ECLI:NL:RBNNE:2018:2142
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor drugshandel met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn broer gedurende 11 maanden betrokken was bij de handel in harddrugs, met name cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2016 tot en met 16 november 2016, meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd hoeveelheden van deze middelen, die onder de Opiumwet vallen. De verdachte is op de terechtzitting van 11 april 2018 verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M. Terpstra, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Mous.
De rechtbank heeft de verklaringen van verschillende getuigen als bewijs gebruikt, die bevestigden dat de verdachte en zijn broer betrokken waren bij de drugshandel. Ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de periode vóór 1 juni 2016, oordeelde de rechtbank dat de getuigenverklaringen betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de gehele ten laste gelegde periode.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank overwoog dat, hoewel de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige feiten, er omstandigheden waren die een lichtere straf rechtvaardigden, zoals het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een delict op grond van de Opiumwet en dat hij bezig was zijn leven weer op de rit te krijgen. De uitspraak is gedaan in het belang van de samenleving, maar ook met oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.