag gerestitueerd. Eisers hebben door tussenkomst van hun gemachtigde bezwaar gemaakt. Er is verzocht om vergoeding van proceskosten.
1.13.
Op 17 juli 2017 heeft de Adviescommissie bezwaarschriften een hoorzitting belegd. Eisers hebben daar hun bezwaar toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigde. Op 2 augustus 2017 heeft de commissie geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en met inachtneming van het advies van de commissie een nieuwe beslissing voor te bereiden op het verzoek om planschade.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Daaraan is – samengevat – ten grondslag gelegd dat verweerder twijfels had over de zorgvuldigheid van het advies van Thorbecke. Er is een zienswijze naar voren gebracht naar aanleiding van hun conceptadvies. Er waren gerede twijfels over de motivering van het advies en over de taxatie. Volgens verweerder is het advies van Thorbecke niet sterk beargumenteerd. In de zienswijze is aangegeven dat het schadebedrag onevenredig hoog is gelet op de schadefactoren die resteerden. De tekst in de schadeanalyse suggereert ook dat de schade meevalt. Daarop is advies gevraagd aan TOG, die deskundig is ter zake van de waardering van onroerende zaken en van waardevermindering daarvan als gevolg van een planologische verslechtering. In dit verband heeft verweerder verwezen naar de besluiten genomen in zijn vergaderingen van 8 november 2016 en 10 januari 2017. Verweerder heeft conform het commissieadvies het verzoek tot vergoeding van de deskundigenkosten afgewezen.
3. Met ingang van 1 januari 2018 is het grondgebied van de opgeheven gemeente Leeuwarderadeel toegevoegd aan de gemeente Leeuwarden.
4. Niet in geschil is dat eisers als gevolg van de omgevingsvergunning van 2 juli 2015 in een nadeliger positie is komen te verkeren. In geschil is de omvang van het nadeel.
5. Voor een korte samenvatting van een beoordeling van een aanvraag om tegemoetkoming in planschade verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582, www.rechtspraak.nl).
6. Eisers voeren aan dat verweerder in het besluit op bezwaar ten onrechte heeft overwogen dat Thorbecke tot een te hoog schadebedrag is gekomen. Volgens eisers is het niet aan verweerder om te beoordelen of het schadebedrag te hoog is.
Daarnaast voeren eisers aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft overwogen dat het advies op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Volgens eisers is daarvan geen sprake gelet op de uitvoerige uitleg van Thorbecke. TOG geeft in haar rapport aan dat er niet direct sprake is van noemenswaardige onzorgvuldigheden en/ of onjuistheden in het uitgebrachte advies. Thorbecke heeft, zoals TOG zelf beaamt, met de juiste afstand en gebruiks- en bouwmogelijkheden op de tussenliggende gronden rekening gehouden. Dit betekent dat TOG niet heeft onderbouwd waarom de planschade van Thorbecke exorbitant hoog zou zijn.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zich niet geheel kon vinden in het conceptadvies van Thorbecke. Er waren gerede twijfels over de motivering van het opgestelde advies en over de taxatie. Het advies is niet sterk beargumenteerd. Daarom is een zienswijze naar voren gebracht. Verweerder verwijst daarnaar. De ingediende zienswijze heeft Thorbecke geen aanleiding gegeven om het conceptadvies aan te passen. Het college kon zich aldus niet vinden in het definitieve advies. Verweerder twijfelde aan de zorgvuldigheid van het advies van Thorbecke. Daarom is een second opinion gevraagd aan een andere adviseur. Verweerder ziet zijn twijfels bevestigd in het advies van TOG.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit bevat geen deugdelijke motivering van de keuze van verweerder om van het advies van Thorbecke af te wijken. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen, voor zover verweerder overeenkomstig het advies van TOG Nederland B.V. een planschadevergoeding heeft toegekend van € 2.200,–, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming. Het te vernietigen deel van het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:9 en artikel 7:12 van de Awb. Daartoe overweegt zij als volgt.
6.2.1.
Verweerder heeft Thorbecke op grond van artikel 6.1.3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening aangewezen als de adviseur die een advies uitbrengt over de op de aanvraag van eisers te nemen beslissing. Daarmee is Thorbecke een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb. Op grond van artikel 3:9 van de Awb dient het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
6.2.2.
Thorbecke heeft in haar definitieve advies – samengevat – overwogen dat door de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning een planologisch nadeel voor eisers is ontstaan. Dat heeft een waarde-verminderend effect op de bij hen in eigendom zijnde onroerende zaak. Dit planologisch nadeel bestaat uit een nadelige wijziging van het uitzicht en de situering. Daarnaast is door het intensievere gebruik van de gronden een toename van meer (milieu)hinder voor eisers ontstaan. Van passieve of actieve risicoaanvaarding is geen sprake. Thorbecke heeft het eigendom van eisers vóór de planologische wijziging getaxeerd op € 350.000,– en de waardevermindering daarvan becijferd op € 23.000,–. Er is geen aanleiding gezien om een normaal maatschappelijk risico te hanteren dat afwijkt van de drempelwaarde van 2%, bedoeld in artikel 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in dit geval € 7.000,–, zijnde 2% van € 350.000,–). Daarom komt € 16.000,– voor vergoeding in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming in planschade, d.d. 2 mei 2016, tot aan de dag van uitkering van de tegemoetkoming.
In het definitieve advies heeft Thorbecke gemotiveerd overwogen dat, en waarom, de zienswijzen van verweerder en de derde-belanghebbende, ingediend naar aanleiding van het conceptadvies van 17 oktober 2016, niet leiden tot aanpassingen in het definitieve advies.
6.2.3.
Het staat een bestuursorgaan vrij om van het advies van een door hem geraadpleegde deskundige af te wijken, indien het dit advies of onderdelen ervan onjuist acht. Afwijking dient echter, al dan niet op basis van een ander deskundigenadvies, deugdelijk gemotiveerd te worden (gl. rechtsoverweging 6.1. van de uitspraak van de ABRvS van 6 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3393, www.rechtspraak.nl).
6.2.4.
De motivering van verweerders besluiten, genomen in zijn vergaderingen van 8 november 2016 en 10 januari 2017 bevat geen aanknopingspunten om het advies van Thorbecke (op onderdelen) onjuist te achten.
De rechtbank stelt vast dat die motivering gedeeltelijk dezelfde argumenten bevat die in verweerders zienswijze van 11 november 2016 naar voren zijn gebracht. De rechtbank stelt vast dat TOG die argumenten niet heeft onderschreven. De rechtbank overweegt dat de argumenten door Thorbecke gemotiveerd zijn weerlegd. Daarnaast is in het besluit van 10 januari 2017 vermeld dat aan verweerder wordt geadviseerd
"[…] een taxateur in te schakelen die op de hoogte is van effecten van agrarische bedrijven op de woonomgeving en de daaruit voorvloeiende waardeontwikkelingen voor particuliere woningen en hier bekend is in de regio."
Voor zover verweerder daarmee heeft bedoeld dat de taxateur niet beschikte over de benodigde expertise ziet de rechtbank daarvoor geen grond. De door TOG ingeschakelde taxateur komt tot een waarde die minder dan 3% afwijkt van de waarde die door Thorbecke tot uitgangspunt is genomen (€ 340.000,– versus € 350.000,–). Daarmee liggen die taxaties in dezelfde bandbreedte, terwijl verweerder geen aanleiding heeft gezien om kanttekeningen te plaatsen bij de deskundigheid van de taxateur die is ingeschakeld door TOG.
6.2.5.
De rechtbank stelt vast dat TOG veeleer tot een andere waardering van de schadefactoren en tot een andere inschatting van de hoogte van de schade. De contra-expertise van TOG bevat daarom evenmin aanknopingspunten om het advies van Thorbecke (op onderdelen) onjuist te achten.
TOG heeft in de contraexpertise van 7 april 2017 geconcludeerd dat er niet direct sprake is van noemenswaardige onzorgvuldigheden en/of onjuistheden in het uitgebrachte advies van Thorbecke. TOG kan zich overwegend verenigen met de inhoud van het onderhavige advies. De door de adviseur geconstateerde schade is volgens TOG echter exorbitant hoog. Een schadepercentage van 6,6% staat volgens hen niet in verhouding tot de voor eisers planologisch nadeliger positie, gelet op de afstand van het plangebied ten opzichte van het object en tekening houdend met de gebruiks- en bouwmogelijkheden op de tussengelegen gronden. TOG heeft eisers eigendom vóór de planologische wijziging getaxeerd op € 340.000,– en de waardevermindering daarvan becijferd op € 9.000,–. Er is geen aanleiding gezien om een normaal maatschappelijk risico te hanteren dat afwijkt van de drempelwaarde van 2%, bedoeld in artikel 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in dit geval € 7.000,–, zijnde 2% van € 340.000,–), zodat € 2.200,– voor vergoeding in aanmerking komt.
7. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte niet heeft besloten op het verzoek om de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase te vergoeden.
7.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de afwijzing van het verzoek om vergoeding van de deskundigenkosten moet worden begrepen dat de proceskostenvergoeding in bezwaarfase ook is afgewezen.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond slaagt. Verweerder heeft ten onrechte niet besloten op het verzoek vermeld in rechtsoverweging 7. Dit is in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal dit, met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig nemen van een besluit, vernietigen. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting zoals weergegeven onder 7.1. De kosten voor het inschakelen van een deskundige bij het indienen van de aanvraag, zijn andere kosten dan die voor het inschakelen van rechtsbijstand ten behoeve van het maken van bezwaar. Voor vergoeding van de kostensoorten gelden twee verschillende criteria, zodat afwijzing van vergoeding van de deskundigenkosten niet eveneens afwijzing van de kosten voor rechtsbijstand met zich brengt.
8. Het is niet nodig om de andere gronden van eisers te bespreken.
De rechtbank voorziet zelf
9. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Zij zal het primaire besluit herroepen. Voorts zal de rechtbank bepalen dat de aanvraag van eisers om tegemoetkoming in geleden planschade, ingediend op 2 mei 2016, wordt toegewezen conform het advies van Thorbecke, op basis van taxatie en na aftrek van normaal maatschappelijk risico, tot een bedrag van € 16.000,– (zegge: zestienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend tot aan de dag van volledige betaling van de tegemoetkoming aan eisers. Verder zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van het bestreden besluit. Daarvoor zijn vier redenen.
Ten eerste heeft verweerder ten minste vijf mogelijkheden gehad om deugdelijk te motiveren waarom een second opinion in het onderhavige geval nodig was. Dat had gekund in het primaire besluit, in het verweerschrift gericht aan de Adviescommissie bezwaarschriften, bij het bestreden besluit, in het verweerschrift aan de rechtbank en uiterlijk ter zitting van de rechtbank. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder nogmaals in de gelegenheid zou moeten worden gesteld om alsnog die deugdelijke motivering aan te leveren. Ten tweede is van belang dat beide adviseurs alleen van inzicht verschillen als het gaat om de waardering van de schadeoorzaken en de hoogte van de daaruit voortvloeiende schade. Ten derde ziet de rechtbank in het tijdsverloop gerekend vanaf de datum van de aanvraag om planschade aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Ten slotte is niet vereist dat er nog slechts één beslissing mogelijk is (vgl. rechtsoverweging 8.13 van ECLI:NL:RVS:2016:2582, www.rechtspraak.nl).
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, zal zij bepalen dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.004,– (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,– en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover verweerder overeenkomstig het advies van TOG Nederland B.V. een planschadevergoeding heeft toegekend van € 2.200,–te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag om tegemoetkoming en;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet-tijdig besluit op het verzoek van eisers om de proceskosten voor de bezwaarfase te vergoeden;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat de aanvraag van eisers om tegemoetkoming in geleden planschade, ingediend op 2 mei 2016, wordt toegewezen conform het advies van Thorbecke, op basis van taxatie en na aftrek van normaal maatschappelijk risico, tot een bedrag van € 16.000,– (zegge: zestienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat de aanvraag is ingediend tot aan de dag van volledige betaling van de tegemoetkoming aan eisers;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,– (zegge: honderdachtenzestig euro) aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.004,– (zegge: tweeduizendvier euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.