ECLI:NL:RBNNE:2018:2036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
18/940043-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging door minderjarige verdachte

Op 31 mei 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. De zaak kwam voor de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken na een terechtzitting op 17 mei 2018. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Dekens, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de eerste betrof een overval op een bedrijf in Assen op 25 november 2017, waarbij de verdachte met een vuurwapen dreigde en geld heeft gestolen. Het tweede feit betrof bedreiging van twee personen op 28 november 2017 in Hoogeveen, waarbij de verdachte hen met de dood bedreigde. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie betoogd dat er voldoende bewijs was voor de overval, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal, maar dat de bedreiging wel bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht. De rechtbank hield rekening met de problematiek van de verdachte, waaronder een reactieve hechtingsstoornis en gedragsstoornis, en de noodzaak voor behandeling om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.940043-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans verblijvende in Flevostate te Emmeloord.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een hoeveelheid) geld (van ongeveer/in totaal 155 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de) [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, (met een bedekt gezicht) een (op een) (vuur)wapen/pistool (gelijkend voorwerp) op/in de richting van de (linker)zij van die [slachtoffer 1] heeft (gericht en/of) gehouden en/of de loop van dat/een (op een) (vuur)wapen/pistool (gelijkend voorwerp) in de (linker)zij van die [slachtoffer 1] heeft gestoken/gedrukt/gehouden en/of dat/een (op een) (vuur)wapen/pistool (gelijkend voorwerp) op de buik, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd de woorden: "Maak die kanker kassa open" en/of een of meer andere woorden van (gelijke) (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 28 november 2017 te Hoogeveen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kan jullie beter dood schieten, want ik mis geld door jullie omdat ik hier op school moet zijn, ik kan jullie beter dood maken dan ben ik van jullie af" en/of "Ik ga naar jullie huis toe en ik ga jullie dood schieten" en/of "Ik kan jullie beter afmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie gecloncludeerd dat het verdachte is geweest die de overval op de [bedrijf] in Assen heeft gepleegd. De officier van justitie heeft verwezen naar het signalement dat door verschillende personen is gegeven en dat signalement past bij verdachte. Voorts is van belang de verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte de avond voor de overval bij haar was en een zwart pistool bij zich had. Verder heeft verdachte geen sluitend alibi voor de tijd dat de overval plaatsvond. In dit verband heeft de officier van justitie opgemerkt dat [getuige 2] in zijn eerste verklaring verdachte een alibi verschaft, doch dat trekt hij in zijn tweede verklaring weer in. Dat maakt volgens de officier van justitie dat verdachte een aantoonbare leugenachtige verklaring heeft afgelegd over zijn activiteiten die ochtend.
De officier van justitie heeft verder verwezen naar de verklaringen van de vriendin van verdachte, [getuige 2] en de moeder van verdachte.
De officier van justitie heeft voorts nog verwezen naar whatsapp gesprekken waaruit de indruk naar voren komt dat verdachte zich bezighoudt met het plegen van strafbare feiten.
Alles bij elkaar genomen acht de officier van justitie het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Voor feit 2 kan volgens de officier van justitie eveneens een bewezenverklaring volgen nu verdachte dat feit heeft bekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het signalement te algemeen is om verdachte daar aan te linken.
De verklaring van [getuige 1] is naar het standpunt van de raadsman ingegeven door jaloezie. Verdachte zoende op vrijdag nog met haar en de volgende dag ging hij verkering vragen aan [naam]. Ook klopt volgens de raadsman de verklaring van [getuige 1] niet met betrekking tot de buit van de overval. Verdachte zou haar een filmpje hebben gezonden waarop de buit van de overval zou zijn te zien. [getuige 1] heeft het in haar verklaring niet alleen over papier geld doch ook over munt geld en dat laatste is blijkens de aangifte niet als gestolen opgegeven.
De foto’s die in het dossier zijn opgenomen kunnen evenmin bijdragen aan het bewijs nu die foto’s van oudere datum zijn en daarom niet gerelateerd kunnen worden aan het verweten feit.
Daarnaast kan uit de verklaringen van getuigen niet worden vastgesteld dat verdachte de bewuste overval moet hebben gepleegd. Bovendien verschillen de getuigenverklaringen onderling.
Ook de whatsapp gesprekken kunnen niet gerelateerd worden aan de overval. Dat verdachte een tijdje niet heeft geappt, heeft te maken met het feit dat hij lag te slapen na wat weed te hebben gerookt.
Naar het standpunt van de raadsman ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs met betrekking tot het ten laste gelegde feit zodat vrijspraak moet volgen.
Voor feit 2 kan een bewezenverklaring volgen nu verdachte dat feit heeft bekend.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Het dossier bevat een aantal aanwijzingen die mogelijk wijzen in de richting van verdachte als pleger van de overval op de [bedrijf]. De rechtbank doelt onder meer op de verklaring van [getuige 1]. Uit haar verklaring blijkt echter niet onomstotelijk dat verdachte als dader moet worden aangemerkt. [getuige 1] verklaart onder andere over een zwart pistool terwijl aangeefster [slachtoffer 1] aangeeft dat de loop van het pistool zilver van kleur was.
Het opgestelde signalement van de dader acht de rechtbank te algemeen. Het bevat geen specifieke kenmerken op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat het signalement aan verdachte toebehoort. Op de zich in het dossier bevindende foto’s van de overvaller is verdachte niet herkenbaar.
De whatsapp gesprekken en overige getuigenverklaringen in het dossier kunnen evenmin in voldoende mate bijdragen aan een vaststelling dat verdachte de bewuste overval moet hebben gepleegd.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten -al dan niet in onderling verband- waaruit buiten redelijke twijfel kan volgen dat verdachte als dader van de overval op de [bedrijf] moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft daarmee niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 mei 2018 afgelegde verklaring.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 199 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL100-2018068129 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 3].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 november 2017 te Hoogeveen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik kan jullie beter dood schieten, want ik mis geld door jullie omdat ik hier op school moet zijn, ik kan jullie beter dood maken dan ben ik van jullie af" en/of "Ik ga naar jullie huis toe en ik ga jullie dood schieten" en "Ik kan jullie beter afmaken".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 48 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Voorts plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaren, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, met dadelijke uitvoerbaarheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om te volstaan met een jeugddetentie van 48 dagen met aftrek van voorarrest, eventueel nog te combineren met het volgen een agressie regulatietraining.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft twee docenten bedreigd op het moment dat hem de toegang tot het leslokaal was ontzegd. Verdachte is desondanks toch het leslokaal binnengegaan en toen hij daarop werd aangesproken heeft hij de twee docenten met de dood bedreigd. Verdachte heeft zich daarbij geuit in zeer agressieve bewoordingen en op een dusdanig wijze dat de docenten de indruk hadden dat verdachte daadwerkelijk gevolg zou geven aan die bedreigingen.
De rechtbank acht dit gedrag uiterst verwerpelijk te meer nu verdachte deze bedreigingen heeft geuit op zijn school en in aanwezigheid van medeleerlingen, derhalve op een plek waar docenten en leerlingen zich veilig moeten kunnen voelen. Verdachte heeft door zijn gedrag dit gevoel van veiligheid aangetast.
Het gaat naar het oordeel van de rechtbank om een forse bedreiging die in beginsel dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
Uit de rapportages komt duidelijk naar voren dat verdachte problemen heeft met het reguleren van zijn agressie. De rechtbank heeft in dit verband kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 1 mei 2018 opgemaakt door C.J.F. Kemperman. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een reactieve hechtingsstoornis en gedragsstoornis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het onder 2 ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Door de stoornissen werd verdachtes zelfcontrole enigszins beperkt en wel in die zin dat hij oorzaak en gevolgrelaties niet goed kan overzien, zich niet goed kan inleven in anderen en zijn agressie beperkt kan reguleren. Dit maakt het dat het onder 2 ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De deskundige M.A. Westerink-Hetebrij, GZ-psycholoog, komt in haar rapport van 25 april 2018 eveneens tot de conclusie dat het onder 2 ten laste gelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Uit de rapportages komt overduidelijk naar voren dat zonder behandeling van de vastgestelde stoornissen de kans op recidive van bedreiging of gewelddadig gedrag als hoog wordt ingeschat. De copingvaardigheden van verdachte om agressieve impulsen in andere, adequatere, banen te leiden zijn beperkt en de langdurige behandeling heeft vooralsnog niet geresulteerd in een betekenisvolle reductie van de problemen.
De deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming hebben geadviseerd een voorwaar-delijke PIJ-maatregel op te leggen met daar aan verbonden bijzondere voorwaarden die het mogelijk maken om verdachte de benodigde behandeling te kunnen bieden.
De rechtbank zal de adviezen overnemen ten aanzien van de conclusie dat verdachte intensief behandeld moet worden voor zijn problematiek en dat dit mogelijk moet worden gemaakt door bijzondere voorwaarden te verbinden aan de op te leggen straf.
Gelet op wat de rechtbank bewezen acht zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet verbinden aan een voorwaardelijke PIJ-maatregel maar aan een deels voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opnemen zoals die door de officier van justitie zijn aangegeven. Het voorwaardelijke deel dient verdachte er van te weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen maar ook om hem te ondersteunen bij het nakomen van de bijzondere voorwaarden.
Gelet op het hoge recidive risico moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de hierna gestelde voorwaarden en uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank is van oordeel dat aan voormeld criterium wordt voldaan nu verdachte wordt
veroordeeld voor bedreiging van personen in die zin dat hij hen heeft gedreigd dood te schieten en ook heeft aangegeven over wapens te kunnen beschikken. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen de bij verdachte aanwezige problematiek.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 72 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich op uitnodiging zal melden bij de jeugdreclassering van Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Assen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal blijven wonen bij Flevostate te Emmeloord of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan de residentiële behandeling, waaronder agressieregulatie therapie, cognitieve gedragstherapie, psychomotorische therapie en multidimensionale familie-therapie, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zal meewerken aan het hebben van een dagbesteding en/of het volgen van onderwijs;
- geen drugs zal gebruiken en mee zal werken aan urinecontroles om dat verbod te kunnen handhaven.
Draagt de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank bepaalt dat voornoemde voorwaarden en toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter tevens kinderrechter, mr. H.H.A. Fransen en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 mei 2018.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.