Op 22 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere brandstichtingen in Groningen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van drie van de vier ten laste gelegde brandstichtingen, maar veroordeelde haar voor één brandstichting. De verdachte, geboren in 1990, was op de zitting aanwezig en werd bijgestaan door haar advocaat, mr. H.P. Eckert. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.
De tenlastelegging betrof brandstichtingen die plaatsvonden op 7 en 10 september 2017. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de eerste drie brandstichtingen, ondanks sterke aanwijzingen voor het daderschap van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was voor deze branden, en dat de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict niet voldoende was om haar te veroordelen.
Voor de vierde brandstichting, die op 10 september 2017 plaatsvond, oordeelde de rechtbank echter dat er wel voldoende bewijs was. De verdachte was kort voor de ontdekking van de brand in de buurt van de auto gezien, en er was een sterke brandlucht geroken. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden zoals aanbevolen door de reclassering. De verdachte werd ook verplicht om zich te laten behandelen voor haar problematiek, die onder andere een borderline persoonlijkheidsstoornis omvatte. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte.