ECLI:NL:RBNNE:2018:2086

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
18/830307-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwang tot afgifte van bankpas en pincode onder bedreiging met openbaarmaking van seksueel getint materiaal

Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het onder dwang afnemen van een bankpas en pincode van een slachtoffer. De zaak kwam voort uit een incident dat zich voordeed tussen 7 en 17 december 2015, waarbij de verdachte, al dan niet in vereniging met anderen, het slachtoffer bedreigde met de openbaarmaking van een seksueel getint filmpje. Tijdens de zitting op 17 mei 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.C. Polat, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd werd door mr. S.E. Eijzenga.

De officier van justitie vorderde veroordeling van de verdachte, onderbouwd met verklaringen van het slachtoffer en getuigen die bevestigden dat de verdachte had gedreigd met het openbaar maken van een filmpje, tenzij er geld werd betaald. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat er geen wettig bewijs was voor de tenlastelegging, en dat de verdachte niet betrokken was bij de afgifte van de bankpas.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Er was geen overtuigend bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de dreiging had geuit die leidde tot de afgifte van de bankpas en pincode. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830307-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
thans uit andere hoofde gedetineerd te P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 december 2015 tot en met 17 december 2015
te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten de afgifte van haar bankpas en/of pincode, door what's app-berichten aan die [slachtoffer] te sturen met onder meer als inhoud
(zakelijk weergegeven): "dat hij een seksueel getint filmpje van haar heeft
gezien en/of dat hij geld wil hebben zodat wordt voorkomen dat het online zou
worden gezet" en/of -naar het stageadres van die [slachtoffer] te gaan en/of tegen die [slachtoffer] te
zeggen: "Er is geld op je rekening gestort. Als je niet meewerkt, je weet wat
de gevolgen zijn. Je filmpje enzo...." en/of "[slachtoffer] geef je pas nou maar
gewoon. Je weet wat er anders gaat gebeuren en/of Wat is je pincode eigenlijk".

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Een persoon die zich op Snapchat '[naam 1]' noemde heeft contact opgenomen met aangeefster. Zij heeft verklaard dat ze hierbij een foto van een persoon zag die ze herkende als iemand die kapper is en dat ze via via verdachte heeft kunnen traceren als degene die met haar contact opnam. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar liet weten dat hij een filmpje van haar had gezien en dat hij 1200 euro wilde hebben om te voorkomen dat het online werd gezet. De moeder van aangeefster alsmede een vriendin, te weten getuige [getuige], hebben het verhaal bevestigd. Zij hebben verdachte ermee geconfronteerd in zijn kapperszaak. Verdachte zou tegen hen hebben gezegd dat hij aangeefster een lesje wilde leren. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij WhatsApp-contact heeft gehad met aangeefster. Op grond van bovenstaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is geweest van dwang middels het openbaar maken van een geheim. Daarbij acht de officier van justitie niet bewezen dat het ten laste gelegde in vereniging is gepleegd en dat hierbij sprake is geweest van dwingen tot afgifte van de bankpas van aangeefster.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het zou gaan om een dreiging met enig andere feitelijkheid, te weten de vermeende sekstape, waarmee aangeefster zou zijn gedwongen haar bankpas en pincode af te geven. Deze verdenking is gebaseerd op de vermoedens van aangeefster, dat WhatsApp-berichten , die volgens haar afkomstig zijn van verdachte, te maken hebben met de WhatsApp-berichten die naar haar zijn gestuurd door medeverdachte. Zij heeft aldus de seksvideo in verband gebracht met haar bankpas die ze aan medeverdachte gaf. Moeder van aangeefster en getuige [getuige] hebben verdachte geconfronteerd met het verhaal van aangeefster, maar hun verklaringen over wat verdachte zou hebben gezegd zijn geen bewijs voor het ten laste gelegde. De WhatsApp-gesprekken die aangeefster aan het dossier heeft toegevoegd als gesprekken met '[naam 2]' zijn niet de gesprekken die verdachte met haar heeft gevoerd. Het is onduidelijk of aangeefster al het WhatsApp-verkeer aan het dossier heeft toegevoegd. Voorts blijkt uit de gesprekken met '[naam 2]' niet van een dreiging met betalen van geld. De bankpas ziet op een situatie met medeverdachte en de officier van justitie heeft in die zaak een vrijspraak gevorderd. Verdachte heeft niets te maken met de bankpas van aangeefster. Er is ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte, zodat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
In het onderhavige geval draait het om een dreiging met enig andere feitelijkheid, te weten het al dan niet online verspreiden van een seksvideo waarop aangeefster te zien zou zijn, om aangeefster te dwingen tot afgifte van haar bankpas en pincode.
Voor zover al te bewijzen valt dat verdachte degene is geweest die aangeefster via de Whats-App heeft aangegeven geld te willen, zodat voornoemd filmpje niet verder getoond zou worden, blijkt uit het dossier niet van enig verband met deze dreiging en de afgifte van de bankpas en de pincode aan medeverdachte. Er zijn voorts geen aanwijzingen voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden verdachten.
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Het door de benadeelde partij gevorderde schadebedrag ad € 500,00 is redelijk en billijk en kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De vordering benadeelde partij moet worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de ingestelde vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk is in de ingestelde vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2018.
mr. Zwarts is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.