ECLI:NL:RBNNE:2018:2153

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
18-030055-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak met meerdere parketnummers

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van meerdere delicten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging onder parketnummer 18-030055-18, dat zij opzettelijk letsel zou hebben toegebracht aan een slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte het letsel had veroorzaakt. De verdachte had alternatieve scenario's geschetst die niet konden worden uitgesloten, waaronder de mogelijkheid dat het letsel was ontstaan door een ongeluk.

Ten aanzien van het tweede parketnummer, 18-018820-18, werd de verdachte wel veroordeeld voor diefstal. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 27 januari 2018 in Groningen een paar schoenen had weggenomen dat toebehoorde aan een winkelbedrijf. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische behandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de motivatie van de verdachte om haar leven te verbeteren.

De rechtbank heeft ook een vordering na voorwaardelijke veroordeling behandeld, waarbij de bijzondere voorwaarden van een eerder vonnis zijn gewijzigd. De rechtbank heeft de reclassering opgedragen toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en de belangen van de verdachte en de maatschappij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-030055-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-018820-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/131893-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. M. Kappeijne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-030055-18
zij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
met een hamer, althans een fles, althans met een hard voorwerp met kracht tegen de
voorkant/zijkant van het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een hamer, althans een fles, althans met een hard voorwerp met kracht
tegen de voorkant/zijkant van het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 oktober 2017 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door die
[slachtoffer] met een hamer, althans een fles, althans met een hard voorwerp, met kracht tegen
de voorkant/zijkant van het hoofd te slaan;
Parketnummer 18-018820-18
zij op of omstreeks 27 januari 2018 te Groningen een paar schoenen, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [bedrijf], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak gerekwireerd van het onder parketnummer
18-030055-18 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangever met een hard voorwerp heeft geslagen. De door verdachte geschetste alternatieve scenario's voor het ontstaan van het letsel van aangever - onder meer dat aangever in beschonken toestand zijn hoofd heeft gestoten aan de deurpost - kunnen niet worden uitgesloten.
Indien de rechtbank wel uitgaat van het slaan door verdachte met een hard voorwerp, heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18-018820-18 ten laste gelegde heeft de officier van justitie op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder parketnummer 18-030055-18 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat aangever [slachtoffer] bij de politie tegenstrijdig heeft verklaard over onder andere de aanleiding van het geweld en het voorwerp waarmee hij zou zijn geslagen. Deze verklaringen zijn derhalve onbetrouwbaar.
Verdachte heeft het ten laste gelegde steeds stellig ontkend. Daarnaast heeft zij voor het ontstaan van het letsel van aangever aannemelijke alternatieve scenario's geschetst. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte gelet op het voorgaande integraal dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18-030055-18 ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18-018820-18 heeft de raadsvrouw opgemerkt dat dit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder parketnummer 18-030055-18 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat het verdachte is geweest die het letsel van aangever heeft veroorzaakt. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat er op neerkomt dat het letsel per ongeluk - door vallen of stoten - is ontstaan, is, mede gelet op de toestand waarin aangever op dat moment verkeerde - hij was onder invloed van alcohol en voelde aanvankelijk geen pijn - op voorhand niet onaannemelijk, terwijl dit scenario door de beschikbare bewijsmiddelen niet wordt uitgesloten. Dit leidt tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen en zal verdachte van het onder parketnummer
18-030055-18 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18-018820-18 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 mei 2018;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 27 januari 2018, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018023407 d.d. 27 januari 2018, inhoudende de verklaring van aangever [medewerker] namens het winkelbedrijf [bedrijf].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18-018820-18 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 27 januari 2018 te Groningen een paar schoenen dat toebehoorde aan [bedrijf] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder parketnummer 18-018820-18 bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18-018820-18 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 25 mei 2018, waaronder een klinische opname voor de duur van maximaal vijf maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte gemotiveerd is om te worden behandeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zeer gemotiveerd is om haar leven op een andere manier vorm te geven. Verdachte wil dat de klinische opname doorgang vindt. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich klinisch laat behandelen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 27 januari 2018 schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door een paar schoenen weg te nemen bij de [bedrijf]. Deze feiten leveren winkeliers veel schade, hinder en ergernis op. Door op een dergelijke manier te handelen, heeft verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van een ander.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 april 2018, veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke delicten. Daarnaast liep verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit in een proeftijd.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 25 mei 2018 volgt dat er bij verdachte sprake is van langdurig middelengebruik. Voor een substantiële verbetering in het functioneren van verdachte, haar gezondheid en het doen ophouden van verdachtes delictgedrag, is een langdurig traject noodzakelijk. Daarbij wordt geïndiceerd geacht dat dit traject klinisch zal zijn.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat door de officier van justitie gevorderde strafeis een passende reactie vormt. De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, enerzijds om er voor te zorgen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 25 mei 2018. De rechtbank heeft daarbij nadrukkelijk rekening gehouden met de wens van verdachte een klinische behandeling te volgen en haar ter zitting getoonde motivatie om deze behandeling te laten slagen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 1 november 2017, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 november 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 6 maart 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor onder parketnummer 18-018820-18 bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan vóór het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn schriftelijke vordering gewijzigd in die zin dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf achterwege kan blijven en
kan worden volstaan met wijziging van de gestelde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 1 november 2017 op de wijze zoals beschreven in het rapport van de reclassering d.d. 25 mei 2018.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden gelast. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank echter termen aanwezig thans met betrekking tot deze tenuitvoerlegging de gewijzigde vordering van de officier van justitie te volgen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18-030055-18 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18-018820-18 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de verslavingsreclassering aan de Canadalaan 1 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde verplicht is om mee te werken aan, indien nodig, nadere diagnostiek door de Forensische Polikliniek teneinde indicatiestelling, toeleiding en plaatsing in een kliniek mogelijk te maken. Tevens is veroordeelde verplicht in het kader van nazorg mee te werken aan geïndiceerde ambulante vervolgbehandeling;
3. dat de veroordeelde zich laat opnamen, op basis van de door NIFP/IFZ afgegeven indicatiestelling, in het IMC te Beilen of een soortgelijke instelling voor maximaal vijf maanden. Veroordeelde heeft zich te houden aan het advies voor vervolgbehandeling. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar van die instelling zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan speeksel- en urinecontroles als de reclassering dat nodig acht om middelengebruik inzichtelijk te maken;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan activerende begeleiding door een instelling ter bepaling van de reclassering, indien de reclassering dat nodig acht.
Draagt de reclassering Verslavingszorg Noord-Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-131893-17:
Wijzigt de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland d.d. 1 november 2017 in die zin:
1. dat de veroordeelde zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering aan de Canadalaan 1 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde verplicht is om mee te werken aan, indien nodig, nadere diagnostiek door de Forensische Polikliniek teneinde indicatiestelling, toeleiding en plaatsing in een kliniek mogelijk te maken. Tevens is veroordeelde verplicht in het kader van nazorg mee te werken aan geïndiceerde ambulante vervolgbehandeling;
3. dat de veroordeelde zich laat opnamen, op basis van de door NIFP/IFZ afgegeven indicatiestelling, in het IMC te Beilen of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal vijf maanden. Veroordeelde heeft zich te houden aan het advies voor vervolgbehandeling. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar van die instelling zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan speeksel- en urinecontroles als de reclassering dat nodig acht om middelengebruik inzichtelijk te maken;
6. dat de veroordeelde meewerkt aan activerende begeleiding door een instelling ter bepaling van de reclassering, indien de reclassering dat nodig acht.
Draagt de reclassering Verslavingszorg Noord-Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2018.