ECLI:NL:RBNNE:2018:2291

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
18/850028-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsbeneming, poging tot zware mishandeling en mishandeling na gewelddadige aanval op vrouw in Groningen

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 10 november 2016 in Groningen een vrouw heeft aangevallen. De verdachte heeft de vrouw zonder aanleiding vastgegrepen, haar geslagen en geprobeerd haar met geweld naar het Sterrebos te krijgen. Tijdens de aanval heeft hij haar bedreigd met een stanleymes en haar telefoon vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw gedurende enige tijd van haar vrijheid heeft beroofd en dat hij haar heeft mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor wederrechtelijke vrijheidsbeneming, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850028-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] a, [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.C. Knoef, advocaat te 's-Gravenhage.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Groningen
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte
-die [slachtoffer] van achteren om de nek vastgegrepen en naar de grond geduwd
en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd:"I'm not going to hurt you" en/of "Come with me
en/of "The police is looking" althans woorden van gelijk dreigende aard
en/of strekking en/of
-vervolgens die [slachtoffer] vastgepakt en omhoog getrokken en/of meermalen
meegesleurd in de richting van het Sterrenbos en/of die [slachtoffer] telkens
vastgehouden en/of
-die [slachtoffer] in haar nek geslagen en/of tegen haar hoofd geslagen en/of
gedreigd met een mes, althans een mes in de directe nabijheid van die
[slachtoffer] gehouden en/of
-de telefoon van die [slachtoffer] vernield en/of
-die [slachtoffer] telkens boos en indringend aangekeken en/of
-(aldus) gedurende enige tijd verhinderd dat die [slachtoffer] weg kon lopen;
2.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
in de richting van het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken terwijl die
[slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
dat hij op of omstreeks 10 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]
), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van het
gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl die [slachtoffer] op de grond
lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Groningen
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp voorwerp, een
stekende beweging in de richting van het gezicht van die [slachtoffer] te maken,
althans een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de directe
nabijheid van die [slachtoffer] te houden;
3.
hij op of omstreeks 10 november 2016 te Groningen
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] , meermalen althans
eenmaal,
-op de grond te gooien en/of met kracht mee te sleuren en/of
-met gebalde vuisten op het hoofd te slaan en/of
-in de nek te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat uit diverse bewijsmiddelen kan blijken dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft aangevallen. Daarbij heeft hij gewezen op het feit dat de aanvaller en verdachte dezelfde geur (parfum/eau de toilette, dan wel deodorant) droegen, de overeenkomende signalementen, de zendmastgegevens betreffende de mobiele telefoon van verdachte die verdachte ten tijde van de aanval op de plaats delict brengen, alsmede het feit dat op meerdere plaatsen van de jas van aangeefster DNA van verdachte is aangetroffen, te weten op plaatsen waarop de dader aangeefster zou hebben vastgegrepen. Hierbij heeft hij ook betrokken dat verdachte spontaan over een verloren stanleymes heeft verklaard, hij in eerste instantie aangeeft niet in het Sterrebos te komen en dat later terugneemt, zijn vaste route van zijn huis naar zijn vriendin langs de Hereweg gaat en hij daar nadien rondom middernacht is aangehouden als verdachte van openbare schennispleging en hij zich vaker in de nacht op straat begeeft. Gelet op dit alles kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte aangeefsters aanvaller is geweest. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het steken richting het hoofd dient te worden aangemerkt als een poging tot doodslag, aangezien het hoofd een vitaal en kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. De onder 3 ten laste gelegde mishandeling kan volgens de officier van justitie eveneens worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon is geweest die aangeefster heeft aangevallen, nu geen van de beschikbare bewijsmiddelen tot de conclusie kan leiden dat verdachte de dader was. Ten aanzien van het feit dat verdachtes DNA op de jas van aangeefster is aangetroffen, heeft de raadsman opgemerkt dat onbekend is wanneer en op welke wijze deze sporen daar terecht zijn gekomen. Uit het DNA-onderzoek is geen scenario naar voren gekomen dat als delict-gerelateerd kan worden aangemerkt, aldus de raadsman. De mogelijkheid dat het DNA op een wijze die niet delict-gerelateerd is op de jas terecht is gekomen, is volgens de verdediging reëel, aangezien verdachte en aangeefster hetzelfde winkelcentrum bezochten en zich in dezelfde omgeving begaven. Bovendien is er op de betreffende jas ook DNA-materiaal van anderen aangetroffen. Dit kunnen evengoed dadersporen zijn. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat op het mes geen DNA van verdachte is aangetroffen, hetgeen onverenigbaar is met de omstandigheid dat verdachtes DNA op de jas van aangeefster is aangetroffen. De raadsman leidt uit het ontbreken van sporen op het mes af dat de dader handschoenen moet hebben gedragen. In dat geval kan verdachtes DNA niet ten tijde van het delict op de jas terecht gekomen. Met betrekking tot de verkeersgegevens heeft de raadsman aangevoerd dat het dekkingsgebied van de masten niet bekend is en dat verdachte heeft verklaard dat hij die nacht naar de kroeg moet zijn geweest. Dit past in de route en het gebruik van de masten die van het centrum richting de woning van de vriendin van verdachte gelegen zijn. Voorts is het daarbij opmerkelijk dat verdachtes vriendin niet spreekt over opvallende gesprekken met verdachte die nacht en dat zij lijkt uit te gaan van zijn onschuld. Ook heeft de raadsman enige opmerkingen gemaakt ten aanzien van het signalement van de dader dat is opgegeven en daarbij aangegeven dat het signalement van verdachte op een aantal onderdelen niet overeenkomt met dat van de aanvaller. Ten aanzien van de door de dader gedragen geur en de beschrijving van de kleding, heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze onvoldoende onderscheidend zijn om aan die overeenkomsten enige conclusie te kunnen verbinden. Verdachte houdt zich voorts niet bezig met potloodventen en beheerst de Engelse taal niet.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving, aangezien de handelingen naar hun aard en het korte tijdsbestek onvoldoende zijn om van een voltooid delict te kunnen spreken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is de raadsman van mening dat er onvoldoende bewijs is dat geprobeerd is om aangeefster in het gezicht te steken en dat er evenmin kan worden uitgegaan van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel en van bewuste aanvaarding van die kans.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd in dier voege dat als verdachte de aanvaller was, deze gedragingen als mishandelingen kunnen worden aangemerkt.
Oordeel van de rechtbank
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank stelt op grond van onderstaande bewijsmiddelen vast dat aangeefster op
10 november 2016, rond 1.24 uur, op de Hereweg te Groningen, ter hoogte van de Papiermolenlaan, door een voor haar onbekende man is aangevallen. De aanvaller, een man, probeerde haar hierbij mee te sleuren in de richting van het Sterrebos en heeft daarbij geweld gebruikt. Toen een getuige langsfietste en aangaf de politie te gaan bellen, is de man het Sterrebos in gevlucht.
De jas van aangeefster is op DNA-sporen onderzocht en bemonsterd op de plaatsen waar de man aangeefster blijkens haar verklaring heeft vastgepakt, te weten aan de rechterzijde van de jas [1] , onder haar oksels en aan haar linkerarm. Op de kraag van de jas werd een DNA-mengprofiel aangetroffen dat overeenkomt met het profiel van aangeefster en met een van verdachte afkomstig in de DNA-databank opgenomen profiel, waarbij door de deskundige een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard wordt aangegeven. Voorts werden matches met verdachte aangetroffen in de bemonstering van het gebied van de rechteroksel, het gebied ter hoogte van de linkerschouder en het gebied ter hoogte van de rechterborst van de jas. Ook hier heeft de deskundige van het NFI aangegeven dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de afgeleide DNA-kenmerken van verdachte kleiner is dan 1 op 1 miljard.
Een exacte plaatsbepaling kan op grond van de zich in het dossier bevindende telecomgegevens weliswaar niet worden gemaakt, maar uit de historische verkeersgegevens van het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer, behorend bij de telefoon die verdachte volgens zijn eigen verklaring steeds bij zich draagt, volgt echter wel dat verdachte omstreeks de periode waarin de aanval op aangeefster plaatsvond in de nabijheid was en dat hij korte tijd daarna, te weten om 1.29 uur, een gesprek met zijn vriendin voerde. Op dat moment werd een mast aan de Kempkensberg aangestraald. Deze locatie bevindt zich in de nabijheid van de plaats delict. Uit de omstandigheid dat verdachte diverse telefonische gesprekken met zijn vriendin heeft gevoerd, leidt de rechtbank bovendien af dat hij op dat moment niet in haar aanwezigheid was. Naar aanleiding van de desbetreffende gegevens heeft verdachte bovendien zelf verklaard dat hij die nacht kennelijk buiten is geweest.
Aangeefster heeft daarnaast verklaard dat de man een sterke parfumlucht droeg die haar bekend voorkwam en haar deed denken aan de geur Jean Paul Gaultier. Enige tijd na het incident rook zij bij een ander de geur van Amando, die haar deed herinneren aan haar aanvaller. Zowel in de woning van verdachte als in de woning van zijn vriendin zijn een namaakversie van de geur Jean Paul Gaultier en een deo van het merk Amando aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat dit de geuren zijn die hij meestal draagt.
Voorts zijn er overeenkomsten tussen het signalement en de kleding van de man zoals door aangeefster en de getuige zijn beschreven en het signalement en de kleding van verdachte. Zo draagt verdachte meestal blauwe hardloopschoenen en een muts en heeft hij een opvallend pokdalig gezicht.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op het hiervoor overwogene en hetgeen voor het overige uit de bewijsmiddelen naar voren komt, in onderling verband en samenhang beschouwd, niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft aangevallen. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de door de verdediging gegeven verklaring voor het aantreffen van DNA-materiaal op de recent aangeschafte jas van aangeefster niet aannemelijk is geworden. Temeer niet nu dit DNA-materiaal juist op plaatsen op de jas van aangeefster is aangetroffen waar zij door haar aanvaller hardhandig is vastgepakt en/of meegesleurd. Bovendien heeft aangeefster zich geen ander voorval weten te herinneren waarbij zij in het tijdsbestek tussen de aanschaf van de jas en het delict door een vreemde man onder haar oksel, op haar rechterborst en aan haar linkerschouder is vastgepakt en heeft verdachte evenmin een dergelijk concreet voorval beschreven. Daarbij komt dat aangeefster de jas nog maar 19 dagen in haar bezit had. De rechtbank gaat derhalve voorbij aan het door de verdediging geschetste scenario, dat bovendien weinig concreet is. De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn stelling met betrekking tot het ontbreken van sporen op het door de dader gebruikte mes. Aan het ontbreken van sporen kan in zijn algemeenheid geen conclusie worden verbonden. Dat geldt ook in onderhavige situatie, nu er diverse verklaringen kunnen zijn voor het feit dat verdachtes DNA niet op het mes is aangetroffen. Overigens blijkt uit het dossier dat er op het heft van het mes wel dactyloscopische fragmenten zijn aangetroffen, maar dat deze niet geschikt waren voor vergelijkend dactyloscopisch onderzoek. Ook hetgeen de raadsman overigens over de bewijswaarde van de afzonderlijke bewijsmiddelen heeft aangevoerd doet hieraan niet af, nu de rechtbank de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang heeft beschouwd en niet op zich zelf heeft beoordeeld. Dit maakt dat bepaalde bewijsmiddelen die op zichzelf en geïsoleerd van de andere bewijsmiddelen beschouwd mogelijk niet de conclusie kunnen dragen dat verdachte de persoon is die aangeefster heeft aangevallen, maar wel tot deze conclusie wel kunnen leiden tezamen met andere bewijsmiddelen .
De rechtbank gaat derhalve voorbij aan de ontkennende verklaring van verdachte omtrent zijn daderschap en overweegt daarbij voorts dat verdachte op diverse onderdelen in het dossier niet naar waarheid dan wel niet consistent heeft verklaard nu verdachte zijn verklaring op onderdelen na eerdere stellige ontkenningen heeft bijgesteld, hetgeen verdachtes ontkenning ongeloofwaardig maakt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving, aangezien de tenlastegelegde handelingen naar hun aard en vanwege het korte tijdsbestek waarin zij zijn verricht onvoldoende zijn om van een voltooid delict te spreken.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad [2] volgt dat reeds van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 Sr kan worden gesproken, indien sprake is van het iemand doen vertoeven -zonder dat de dader daartoe gerechtigd is- op een plaats waarvan of waaruit deze persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen, ook al bestaat bij de dader niet het opzet de toestand van vrijheidsbeneming zich te doen uitstrekken over een tijd langer dan enige minuten. Ook in laatstbedoeld geval is immers sprake van een situatie waarin iemand is beroofd van de vrijheid om te gaan en te staan waar hij wil door hem dat zonder enig recht te beletten.
De rechtbank overweegt dat verdachte aangeefster gedurende enige tijd, te weten meerdere minuten, heeft belet haar weg te vervolgen. Hiertoe heeft hij haar onder meer vastgegrepen, naar de grond geduwd, meegesleurd, gedreigd met een mes en geslagen, waarbij hij haar boos en indringend heeft aangekeken en toegesproken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte aangeefster door zijn gewelddadige en bedreigende handelingen aldus wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Anders dan de raadsman heeft betoogd doet hieraan niet af dat deze vrijheidsberoving van beperkte duur is geweest.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Bij gebreke van een verklaring van verdachte op dit punt en gelet op de handelingen die volgens aangeefster zijn verricht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte zogenoemd "vol" opzet had op het intreden van de dood van aangeefster. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte hierop voorwaardelijk opzet had.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals in onderhavige zaak het overlijden- aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de verklaring van aangeefster volgt dat verdachte over haar heen hing met een mes in zijn hand en dat hij zijn hand naar boven en weer naar beneden bewoog in de richting van haar gezicht. Hierbij kwam verdachte met zijn arm en het mes in zijn hand naar haar gezicht toe. Verdachte bevond zich aldus op korte afstand van aangeefster. Voordat verdachte haar heeft kunnen raken, heeft aangeefster de aanval met haar handen kunnen afweren, hetgeen tot diverse snijverwondingen in haar handen heeft geleid.
De rechtbank is van oordeel dat de betreffende handeling van verdachte als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf om aangeefster met een mes in haar gezicht te steken moet worden aangemerkt, aangezien zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het steken met een mes in het gezicht tot ernstig letsel leiden, maar is het geen algemene ervaringsregel dat dit een aanmerkelijke kans op dodelijke afloop met zich brengt. Dit geldt temeer indien, zoals in het onderhavige geval, niet bekend is op welke plaats en op welke wijze de dader voornemens was het slachtoffer in het gezicht te steken. Hierbij betrekt de rechtbank dat aangeefster heeft verklaard over een zogenaamd "afbreekmesje". Wanneer een dergelijk mes met kracht wordt ingezet is de kans reëel dat het mes bij stekende bewegingen afbreekt en derhalve geen diepe wonden kan veroorzaken.
Dit brengt mee dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling overweegt de rechtbank dat het steken in het gezicht, gelet op de aanmerkelijke kans op (op zijn minst) ontsierende littekens in het gezicht als gevolg van die gedraging, naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, gelet op het feit dat verdachte de persoon is die aangeefster heeft aangevallen, op grond van onderstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 mei 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 10 november 2016 woonde en verbleef ik in Groningen en ik kwam wel eens in het Sterrebos. Mijn woonadres was gelegen aan [straatnaam] te Groningen. Ik had mij die dag bij mijn werkgever ziekgemeld. In die periode droeg ik meestal blauwe sportschoenen. De politie heeft deze schoenen inbeslaggenomen. Ik droeg de geuren Amando, dit is een deodorant, en een namaakversie van Jean Paul Gaultier. Aan de regel van de reclassering om in de avond en nacht thuis te zijn, hield ik mij niet altijd. Ik ben die nacht kennelijk buiten geweest. Ik gebruikte het telefoonnummer [mobielnummer] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 april 2016, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016319617 d.d. 19 juni 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik droeg in november 2016 een spijkerbroek, donkere jas en meestal een muts. Ik ben al 4 jaar in het bezit van het telefoonnummer [mobielnummer] . Mijn telefoon gaat mee als ik naar buiten ga. Dat is een voorwaarde van de reclassering.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 april 2016, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het telefoonnummer van mijn vriendin [naam] is [mobielnummer] . Dat had zij in november 2016 in gebruik. Ik loop langs de Hereweg 's nachts als ik van [naam] naar huis ga. Het klopt dat ik in december 2016 door de politie ben aangesproken op de Hereweg ter hoogte van het Sterrebos. Dat was bij het viaduct en dat is bijna tegen het Sterrebos aan. Volgens mij was het na 12 uur 's nachts toen. Ik stond te plassen op het Herewegviaduct.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 10 november 2016, omstreeks 01:25 uur, liep ik op de Hereweg in Groningen in de richting van de wijk Helpman, ter hoogte van de Papiermolenlaan. Net nadat ik langs het pand van Trip advocaten liep, voelde ik dat iemand opzettelijk en zonder mijn toestemming mij van achteren hardhandig vastgreep om mijn nek en mij naar de grond werkte. Dit deed mij pijn. Ik kende die man niet. Hij viel mij aan met zijn linkerarm om de linkerkant van mijn nek. Toen ik op de grond zat, hoorde ik de man tegen mij zeggen in gebrekkig Engels: "Je moet met me meekomen, ik doe je niks. De politie zoekt mij". Hierna hielp de man mij weer overeind door mij met zijn beide handen vast te pakken aan mijn jas. Hij pakte mij onder mijn oksels vast en trok mij omhoog. Volgens mij had de man toen geen handschoenen aan. Vervolgens stond ik weer op. Ik zag en voelde dat de man aan mijn jas trok en mij probeerde mee te sleuren richting de Hereweg. Vervolgens liet hij me los en ik zag dat de man bij me weg liep en zijn schoen pakte. Nadat hij zijn schoen had aan gedaan zag en voelde ik dat hij mij aan mijn jas begon te trekken en hierna begon ik te schreeuwen. Ik zag en voelde dat de man me meesleurde in de richting van de monumenten die in het Sterrebos staan. Dit is aan de andere kant van de weg. Hij trok heel hard aan mijn linkerarm. Ik begon weer te schreeuwen. Ik riep heel hard: "Help, laat me met rust." Als reactie zag en voelde ik dat de man me keihard op mijn hoofd sloeg. Het was met een enorme kracht. Ik werd daar bang van en stopte met schreeuwen. Op dat moment bevonden we ons op het middenstuk van de Hereweg. Ik probeerde rustig met de man te praten en vroeg wat hij wilde en of ik hem kon helpen. Ik zag en voelde dat hij me los liet. Ik hoorde hem zeggen dat we van deze plek weg moesten omdat de politie hem zocht. Dit zei hij weer in gebrekkig Engels. Ik zag toen dat er een taxi langs reed. Ik heb toen nog naar deze taxi gezwaaid en geschreeuwd. Als reactie dat ik de taxi aanriep, zag en voelde ik dat hij me weer sloeg in mijn nek. Dit deed pijn. Hierna zag en voelde ik dat de man me weer meetrok naar die monumenten. Ik voelde dat hij me in de richting van de bossen trok. Dit was tegen mijn wil in en ik was echt bang dat ik verkracht zou worden daar, of dat hij me iets lichamelijks zou aan doen. Hij trok namelijk zo hard dat ik me zo heb moeten verzetten dat ik tegen een auto daar heb moeten trappen om mij op die plek te houden. Ik voelde hierna mijn telefoon in mijn jaszak trillen. Ik pakte hierna mijn telefoon en heb 112 gebeld en ondertussen snel mijn telefoon in mijn jaszak gestopt. Ondertussen bleef de man aan mijn jas trekken om mij richting te bossen te sleuren. Hij hield me stevig vast. Aan zijn lichaamstaal merkte ik dat ik mee moest werken omdat hij me anders weer zou slaan. Hij keek me namelijk boos en indringend aan. Ik werkte zo hard tegen dat we weer midden op de weg belandden. Op de een of andere manier lag ik weer op de grond. Hierna hing hij boven mij en ik heb hem heel hard getrapt in zijn kruis. Ik zag dat mijn mobiele telefoon opeens naast me op het wegdek lag. Ik zag en voelde dat hij mij meerdere malen met zijn gebalde vuisten op mijn hoofd sloeg. Omdat ik wist dat ik een paar minuten geleden 112 had gebeld dacht ik dat ik nog een open lijn had met 112. Ik schreeuwde dus heel hard dat ik hulp nodig had en dat ik werd aangevallen. Toen zag ik dat de man mijn telefoon kapot trapte. Ik lag nog steeds op de grond en ik zag dat de man opeens een stanleymes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij hiermee richting mijn gezicht wilde steken. Dit betrof een stanleymes met afbreekmesjes. De lemmet stak ongeveer 5 centimeter uit. De totale lengte van dit mes was ongeveer 10-12 centimeter. Ik heb me toen verweerd door het mes vast te pakken met mijn beide handen alsmede zijn handen. Ik zag en voelde het bloed langs mijn handen lopen. Ik merkte dat zijn kracht afnam terwijl we beide het mes vasthielden. Hierna duwde ik hem weg. Ik zat even later op mijn knieën op de grond en toen zag ik een meisje aankomen op de fiets uit de richting van Haren. Ik schreeuwde om hulp waarna zij stopte. Ik hoorde haar zeggen dat ze de politie zou bellen. Ik zag dat de man die me aanviel wegrende in de richting van de monumenten, de bossen in.
Ik kan de man waar we over praten als volgt omschrijven :
- Blanke man
- Slank postuur
- Ongeveer 35-45 jaar
- Ongeveer 1,70-1,80 meter lang
- Muts
- Blauwe sportschoenen (geen sneakers, maar meer hardloopschoenen)
- Sterke parfum lucht (geur kwam me bekend voor).
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 11 november 2016, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
De dader sprak mij in het Engels aan. I'm not gonna hurt you. Het was erg kinderlijk Engels. Het was niet zijn moedertaal. Hij sprak over "the police" en "searching" of "looking". Hij zei ook nog: "come with me". Ik weet dat hij blank was, een Europeaan en dat hij een spits gezicht had. Geen kaak met een grove structuur. De geur van zijn parfum. Daarbij dacht ik aan Jean Paul Gaultier. Hij had wel veel op. Ik heb een snee in mijn rechterhandpalm en een snee in mijn linkerwijsvinger gekregen. Mijn kaak is links ook opgezet en gevoelig. Mijn linkeroor is dikker en die gloeit. Hij heeft ook echt rake klappen uitgedeeld. In mijn gezicht en op mijn achterhoofd. Mijn linkerschouder is ook blauw. Toen ik, terwijl ik 112 belde, mijn adres heb geroepen en daarbij aangaf tussen de GGZ en de Van Mesdagkliniek te zijn, viel mij op dat hij weer boos op mij werd. De man heeft in het begin van de aanval met beide handen aan de kraag van mijn jas, onder mijn kin, getrokken. Ik heb het mes later afgeweerd, omdat hij mij anders had geraakt in mijn gezicht. Hij zat boven mij en hij deed de hand waar het mes in zat eerst naar boven en kwam toen weer naar beneden met het mes in de richting van mijn gezicht. Ik lag toen op de grond, op mijn rug. Hij kwam met zijn arm en het mes in zijn hand naar mijn gezicht toe. Het mes zat toen in zijn rechterhand. Hij hing op dat moment over mij heen. Ik kon hem een knietje geven. Ik had zijn rechterarm, waar hij het mes in had, met mijn beide armen vast. Ik had dus het mes vast en een gedeelte van zijn hand.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 16 maart 2016, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
De jas die ik toen aanhad is op 21 oktober 2016 bij mij afgeleverd. Ik heb deze toen voor het eerst gedragen. De avond/nacht van het incident heb ik een tijd in café [naam café] aan de Rabenhauptstraat gezeten. Ik kan mij niet herinneren dat ik in de periode vanaf de levering van de jas tot aan het incident voorvallen met andere mensen die me vastpakten of omhelsden heb meegemaakt die ik vreemd vond.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 322 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
Afgelopen nacht, 10 november 2016, was ik op de fiets en ik kwam uit de richting van Haren fietsen in de richting van Groningen. Plots hoorde ik in de verte voor mij geschreeuw. Ik fietste verder en ik zag toen twee mensen op het wegdek liggen. Toen ik dichterbij kwam hoorde ik een vrouwenstem roepen: "Blijf van mij af! Wat doe je gek!, Wat wil je nou?" Ik kwam dichterbij en ik zag een man aan een vrouw trekken en haar slaan. Ik ben gestopt en ik riep: "Ik bel nu met de politie." Ik zag dat de man de vrouw losliet en wegliep. Ik liep naar de vrouw. Ik zag dat het bloed van haar handen stroomde. Over de man weet ik te vertellen dat het een blanke man was met zwart haar. Hij had een tenger postuur en een beetje een ingevallen gezicht en hij was ongeschoren. Hij droeg een donkere jas. Hij was volgens mij net zo lang als ik ben. Ik ben 1.78 meter. Hij was misschien 1.80 meter. De vrouw vertelde mij onder meer dat hij toen dat mes in de richting van haar gezicht had gebracht en dat zij deze had tegengehouden door met haar handen in het mes te grijpen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2016, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 10 november 2016 omstreeks 01.24 uur hoorden wij, verbalisanten, dat de
dienstdoende centralist van de Meldkamer Noord Nederland de melding uitgaf dat er
zojuist een jongedame de politie had gebeld. Via de telefoon was te horen dat er werd
geroepen: "Help me nou, laat los". Vervolgens werd de verbinding verbroken. De telefoon had hierbij contact gemaakt met de zendmast in de omgeving Hereweg te Groningen. Wij waren in de buurt en zijn ter plaatse gegaan. Enkele minuten later hoorden wij, verbalisanten, dat er zich een vrouw op de Verlengde Hereweg bevond die zou bloedden aan haar handen. Wij, verbalisanten, waren na enkele minuten ter plaatse en zagen ter hoogte van de Papiermolenlaan, een vrouw, naar later bleek de aangeefster, op de grond zitten. Wij, verbalisanten, zagen dat de aangeefster bloed op haar beide handen had. Wij, verbalisanten, zagen dat de aangeefster in beide handen, op de vingers, enkele snijwonden had. Tevens zagen wij, verbalisanten, dat er op de plek waar de aangeefster stond diverse druppels bloed op het wegdek lagen. Nadat wij, verbalisanten, met de aangeefster bij de Huisartsenpost waren aangekomen, is door ons, verbalisanten, direct de jas van de aangeefster inbeslaggenomen ten behoeve van het sporenonderzoek.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 november 2016, opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Tijdens het tekenen van de compositietekening gaf getuige met haar handen aan dat de man op zijn wangen naast zijn mond, richting kaaklijn, een wat bobbelige huid had. Ze verklaarde dat de huid daar bobbelig was en leek op slecht genezen acne.
10. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.12.01.025, d.d. 2 maart 2017 opgemaakt door dr. A.J. Kal, opgenomen op pagina 535 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de deskundige:

DNA onderzoek

Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAJS0806NL#04 een bemonstering(met bloed) van het gebied ter hoogte van de
linkerschouder van de jas;
AAJS0806NL#05 een bemonstering(met bloed) van het gebied ter hoogte van de
rechterborst van de jas;
AAJS0806NL#06 een bemonstering van de kraag van de jas.

Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek :

Naar aanleiding van een match in de DNA-databank is het DNA-profiel van [verdachte] met de DNA profielen van de sporen AAJS0806NL#04 en #05 vergeleken.
SIN
Beschrijving DNA-profiel
- bloed/celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAJS0806NL#04 (linkerschouder jas)
DNA mengprofiel
- slachtoffer [slachtoffer]
- [verdachte]
- minimaal een andere persoon.
Niet berekend
AAJS0806NL#05 (rechterborst jas)
DNA hoofdprofiel van een vrouw
- slachtoffer [slachtoffer] , matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
DNA kenmerken
- [verdachte]
- minimaal één andere persoon.
Kleiner dan 1 op 1 miljard
Niet berekend
AAJS0806NL#06 (kraag jas)
DNA mengprofiel
- slachtoffer [slachtoffer]
- [verdachte] (zie DNA-databank)
Vanwege de match met haar DNA-profiel en omdat het een bemonstering van haar kleding betreft wordt aangenomen dat een gedeelte van het DNA in deze bemonstering daadwerkelijk afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer] . Onder deze aanname, en de aanname dat het een DNA- profiel van twee personen betreft, zijn de DNA-kenmerken van de tweede (mannelijke) persoon afgeleid.
De matchkans van het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.12.01.025, d.d. 10 mei 2017 opgemaakt door dr. A.J. Kal, opgenomen op pagina 540 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de deskundige:
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een autosomaal en Y-chromosomaal
DNA-onderzoek.
AAJS0806NL#03 een bemonstering (met bloed) van de rechteroksel van de jas
AAJS0806NL#04 een bemonstering(met bloed) van het gebied ter hoogte van de
linkerschouder van de jas;
AAJS0806NL#05 een bemonstering(met bloed) van het gebied ter hoogte van de
rechterborst van de jas.
De DNA-profielen van de onderstaande personen zijn betrokken geweest bij het vergelijkend DNA-onderzoek: [slachtoffer] , [verdachte] .
SIN
Resultanten, interpretatie en conclusie
AAJS0806NL#03
Bemonstering van de rechteroksel van de jas
Deze bemonstering bevat DNA van het slachtoffer [slachtoffer] en van een tweede
persoon. Onder de aanname van de aanwezigheid van DNA van het slachtoffer [slachtoffer] zijn de DNA-kenmerken van deze tweede persoon afgeleid. De afgeleide DNA-kenmerken matchen met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . Dit betekent dat deze bemonstering tevens DNA bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
De kans dat het DNA-profie1 van een willekeurig gekozen man matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS0806NL#04
Bemonstering van het gebied ter hoogte van de linkerschouder van de jas
Deze bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA van het slachtoffer [slachtoffer] en van een tweede persoon. Onder de aanname van de aanwezigheid van DNA van het slachtoffer [slachtoffer] zijn de DNA-kenmerken van deze tweede persoon afgeleid. De afgeleide DNA-kenmerken matchen met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . Dit betekent dat deze bemonstering tevens DNA bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan 1 op 1 miljard.
AAJS0806NL#05
Bemonstering van het gebied ter hoogte van de rechterborst van de jas
Deze bemonstering bevat DNA van het slachtoffer [slachtoffer] en van een tweede persoon. Onder de aanname van de aanwezigheid van DNA van het slachtoffer [slachtoffer] zijn de DNA-kenmerken van deze tweede persoon afgeleid. De afgeleide DNA-kenmerken matchen met het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] . Dit betekent dat deze bemonstering tevens DNA bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan 1 op 1 miljard.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2017, opgenomen op pagina 517 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op donderdag 10 november 2016 omstreeks 02:00 uur, werd door mij, verbalisant, forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een strafbaar feit gepleegd op donderdag 10 november 2016 omstreeks 01:23 uur, te Groningen. Bij het forensisch onderzoek werd de door het slachtoffer gedragen jas (AAJS0806NL) veiliggesteld. De jas werd voor een DNA-onderzoek verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag (verder te noemen: NFI).
Uit de verklaring van slachtoffer [slachtoffer] blijkt samengevat dat:
-de dader haar van achteren had benaderd en zijn linkerarm, over haar linkerschouder had geslagen en haar jas tussen haar rechterborst en haar rechterschouder had vastgepakt;
-de dader de linkermouw en beide oksels van haar jas had vastgepakt en had getracht om haar omhoog te trekken.
Uit de door het NFI ingestelde DNA-onderzoeken blijkt dat uit de bemonsteringen:
- AAJS0806NL#03, van de rechteroksel van de jas,
- AAJS0806NL#04, van het gebied ter hoogte van de linkerschouder van de jas,
- AAJS0806NL#05, van een gebied ter hoogte van de rechterborst van de jas,
- AAJS0806NL#06, van de linker bovenrand van de kraag van de jas,
DNA- (meng)profielen zijn gegenereerd. In deze DNA-mengprofielen zijn (afgeleide)
DNA-kenmerken aangetroffen, die matchen met het DNA-profiel van de verdachte
[verdachte] .
Uit het vorenstaande blijkt dat de op verdachte [verdachte] matchende DNA-profielen, zijn
aangetroffen op de plaatsen waar de dader de jas van het slachtoffer heeft vastgepakt/aangeraakt.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2017, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Door mij, verbalisant, werden de printgegevens opgevraagd van het telefoonnummer in gebruik is bij verdachte [verdachte] , zijnde [mobielnummer] .
GRPS-WAP Contacten
Uit de printgegevens bleek dat het eerste contact plaatsvond te 00.48 uur. Dit betrof een
zogenaamd 'GPRS-WAP' contact.
GPRS-WAP contact direct voor incident
1. uur. GPRS-WAP contact middels een mast aan de Hereweg 120.
2. 01.18 uur. GPRS-WAP contact middels een mast aan de Marcellus Emantslaan 1.
Belcontacten direct na incident
1. uur. Uitgaand telefoongesprek naar telefoonnummer [mobielnummer] . Dit gesprek had
een duur van 23 seconden. Dit contact vond plaats middels een mast gelegen aan de Kempkensberg.
2. 01.32 uur. Inkomend telefoongesprek door telefoonnummer [mobielnummer] . Dit gesprek had een duur van 0 seconden. Dit contact vond plaats middels een mast gelegen aan de
Kempkensberg.
3. 01.33 uur. Inkomend sms-bericht, verstuurd door telefoonnummer [mobielnummer] . Bij dit
contact werd geen mast geregistreerd.
4. 01.34 uur. Uitgaand telefoongesprek naar telefoonnummer [mobielnummer] . Dit gesprek had
een duur van 0 seconden. Dit contact vond plaats middels een mast gelegen aan de
Helperbrink 61.
5. 01.35 uur. 2 inkomende telefoongesprekken door telefoonnummer [mobielnummer] . Deze
gesprekken hadden een duur van 0 seconden. Deze contacten vonden plaats middels een
mast gelegen aan de Helperbrink 61.
6. 01.36 uur. Inkomend sms-bericht, verstuurd door telefoonnummer [mobielnummer] . Bij dit
contact werd geen mast geregistreerd.
7. 01.36 uur t/m 01.43 uur. Meerdere gespreks- en sms-contacten tussen het telefoonnummer
van verdachte [verdachte] en [mobielnummer] . De gesprekscontacten vonden allemaal plaats middels een mast aan de Helperbrink 61. Bij de sms-contacten werd geen masten geregistreerd.
Uit gegevens van het bedrijfsprocessensysteem is gebleken dat telefoonnummer
[mobielnummer] in gebruik is bij [naam] , woonachtig aan de [straatnaam] te Groningen.
Door de aangeefster werd verklaard dat de dader die haar had aangevallen vervolgens vanaf de Hereweg was weggevlucht het Sterrebos in. Gelet op deze vluchtroute is de dader weggevlucht in de richting van de Kempkensberg.
Uit de bijlage met een overzicht van de contacten van 10 november 2016 van 00.00 uur tot 12.00 uur volgen daarnaast de onderstaande GPRS-WAP contacten:
00.48.41 Hereweg 120
00.49.11 Hereweg 120
00.49.20 Marcellus Emantslaan 1
01.18.25 Hereweg 120
01.18.36 Marcellus Emantslaan 1
01.28.52 Kempkensberg
vanaf 1.33 tot 1.43 Groenesteinflat Helperbrink 61
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2017, opgenomen op pagina 161 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 15 april 2017 nam [slachtoffer] telefonisch contact met mij op en vertelde zij dat zij de parfumlucht van de dader heeft herkend. [slachtoffer] rook bij een man een haar bekende parfumlucht. Volgens haar was het exact dezelfde lucht als de zware parfumlucht van de dader. [slachtoffer] vroeg de man welk parfum hij gebruikte. De man maakte bij thuiskomst een foto van het flesje van het merk Amando en mailde deze naar [slachtoffer] die het naar mij mailde.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2017, opgenomen op pagina 173 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 18 april 2017 vonden er doorzoekingen plaats in woningen gelegen op de
volgende locaties:
1. [straatnaam] a te Groningen;
2. [straatnaam] te Groningen.
Zowel in de woning van [verdachte] als de woning van zijn vriendin [naam] werden flesjes eau de toilette van het merk Catsuit (Creation Lamis) en busjes deodorantspray van het merk Amando aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat eau de toilette van Catsuit (Creation Lamis) qua vormgeving van het flesje en geur is gebaseerd op een eau de toilette van Jean Paul
Gaultier.
16. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 25 mei 2018, voor zover van belang inhoudende:
De rechtbank neemt waar dat verdachte een blanke man is en hij een pokdalig gezicht heeft. De rechtbank hoort de raadsman zeggen dat verdachte blijkens de registratiekaart van de P.I. een lengte van 1.81 meter heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 november 2016 te Groningen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte
-die [slachtoffer] van achteren om de nek vastgegrepen en naar de grond geduwd en
-tegen die [slachtoffer] gezegd: "I'm not going to hurt you" en "Come with me"
en "The police is looking" althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
-vervolgens die [slachtoffer] vastgepakt en omhoog getrokken en meermalen meegesleurd in de richting van het Sterrebos en die [slachtoffer] vastgehouden en
-die [slachtoffer] in haar nek geslagen en tegen haar hoofd geslagen en gedreigd met een mes en
-de telefoon van die [slachtoffer] vernield en
-die [slachtoffer] telkens boos en indringend aangekeken en
-aldus gedurende enige tijd verhinderd dat die [slachtoffer] weg kon lopen;
2.
hij op 10 november 2016 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de richting van het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 10 november 2016 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
-meermalen op de grond te gooien en met kracht mee te sleuren en
-meermalen met gebalde vuisten op het hoofd te slaan en
-in de nek te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
2. Subsidiair: Poging tot zware mishandeling;
3. Mishandeling, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. Hierbij heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat aan verdachte op grond van een eerdere veroordeling voor het medeplegen van moord de maatregel terbeschikkingstelling (nader te noemen: TBS-maatregel) met dwangverpleging is opgelegd. De dwangverpleging is op dit moment voorwaardelijk beëindigd. De uitkomst van de onderhavige zaak zal worden betrokken bij de vraag of de dwangverpleging moet worden hervat. Door oplegging van een nieuwe TBS-maatregel zou de huidige TBS-maatregel worden beëindigd, hetgeen de officier van justitie, gelet op het zwaardere indexdelict op grond waarvan van de huidige TBS-maatregel is opgelegd, niet wenselijk acht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring gepleit voor oplegging van een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie, te weten een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, aangezien het hoogst waarschijnlijk is dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging na een bewezenverklaring van de feiten zal worden hervat. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat in vergelijkbare zaken lagere straffen worden opgelegd dan de gevorderde 42 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsbeneming, poging tot zware mishandeling en mishandeling. Midden in de nacht heeft hij een vrouw die op weg was naar huis zonder aanleiding vastgegrepen en getracht om haar met geweld naar het Sterrebos te krijgen. Hierbij heeft hij haar meerdere malen geslagen en heeft hij haar bedreigd en geprobeerd in het gezicht te steken met een stanleymes. Ook heeft hij haar telefoon kapot getrapt. Wat verdachte met de vrouw van plan was, is, nu hij kennelijk niet uit was op het stelen van haar spullen, niet helder geworden. Het is aan het heldhaftige en kordate optreden van het slachtoffer zelf en een toevallige voorbijgangster te danken dat verdachte zijn verdere plan niet ten uitvoer heeft kunnen brengen. Uit de slachtofferverklaring volgt dat aangeefster op dat moment doodsangsten heeft uitgestaan en dat zij ook nu nog grote psychische gevolgen van de feiten ondervindt. Verdachte heeft door zijn gedragingen op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een geweldsdelict, te weten het medeplegen van moord, en dat daarvoor aan verdachte een langdurige gevangenisstraf met daarnaast TBS met dwangverpleging is opgelegd. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was de dwangverpleging voorwaardelijk beëindigd en stond verdachte onder toezicht van de reclassering.
In het reclasseringsadvies staat beschreven dat verdachte een man met een belast verleden is en dat bij bewezenverklaring sprake is van recidive, zodat de behandeling in het kader van de TBS naar verwachting hervat wordt.
Verdachte is voorts in het Pieter Baan Centrum opgenomen geweest en onderzocht. De deskundigen hebben onder meer gerapporteerd dat sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis en dat onduidelijk is of ook sprake is van een stoornis in gebruik van middelen. Ook is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en vermijdende trekken. Of sprake is van seksuele problemen is niet duidelijk geworden. Gezien het langdurige, pervasieve en consistente karakter van de gebrekkige ontwikkeling, kan worden aangenomen dat deze aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Dit is eveneens aannemelijk ten aanzien van de persoonlijkheidsstoornis. Alhoewel het motief van verdachte vanwege zijn ontkennende houding niet duidelijk is geworden, hebben de deskundigen de overtuiging gekregen dat verdachte een zwakke, beïnvloedbare en structuur-afhankelijke man is die zeer waarschijnlijk werd overvraagd in zijn resocialisatiefase. Dat de stoornis heeft doorgewerkt in de strafbare feiten, wordt niet uitgesloten, maar in welke aspecten precies en in welke mate kon vanwege de ontkennende houding van verdachte niet worden onderzocht. Dit maakt dat geen uitspraken worden gedaan over de toerekeningsvatbaarheid en over het recidiverisico. Een advies over de oplegging van een straf- of maatregel en de inhoud van een eventuele behandeling, wordt door de deskundigen niet gegeven.
De rechtbank constateert dat de lopende TBS-maatregel op 20 maart 2018 met twee jaren is verlengd en dat de behandeling van verdachte na zijn detentie zal worden hervat. Zij zal in dit geval, mede nu door de officier van justitie geen maatregel is gevorderd, daarom volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Met name gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een forse gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Nu de rechtbank komt tot een andere bewijsbeslissing dan de officier van justitie ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde en het ter beperking van het recidivegevaar van belang wordt geacht dat de behandeling in het kader van de lopende TBS voortgang vindt, zal zij een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd opleggen. Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] , bijgestaan door advocaat mr. drs. C.J. Nierop, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 13.896,55 ter vergoeding van materiële schade en € 6.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering goed is onderbouwd en dat deze integraal dient te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring naar voren gebracht dat de gevorderde reiskosten hem redelijk voorkomen. Ten aanzien van de studiekosten heeft hij bepleit dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat alle kosten voor het collegejaar 2016-2017 nodeloos zijn gemaakt. Ook heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding voor studievertraging moet worden afgewezen, nu aangeefster al een betaalde baan heeft en er geen sprake is van een situatie waarin een slachtoffer pas later de arbeidsmarkt kan betreden. De schade zou in het onderhavige geval bestaan uit het inkomensverschil tussen haar inkomen als agente en het inkomen dat zij zal verdienen als maatschappelijk werkster en dit inkomensverschil is onvoldoende inzichtelijk gemaakt. Met betrekking tot het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade is aangevoerd dat de benadeelde ten aanzien van dit deel van de vordering deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien nog geen sprake is van een eindsituatie. Subsidiair dient de gevorderde vergoeding volgens de raadsman te worden gematigd, waarbij hij heeft gewezen op een uitspraak uit de Smartengeldgids.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade bestaande uit reis- en verletkosten, nodeloos betaald collegegeld en de immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde. Naar het oordeel van de rechtbank is namens de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de behaalde studiepunten in het collegejaar 2016-2017 niet heeft kunnen behouden en dat door de door verdachte gepleegde strafbare feiten het collegejaar geheel verloren is gegaan. Gelet op de ernst van de strafbare feiten en de gevolgen die deze voor de benadeelde partij hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade redelijk en billijk is en eveneens kan worden toegewezen.
Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte niet of niet voldoende namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding van schade door studievertraging overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 56, 57, 282, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1, 2 subsidiair en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.771,55(zegge: zevenduizend zevenhonderdeenenzeventig euro en vijfenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 7.771,55 (zegge: zevenduizend zevenhonderdeenenzeventig euro en vijfenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 73 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.271,55 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2016.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd dat indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en
mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2018.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Door aangeefster met zijn linkerarm om de linkerkant van haar nek vast te pakken.
2.Hoge Raad 23 april 1985, NJ 1985/891