ECLI:NL:RBNNE:2018:220

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
18/730319-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en onmiddellijke invrijheidsstelling na diefstal met geweldsbedreiging

Op 10 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een deel van een sigaret en een vijftigeurobiljet, waarbij geweld en bedreiging met een mes aan de orde zouden zijn geweest. De rechtbank constateerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De aangifte van het slachtoffer, die op 3 oktober 2017 had plaatsgevonden, gaf aanleiding tot twijfels over het tijdstip van de straatroof. De verdachte ontkende de beschuldigingen en er waren significante discrepanties tussen de verklaringen van de aangever en de verdachte, met name over het uiterlijk van de dader. De rechtbank oordeelde dat het niet mogelijk was om wettig en overtuigend vast te stellen dat de verdachte de dader was. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en werd de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevolen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730319-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2017 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg, de Zuidergrachtswal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder meer) een (deel van een) sigaret en/of geld (te weten: een biljet van 50 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- in de richting van die [slachtoffer] is gelopen en -vervolgens aan die [slachtoffer] een sigaret gevraagd waarna die [slachtoffer] hem meedeelde geen sigaret voor hem te hebben- een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, uit een door hem, verdachte, meegevoerde plastic tas gepakt en/of (vervolgens)
- met dat mes, althans met dat op een mes gelijkend voorwerp, in elk geval met dat scherpe en/of puntige voorwerp, (duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] ,) tegenover, althans zeer dichtbij, die [slachtoffer] is gaan staan waarna die [slachtoffer] zijn/een deels opgerookte sigaret aan hem gaf en/of (vervolgens)
- terwijl verdachte nog steeds (dreigend) met dat mes, althans met dat op een mes gelijkend voorwerp, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp, voor/(zeer) dichtbij die [slachtoffer] stond, aan die [slachtoffer] gevraagd of hij nog meer bij zich had waarna die [slachtoffer] een biljet van 50 euro aan verdachte heeft getoond.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland, een verplichte klinische opname van maximaal drie maanden in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of soortgelijke intramurale instelling, zulks op basis van de indicatiestelling van het NIFP-IFZ, gevolgd door een verplichte ambulante behandeling bij de Forensische Psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg en een drugs- en alcoholverbod. De officier van justitie vordert dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Hij heeft ten aanzien van het ten laste gelegde het volgende aangevoerd. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij bij de Blokhuispoort een mes uit zijn tas heeft gehaald. Deze verklaring past bij de verklaring van aangever. Het signalement dat aangever heeft gegeven van de dader, waaronder het Somalische uiterlijk, de kleding en haardracht van de dader, alsmede dat de dader een pet c.q. muts droeg en een plastic Jumbo tas bij zich had, past bij het signalement van verdachte. Aangever heeft verklaard over de grootte en breedte van het mes, hetgeen overeenkomt met het mes dat bij verdachte is aangetroffen. Voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, alsmede de camerabeelden en de verklaring van de verbalisant in burger omtrent verdachtes agressieve gedrag, maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat er onvoldoende overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen omdat er onvoldoende aanwijzingen en teveel twijfels zijn om wettig en overtuigend vast te kunnen stellen of verdachte de dader is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Aan verdachte is kort gezegd diefstal van een deel van een sigaret en een vijftigeurobiljet ten laste gelegd, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met een mes.
Verdachte heeft stellig ontkend dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
In de aangifte, gedaan op 3 oktober 2017 om 00:00 uur, heeft aangever verklaard dat het voorval rond 23:00 uur heeft plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van het tweede verhoor van aangever, dat eveneens heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2017, heeft aangever naar voren gebracht dat de overval eerder dan 23:00 uur heeft plaatsgevonden. Aangever heeft verklaard dat hij om 22:09 uur met een vriend heeft gebeld. In het proces-verbaal is niet opgenomen op welk tijdstip de overval dan heeft plaatsgevonden.
Verdachte is op camerabeelden, welke afkomstig zijn van [naam], te zien en heeft zich hier ook in herkend. Uit deze beelden blijkt dat verdachte rond 22:40 uur uit de richting komt van de plek waar de straatroof heeft plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat aan de hand van het dossier niet vastgesteld kan worden op welk tijdstip de straatroof heeft plaatsgevonden en kan daardoor ook niet vaststellen of het moment waarop verdachte zichtbaar is op de camerabeelden, overeenkomt met het tijdstip waarop de straatroof heeft plaatsgevonden.
Voorts waren er met betrekking tot verdachtes uiterlijk bepaalde significante opvallende aspecten, waarover aangever niets heeft verklaard. De rechtbank overweegt dat op de camerabeelden duidelijk zichtbaar is dat verdachte een pet met een klep draagt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de pet die hij droeg een opdruk had van de Chicago Bulls. Deze pet was zwart en had een rode klep. In het proces-verbaal van bevindingen van het verhoor van aangever is nadrukkelijk beschreven dat de dader geen pet met een klep op had. Gelet op de omschrijving die verdachte van zijn pet heeft gegeven is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke pet zou moeten opvallen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat, ondanks dat verdachte korte tijd na de straatroof is aangehouden, het vijftigeurobiljet niet bij verdachte is aangetroffen, terwijl het dossier evenmin aanwijzingen bevat dat dit geld is uitgegeven.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. A.W. Wassink en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 januari 2018.
Mr. H.G. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.