Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[voorletters] [gedaagde sub 3],
[voorletters] [gedaagde sub 4],
KPGM (verweerster in het incident sub 5), Rabobank (verweerster in het incident sub 6) en CBRE (verweerster in het incident sub 7) genoemd worden.
1.De procedure
- het vonnis in incident van 22 november 2017
- de nadere conclusie in het incident inzake een vordering ex art. 843a Rv van 20 december 2017 van Gorecht Holding
- de akte inbreng nadere producties van 20 december 2017 van Vierwaarde
- de akte uitlating producties in het incident inzake een vordering ex art. 843a Rv van 7 februari 2018 van Gorecht Holding en [gedaagde sub 3]
- de rolbeslissing van 8 februari 2018 waarbij een door Vierwaarde ingediende akte inbreng nadere producties (producties 68 en 69) is geweigerd
- de antwoordakte in het incident inzake de vordering ex art. 843a Rv van 7 maart 2018 van Vierwaarde.
2.De verdere beoordeling in het incident
KPMG de waardering na balansdatum heeft getoetst op basis van de bekend zijnde parameters uit de huurcontracten en de tot op dit moment bekend zijnde verhuurstroom inclusief mutaties". Hiermee heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de betreffende bescheiden voorhanden zijn. In gestelde mededeling van de accountant worden namelijk geen overzichten genoemd. De vordering zal ook in zoverre worden afgewezen.
3.De beslissing
6 juni 2018voor het nemen van een conclusie van antwoord door Gorecht c.s., KPGM, Rabobank en CBRE;