ECLI:NL:RBNNE:2018:2330

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
18/050591-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens schennispleging en belaging met betrekking tot herhaaldelijk ongewenst gedrag van verdachte richting meerdere aangeefsters

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van schennispleging en belaging. De verdachte heeft in een periode van acht weken drie aangeefsters herhaaldelijk belaagd door zich voor hun woning op te houden en daar seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich meermalen op verschillende tijdstippen voor de woning van de aangeefsters heeft opgehouden, waarbij hij zijn ontblote geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft afgetrokken. Dit gedrag vond plaats op een galerij van een appartementencomplex, zichtbaar vanaf de openbare weg.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van een deel van de beschuldigingen die niet wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en de camerabeelden als bewijs gebruikt om de stelselmatige en wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters vast te stellen. De verdachte heeft zijn gedrag voortgezet, ondanks dat hij op de hoogte was van de afkeuring van de aangeefsters.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaar, onder bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 250,00 per slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/050591-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 5 augustus 2017 tot en met 28 januari 2018 te Groningen, meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de galerij van een appartementencomplex aan de [straatnaam] (ter hoogte van nummer [nummer] ), in elk geval op of aan een openbare weg, door (telkens) zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken;
2
hij in of omstreeks de periode van 2 december 2017 tot en met 28 januari 2018 te Groningen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , door -meermalen op verschillende tijdstippen langs de woning [straatnaam] te Groningen te lopen en/of - meermalen op verschillende tijdstippen zich in de buurt van de woning [straatnaam] op te houden en/of - meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, voor, althans in de buurt van, de woning [straatnaam] zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken met het oogmerk die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat het onder 1 ten laste gelegde is gepleegd vóór 1 december 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde voor zover het betreft de periode van 5 augustus 2017 tot en met 1 december 2017.
Ten aanzien van feit 1 dient de rechtbank rekening te houden met het besloten karakter van een galerij, die in beginsel slechts toegankelijk is voor de bewoners van het appartementencomplex en daarmee niet kan worden aangemerkt als een openbare, voor het publiek toegankelijke, plaats.
Ten aanzien van feit 2 is in de eerste plaats geen sprake van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefsters. Aangeefsters hadden in de keuken van hun woning en zichtbaar vanaf de galerij een bord met de tekst 'Huize Potloodventer' geplaatst, hetgeen veeleer door hen ervaren luchtigheid over verdachtes handelen leek te benadrukken dan afkeer daartegen. Verdachte heeft zich de impact van zijn handelen op aangeefsters niet gerealiseerd. Er is ook geen sprake van stelselmatigheid van verdachtes handelen, nu verdachte slechts in het kader van het spelen van het computerspelletje Pokémon Go op zijn telefoon langs de woning van aangeefsters liep.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde, voor zover het betreft de periode van 5 augustus 2017 tot en met 1 december 2017, niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het overige deel van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2018:
Het klopt dat ik in de periode december 2017 tot en met 28 januari 2018 meermalen op verschillende tijdstippen op de galerij van het appartementencomplex aan de [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummer] mijn ontblote geslachtsdeel heb getoond en mij heb afgetrokken. Het klopt dat ik degene ben die in de beschrijving van de camerabeelden door de politie wordt aangeduid als verdachte.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 januari 2018, opgenomen
op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018024572 d.d. 12 februari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondagochtend, 3 december 2017 omstreeks 00:30 uur was ik in de keuken van onze
woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik woon daar samen met [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] . Onze keuken grenst aan de galerij. Ik zag dat een man op onze
galerij voor het keuken raam aan het masturberen was.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 12 februari 2018, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
Door een buurman werd naar aanleiding van de aanhoudende stalking in december 2017 een privécamera geïnstalleerd in de woning aan de [straatnaam] te Groningen. Deze camera stond gericht op de galerij voor de woning. Deze camerabeelden werden door mij bekeken.
Op het bestand 26-01 02:35 uur is te zien dat de verdachte zijn broek een stuk naar beneden doet waardoor zijn geslachtsdeel te zien is. Vervolgens pakt de verdachte met zijn linkerhand zijn geslachtsdeel vast.
Op het bestand 26-01 04:22 uur is te zien dat verdachte zijn geslachtsdeel in zijn linkerhand vasthoudt en al lopend in de woning kijkt.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 19 januari 2018,
opgenomen op pagina 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018024209-13 d.d. 14 maart 2018, inhoudende de relatering van verbalisant:
Vanaf de [straatnaam] en de [straatnaam] en vanuit de achterzijde van de woningen aan de [straatnaam] en de [straatnaam] is zicht op de galerij van het appartementencomplex aan de [straatnaam] .
Met betrekking tot hetgeen door de raadsman ten aanzien het bestanddeel "een plaats voor het openbaar verkeer bestemd" is aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende.
Van doorslaggevend belang bij de vraag of de handelingen zijn verricht op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, is dat de ten laste gelegde handelingen waarneembaar zijn voor een potentieel publiek. Het is ook strafbaar indien de schennis vanaf een voor het openbaar verkeer bestemde plaats kan worden waargenomen. Nu de galerij en wat zich daar afspeelt vanaf twee openbare wegen kan worden waargenomen, alsook vanuit de woningen in het tegenover de galerij gelegen appartementencomplex, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een plaats voor het openbaar verkeer bestemd. Het verweer van de raadsman wordt derhalve gepasseerd.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2018;
Het klopt dat ik in de periode december 2017 tot en met 28 januari 2018 meermalen op verschillende tijdstippen op de galerij van het appartementencomplex aan de [straatnaam] ter hoogte van nummer [nummer] heb gelopen en mij daar heb opgehouden. Het klopt dat ik daar meermalen op verschillende tijdstippen mijn ontblote geslachtsdeel heb getoond en mij heb afgetrokken. Het klopt dat ik de man ben die door aangeefsters wordt omschreven en die is te zien op de camerabeelden.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 januari 2018, opgenomen op p. 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018024572 d.d. 12 februari 2018, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Wat heb je besloten om er heen te gaan?
A: Om daar heen te gaan en te masturberen.
V: Begrijp ik goed dat je thuis bedacht om daar heen te gaan om te masturberen?
A: Dat klopt, ik wilde kijken hoe er op gereageerd zou worden.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 19 januari 2018, opgenomen
op pagina 63 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe ook namens mijn huisgenoten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte van stalking. Op zondagochtend, 3 december 2017 was ik in de keuken van onze woning aan de [straatnaam] te Groningen. Ik woon samen met mijn huisgenoten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Ik zag dat een man op onze galerij voor het keukenraam aan het masturberen was.
Op dinsdag 5 december 2017 heb ik dezelfde man gezien. Wij zijn toen ook direct begonnen met het bijhouden van een logboek. Op de volgende data en tijdstippen stond dezelfde man voor ons appartement op de galerij:
- woensdag 6 december 2017 om 00:30 uur,
- zondag 24 december 2017 om 18:00 uur,
- woensdag 3 januari 2018 om 00:30 uur,
- woensdag 10 januari 2018 om 18:15 uur,
- donderdag 11 januari 2018 om 17:30 uur.
Via de bewakingscamera die wij van onze buurman kregen is de man te zien op de volgende momenten:
- woensdag 17 januari om 00:25 uur,
- woensdag 17 januari om 19:05 uur,
- woensdag 17 januari om 23:54 uur.
Gisteravond, donderdag 18 januari 2018, stond de man er weer. Omstreeks 19.23 uur zagen wij hem weer over de galerij lopen.
Het feit dat deze man vaak bij ons langs loopt, voor ons appartement stil staat en naar
binnen kijkt beangstigt ons. Wij durven niet meer alleen thuis te zijn. Wij slapen haast niet meer en worden wakker van elk klein geluidje.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben woonachtig aan de [straatnaam] te Groningen. Mijn huisgenoot [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verwezen naar een logboek. Hier wil ik mij volledig bij aansluiten. Tevens heb ik een logboek dat na 19 januari 2018 verder gaat tot en met 28 januari 2018. Op basis van de camerabeelden heb ik de volgende data in mijn logboek vastgelegd waarop de man langs ons appartement loopt:
- zaterdag 20 januari 2018 om 01.30 uur (kijkt de keuken in)
- vrijdag 26 januari 2018 van 2.35 uur tot 5.06 uur (kijkt keuken in en masturbeert)
- zondag 28 januari 2018 om 01.41 uur (loopt langs de woning)
De bovengenoemde man is structureel aanwezig geweest bij onze woning en heeft daarbij
seksuele handelingen verricht. Dit idee vind ik erg angstaanjagend.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 februari 2018, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van stalking. Ik woon aan de [straatnaam] te Groningen. In de aangifte van mijn huisgenoot [slachtoffer 1] zijn momenten genoemd die overeen komen met mijn verhaal.
Ten aanzien van de verweren van de raadsman overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het logboek dat aangeefsters hebben bijgehouden, de camerabeelden en de eigen verklaring van verdachte, blijkt dat verdachte in een periode van acht weken tenminste elf keer langs de woning van aangeefsters is gelopen, waarbij hij telkens door het keukenraam naar binnen keek en zich meerdere keren ter hoogte van de woning heeft afgetrokken. Verdachte woont niet in of in de nabijheid van het appartementencomplex waar aangeefsters wonen. Hij heeft zich doelgericht naar de woning van aangeefsters begeven en de handelingen verricht om - zoals hij zelf verklaart - te zien hoe daarop door aangeefsters zou worden gereageerd. Reeds gelet op de aard van zijn gedragingen had het verdachte duidelijk moeten zijn dat zijn gedrag niet door aangeefsters gewenst was en een inbreuk vormde op de persoonlijke levenssfeer van aangeefsters. Zelfs nadat verdachte op 19 januari 2018 had opgemerkt dat aangeefsters het bord met 'Huize Potloodventer' hadden verwijderd en een camera hadden geplaatst om zijn handelen vast te leggen, heeft hij zijn handelen niet gestaakt. De aanwezigheid van de camera, zo heeft verdachte ter zitting verklaard, gaf hem het idee dat zijn gedrag niet op prijs werd gesteld door aangeefsters. Dat hij, zoals zijn raadsman heeft betoogd, louter vanwege het spelen van Pokémon Go het complex bezocht, acht de rechtbank gelet op de tijdspanne waarin en de tijdstippen waarop de bezoeken plaatshadden (op de late avond en 's nachts) niet aannemelijk. De aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van verdachtes bezoeken aan de woning van aangeefsters, althans zijn aanwezigheid op de galerij in de directe nabijheid van hun woning, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank het stelselmatige karakter van de gedragingen van verdachte. Naar het oordeel is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefsters.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 2 december 2017 tot en met 28 januari 2018 te Groningen meermalen op verschillende tijdstippen de eerbaarheid heeft geschonden aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de galerij van een appartementencomplex aan de [straatnaam] (ter hoogte van nummer [nummer] ), door telkens zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken;
2
hij in de periode van 2 december 2017 tot en met 28 januari 2018 te Groningen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door meermalen op verschillende tijdstippen langs de woning [straatnaam] te Groningen te lopen en meermalen op verschillende tijdstippen zich in de buurt van de woning [straatnaam] op te houden en meermalen op verschillende tijdstippen voor, althans in de buurt van de woning [straatnaam] zijn ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken met het oogmerk die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
2. belaging
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een taakstraf van 160 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, overeenkomstig het advies van de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van acht weken schuldig gemaakt aan belaging van aangeefsters. Hij heeft zich, veelal onder invloed van cannabis, veelvuldig opgehouden bij hun woning en heeft zich daarbij onoorbaar gedragen, door zichtbaar voor derden te masturberen. In de nacht van 26 januari 2018 heeft hij zelfs een groot deel van de nacht doorgebracht voor of in de omgeving van de woning, waarbij hij twee keer op verschillende tijdstippen masturberend voor de woning van aangeefsters door de camera is vastgelegd. De handelingen van verdachte waren specifiek gericht op aangeefsters, hoewel verdachte hen niet persoonlijk kende. Aangeefsters hebben slechts kunnen gissen naar de reden waarom verdachte steeds hen opzocht, hetgeen beangstigend voor hen is geweest, zoals wel mag blijken uit de door twee van hen ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaringen. Verdachte heeft niet de persoonlijke levenssfeer van aangeefsters gerespecteerd, maar slechts zijn eigen behoeftebevrediging nagejaagd.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld.
Zoals ook ter terechtzitting is gebleken, kan verdachte zelf niet aangeven waarom hij tot dit gedrag is gekomen. De reclassering heeft in haar rapport opgenomen dat, nu de oorzaken van het gedrag onbelicht zijn gebleven, het opleggen van een verplichte behandeling niet gericht kan worden geadviseerd. Wel heeft de reclassering geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden een meldplicht, een locatieverbod voor de wijk de Rivierenbuurt te Groningen en medewerking aan middelencontrole.
Gelet op de aard van de feiten en het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van drie jaren onder de door de reclassering geadviseerde voorwaarden moet worden opgelegd. Dit heeft tot doel verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit. De ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers brengt mee dat niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals de verdediging heeft verzocht. De rechtbank zal aan verdachte daarom tevens een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Beiden vorderen dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat beide vorderingen voor toewijzing gereed liggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de hoogte van beide vorderingen gemotiveerd betwist en aangevoerd dat
-indien een bewezenverklaring kan volgen - de schadevergoedingen moeten worden gematigd nu aangeefsters niet persoonlijk maar vooral via de camera met de schennis van de eerbaarheid zijn geconfronteerd. De vorderingen kunnen hoogstens tot een bedrag ad € 250,-worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 250,00 per benadeelde partij. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 239, 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Jeugdbescherming & Reclassering van het Leger des Heils te Groningen en zich blijft melden op afspraken met de reclassering zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde meewerkt aan controle op gebruik van alcohol, soft- en harddrugs om het middelengebruik inzichtelijk te krijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen (blaastest, urineonderzoek of bloedonderzoek) en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaar niet zal bevinden in de woonwijk Rivierenbuurt te Groningen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
250,00(zegge tweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2018.
Wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 250,00(zegge tweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2018.
Wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2018.