ECLI:NL:RBNNE:2018:2377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
K L 6558456 \ CV EXPL 18-19 (E)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door opzettelijk injecteren van een paard met regenwater

In deze zaak vordert eiseres [A] schadevergoeding van gedaagde [B] wegens de opzettelijke injectie van haar paard met regenwater. De feiten zijn als volgt: [A] huurt sinds 2001 een stallencomplex waar [B] zijn paarden heeft gestald. In 2006 heeft [A] een paard van [B] gekocht. De verhoudingen verslechterden, en [A] sommeerde [B] om de stal te verlaten. Na een bedreiging door [B] installeerde [A] een camera. Op 26 maart 2016 constateerde een dierenarts dat het paard symptomen vertoonde van een injectie/steekwondje. Camerabeelden toonden aan dat [B] op die dag in de box van het paard was geweest. De politierechter oordeelde dat [B] opzettelijk het paard had beschadigd, wat leidde tot een taakstraf en schadevergoeding aan [A].

[A] heeft [B] aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeide uit deze onrechtmatige daad. De kantonrechter oordeelt dat [B] aansprakelijk is voor de schade die [A] heeft geleden door de injectie. De kantonrechter beoordeelt de vorderingen van [A] en komt tot de conclusie dat de kosten voor voeding, supplementen en NO-therapie voor vergoeding in aanmerking komen. De kantonrechter wijst echter enkele andere kosten af, zoals de kosten voor een bewakingscamera, omdat deze niet als gevolg van de onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend aan [B]. Uiteindelijk wordt [B] veroordeeld tot betaling van € 1.860,03 aan [A], vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 6558456 \ CV EXPL 18-19
vonnis van de kantonrechter d.d. 26 juni 2018
inzake
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Glijnis,
tegen
[B] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J. Achterveld.
Partijen zullen hierna [A] en [B] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens vermindering van eis
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
[A] huurt vanaf 2001 een stallencomplex in Beetsterzwaag . [B] heeft hier vanaf een zeker moment zijn paarden gestald. [A] heeft vervolgens in 2006 een paard van [B] gekocht, verder te noemen het paard.
2.2.
De verhoudingen tussen partijen zijn op een zeker moment verslechterd. [A] heeft [B] om deze reden op 23 februari 2016 gesommeerd om de stal uiterlijk op 31 maart 2016 te verlaten. [A] heeft na een bedreiging door [B] op 26 maart 2016 een camera in het stallencomplex geïnstalleerd.
2.3.
In de avond van 26 maart 2016 heeft [A] opgemerkt dat het paard zich niet goed voelde. De op die avond geconsulteerde dierenarts heeft 's avonds schriftelijk verklaard dat hij heeft geconstateerd dat de linkerborst van het paard flink was gezwollen en dat het paard symptomen had van een injectie/steekwondje. In de schriftelijke verklaring van de dierenarts staat voorts -kort gezegd- nog vermeld dat het dier lichte verhoging had, stram was en dat het door de enorme zwelling ernstig in haar gezondheid is geschaad.
2.4.
Uit de camerabeelden van 26 maart 2016 is gebleken dat [B] die dag in de box van het paard is geweest.
2.5.
Na een door [A] gedane aangifte heeft de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland op 6 juli 2016 geoordeeld dat [B] opzettelijk en wederrechtelijk het paard van [A] heeft beschadigd. [B] heeft het paard geïnjecteerd met regenwater. [B] is door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling aan de Staat ten behoeve van [A] voor een bedrag van € 904,97 (waarvan € 300,00 immateriële schadevergoeding). Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
2.6.
[B] is door [A] bij brief van 5 oktober 2016 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. [B] heeft de aansprakelijkheid erkend.
2.7.
In een schriftelijke verklaring van 23 februari 2017 van dierenarts J.T. Siebinga staat voor zover relevant het volgende vermeld.
"Hierbij verklaart ondergetekende dierenarts J.T. Siebinga op 18 mei 2016 s' avonds in telefonisch consult het volgende te hebben besproken met Mevr. [A] (…)
De vraag van de eigenaar was (…), of het dier ook een intraveneuze injectie zou kunnen krijgen (…).
Ondergetekende heeft (…) het advies te geven dit niet te doen (…)
(…)
Bovendien was de oorzaak van de koortspieken bekend. Het ging hier om diverse abcessen in keel en borststreek."
2.8.
Op 28 april 2017 heeft de paardendierenarts E.J. Ebbens nog verklaard:
"(…)
Bij genoemd trauma in de borst door injectie met niet steriele, lichaamsvreemde vloeistof, zal een afweerreactie ontstaan. Meestal is dit een ontstekingsreactie met het risico van systematische verspreiding van bacteriën door het lichaam.
Om de kans van infectie en daarmee een ziek paard te beperken zal er een behandeling noodzakelijk zijn. Dit betreft dan vaak een antibiotica kuur en een koortsremmende therapie zoals bij [C] is uitgevoerd.(…)
Een lange periode van koorts met pieken en dalen, kan met mogelijke waarschijnlijkheid duiden op een septicaemie (bloedvergiftiging).
Een septicaemie kan levensbedreigend worden als er op diverse plaatsen in het lichaam infectiehaarden ontstaan. Hierbij hebben we dan duidelijk te maken met een klinisch zeer ziek paard.
Voor de procedure is een goede wetenschappelijke onderbouwing vanuit de Faculteit dierengeneeskunde afdeling paard te Utrecht aan te raden.(…)"
2.9.
In het medisch dossier van het paard heeft Siebinga op 6 mei 2016 vermeld:
"Borst dunner, NO therapie toegepast 2x lijkt enig effect te hebben. (…)"
2.10.
In de brief van 8 juni 2017 'Blauwe Hengst', een opleidings- en behandelcentrum voor paarden staat kort gezegd vermeld dat advies is uitgebracht voor het herstel van het paard en dat gedurende langere tijd supplementen zijn voorgeschreven.
2.11.
In een brief van 16 juni 2016 heeft W. Beuving, behandelaar N.O. Therapie, op verzoek van [A] uiteengezet wat N.O.-therapie inhoudt en waarvoor het wordt ingezet. Bij de brief is een 'onderbouwing NO-therapie' gevoegd waarin onder meer uiteen wordt gezet wat de therapeutische effecten zijn. Ook wordt hierin een zogeheten wetenschappelijke onderbouwing gegeven van NO-therapie.
2.12.
[B] heeft naar aanleiding van het vonnis van de politierechter een bedrag van € 604,97 vergoed aan materiële schade. [B] heeft daarnaast nog de kosten van de dierenarts, de borstbeschermer, de startpas en stapmolendeken vergoed. In totaal heeft [B] voorafgaand aan de procedure een bedrag van € 3.132,24 aan materiële schade betaald. Tijdens de procedure heeft hij de resterende dierenartskosten ten bedrage van € 69,49 voldaan.

3.De standpunten van partijen

Het standpunt van [A]

3.1.
[A] vordert na vermindering van eis -samengevat- om [B] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.634,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2017 en tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 395,38 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding; een en ander met veroordeling van [B] in de proceskosten, de wettelijke rente daarover en de nakosten.
[A] stelt -kort gezegd- dat de gemaakte kosten van voeding en supplementen, de NO-therapie en de "diverse kosten" het rechtstreeks gevolg zijn van de door [B] gepleegde onrechtmatige daad en dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Het standpunt van [B]
3.2.
betwist -kort gezegd- dat sprake is van causaal verband tussen zijn handelen en de door [A] gemaakte kosten die zij in deze procedure vordert.
De beoordeling van het geschil3.3. Tussen partijen staat vast dat [B] een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het paard opzettelijk te injecteren met regenwater. Het paard is hierdoor ernstig in haar gezondheid geschaad. Er zijn ontstekingsreacties bij het paard ontstaan, waarbij de borst van het paard is opgezwollen, het paard hoge koorts heeft gekregen en abcessen en open geïnfecteerde wonden op de huid zijn ontstaan. Niet in geschil is dat [B] gehouden is de door [A] geleden schade te vergoeden die het gevolg is van zijn handelen. [B] heeft de schade voldaan voor zover deze betrekking heeft op de dierenartskosten, de startpas, de borstbeschermer en stapmolendeken. Ter beoordeling ligt thans voor of [B] gehouden is de restantvordering ten bedrage van € 2.634,37 te voldoen. [B] betwist namelijk dat hij verplicht is de door [A] gemaakte kosten aan voeding, voedingssupplementen, NO-therapie en de kosten die genoemd zijn onder de post "diversen" te vergoeden. Volgens [B] kunnen de hiervoor genoemde kosten niet als gevolg van zijn handelen aan hem worden toegerekend.
3.4.
De kantonrechter stelt voorop dat in artikel 6:98 BW is bepaald dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Hierbij dient mede gelet te worden op de aard van de aansprakelijkheid en de schade. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de aard van de aansprakelijkheid mee, namelijk het opzettelijk injecteren van het paard met regenwater, dat een ruime toerekening van de schade op zijn plaats is. Ook de ernst van de gezondheidsschade brengt dit mee. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat het handelen van [B] ernstige medische gevolgen heeft gehad voor het paard. Voor zover [B] in het kader van zijn verweer heeft aangeven dat onvoldoende onderzoek naar de medische toestand van het paard heeft plaats gevonden gaat de kantonrechter daaraan voorbij. De in het geding gebrachte verklaringen van de geconsulteerde dierenartsen zijn niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist en de kantonrechter heeft geen aanleiding te twijfelen over hun bevindingen.
Voeding
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [A] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door [A] gemaakte kosten wegens het bijvoeren van het paard met Metazoa, een breedspectrum mineralen- en vitaminesupplement, en Lucernemix, met een laag gehalte aan zetmeel en suikers in verband staan met het schade toebrengend handelen van [B] . Onvoldoende gemotiveerd betwist is namelijk dat het paard moeite had met het eten van het normale voer en dat het van belang was om kleine hoeveelheden voer toe te dienen met daarin de benodigde voedingsstoffen. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [B] dat geen sprake was van een abces in de keel, en dat de speciale voeding daarom niet noodzakelijk was. Uit de schriftelijke verklaring van de dierenarts van 23 februari 2017 blijkt namelijk dat sprake was van abcessen in de keel. De door [A] gevorderde kosten ten bedrage van € 154,75 en € 75,35, komen in beginsel dan ook voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter is echter met [B] van oordeel dat [A] zich de kosten van normale voeding heeft kunnen besparen. Nu geen van partijen zich heeft uitgesproken over het hiermee gemoeide bedrag en aan de kantonrechter op grond van het bepaalde in artikel 6:97 BW de bevoegdheid toekomt om de schade te schatten indien zij niet nauwkeurig kan worden vastgesteld wordt de schade wegens het bijvoeren met de speciale voeding geschat op een bedrag van € 175,00 in totaal.
supplementen
3.6.
[A] heeft een bedrag van € 846,49 gevorderd wegens de aanschaf van supplementen die zijn voorgeschreven door het opleidings- en behandelcentrum voor paarden dat zich bezig houdt met natuurgeneeskunde, "De Blauwe Hengst". Dat sprake is van een alternatieve vorm van diergeneeskunde, zoals [B] in zijn verweer heeft aangevoerd, maakt nog niet dat van vergoeding van deze kosten geen sprake kan zijn. Kosten van niet gangbare geneeskunde komen doorgaans voor vergoeding in aanmerking als aannemelijk is dat de behandeling een heilzame bijdrage levert aan het genezingsproces. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [A] er van uitgaan dat de door De Blauwe Hengst voorgeschreven supplementen een positieve bijdrage zouden leveren aan het herstel van het paard. Voorts is aannemelijk dat [A] de kosten van de supplementen niet had gehad als het paard gezond was gebleven. Bij de beantwoording van de vraag of deze kosten als gevolg van het handelen van [B] aan hem dienen te worden toegerekend acht de kantonrechter uiteindelijk beslissend dat [B] het paard opzettelijk met regenwater heeft geïnjecteerd en dat de gezondheid van het paard daardoor ernstig is aangetast. Het gevorderde bedrag van € 846,49 zal mitsdien worden toegewezen.
NO-therapie
3.7.
Met betrekking tot de kosten van NO-therapie is de kantonrechter op dezelfde gronden van oordeel dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. In de gegeven omstandigheden heeft [A] deze kosten in redelijkheid mogen maken. Dat de NO-therapie een heilzame werking kan hebben op (onder andere) het aanmaken van nieuw en gezond weefsel is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Dit kan worden afgeleid uit de bij de brief van Beuving van 16 juni 2016 gevoegde 'onderbouwing N.O.-Therapie' in samenhang met de opmerking van de dierenarts op 6 mei 2016 in het medisch dossier van het paard dat de therapie "enig effect lijkt te hebben". De kosten van NO-therapie ten bedrage van € 1.443,51 dienen daarom door [B] te worden voldaan.
Diversen
3.8.
De door [A] gevorderde bedragen in verband met de aanschaf van een bewakingscamera van € 246,82 en de douanerechten ten bedrage van € 52,27 worden afgewezen. Een juridische grondslag ontbreekt voor vergoeding van voornoemde kosten die zijn gemaakt voordat de schade toebrengende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Deze kosten zijn dan ook niet als gevolg van het handelen van [B] aan hem toe te rekenen. Met betrekking tot de overige kosten die onder de post "diversen" zijn ondergebracht is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat naast de reguliere behandeling van de dierenarts, de speciale herstel bevorderende voeding, met daarin onder andere mineralen- en vitaminesupplementen en de voorgeschreven supplementen, ook nog de producten/medicijnen benodigd waren die onder punt 37 van de dagvaarding zijn opgenomen. De kantonrechter wijst om die reden de vordering ter hoogte van € 719,21 af.
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat [B] inmiddels € 3.201,73 (€ 3.132,24 + 69,49) heeft voldaan. [B] had een bedrag van € 5.061,76 (€ 2.437,05 dierenartskosten + € 175,00 voeding + € 846,49 supplementen + € 1.443,51 NO-therapie + € 21,71 borstbeschermer + € 30,00 stapmolendeken + € 108,00 startpas) moeten voldoen. Dit brengt mee dat een bedrag van € 1.860,03 (€ 5.061,76 - € 3.201,73) voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde wettelijke rente zal als zijnde niet betwist worden toegewezen vanaf 27 februari 2017.
3.10.
[A] vordert tot slot een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Nu onvoldoende onderbouwd is gesteld dat kosten zijn gemaakt anders dan ter voorbereiding van de zaak zullen de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen
.
3.11.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hieronder is vermeld.
3.12.
[B] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De proceskosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 97,31
- griffierecht € 226,00
- salaris gemachtigde
€ 300,00(2 punten x tarief € 150,00)
totaal € 623,31.
Beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt [B] tot betaling aan [A] van een bedrag groot € 1.860,03 (zegge: achttienhonderdzestig euro en drie cent) te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 februari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. veroordeelt [B] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 623,31 en te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag indien niet binnen veertien dagen na heden aan dit vonnis is voldaan met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3. veroordeelt [B] , indien niet binnen veertien dagen na heden volledig aan dit vonnis is voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.A. Werkema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 601