In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit [verzoekers 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, waarbij hen een last onder dwangsom is opgelegd vanwege strijdig gebruik van een pand en het ontbreken van een omgevingsvergunning voor de realisatie van brandcompartimenten. De last onder dwangsom houdt in dat verzoekers binnen acht weken de strijdige situatie moeten beëindigen, met een dwangsom van € 1500,- per week, tot een maximum van € 15000,-. Tijdens de zitting op 15 december 2017 is gebleken dat verzoekers niet tot overeenstemming zijn gekomen met de gemeente, waarna de voorzieningenrechter is gevraagd om uitspraak te doen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers huurkoper en huurverkoper zijn van het pand en dat er overtredingen van het Bouwbesluit 2012 en het bestemmingsplan zijn geconstateerd. Verweerder heeft verzoekers verzocht deze overtredingen te beëindigen, maar verzoekers hebben geen ontvankelijke aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen concreet zicht op legalisatie is en dat handhavend optreden gerechtvaardigd is. De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de opgelegde last duidelijk is en niet disproportioneel. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de dwangsommen passend zijn gezien de omstandigheden van de zaak en dat de begunstigingstermijn van zes weken voldoende is om aan de last te voldoen.