ECLI:NL:RBNNE:2018:1992

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
18/920109-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ernstige belaging van ex-vriendin met stelselmatige inbreuk op persoonlijke levenssfeer en veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende drie maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft haar herhaaldelijk lastiggevallen door middel van vele berichten en telefoontjes, het proberen te wijzigen van haar Facebook-wachtwoord, het bezorgen van maaltijden op haar adres en het plaatsen van seksadvertenties op haar naam. Deze handelingen hebben geleid tot een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de ex-vriendin. De rechtbank oordeelt dat de verdachte een grove en stelselmatige inbreuk heeft gemaakt op haar leven, met name door het plaatsen van seksadvertenties die onbekende mannen naar haar huis leidde en het verspreiden van beledigende foto's van haar. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met daaraan gekoppeld algemene en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een partiële vrijspraak uitgesproken voor een deel van de tenlastelegging. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard vanwege een aanpassingsstoornis, wat heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920109-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bosma, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 24 maart 2017 te
[pleegplaats], althans in de gemeente Aa en Hunze, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te
dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, een en
ander hierin bestaande dat verdachte
- vele malen (anoniem) naar die [slachtoffer] heeft gebeld en/of
- die [slachtoffer] vele (anonieme) (sms-)berichten heeft gestuurd en/of
- een of meer pogingen heeft gedaan het wachtwoord van het Facebookaccount van die [slachtoffer] te wijzigen en/of
- een of meer banden van de auto van die [slachtoffer] heeft vernield, althans een of meer blokjes hout met daarin (een) spijker(s) achter de wielen van die (op een oprit geparkeerd staande) auto heeft gelegd en/of
- een of meer maaltijden heeft laten bezorgen op het woonadres van die [slachtoffer] en/of
- heeft geregeld dat isoleringswerkzaamheden aan de door die [slachtoffer] bewoonde woning zouden worden verricht en/of
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning en/of de daarbij behorende schuur en/of de bestrating bij die woning heeft besmeurd met verf en/of
- een hoeveelheid pur-schuim heeft gespoten in de uitlaat van de auto van die [slachtoffer] en/of - een of meer advertenties op het internet heeft geplaatst waarin was vermeld dat die [slachtoffer] zich aanbood voor seksuele diensten (waarna een of meer mannen zich op het woonadres van die [slachtoffer] meldde(n) om van haar diensten gebruik te maken) en/of
- foto's van die [slachtoffer] heeft verspreid (op bomen en/of lantaarnpaal en/of anderszins) waarbij in tekst/woorden was aangegeven dat die [slachtoffer] zich aanbood voor seks;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2017 tot en met 26 januari 2017
te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer autobanden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode van 10 februari 2017 tot en met 11 februari
2017 te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk
een aan/nabij de [straatnaam] staande woning en/of een bij die woning
behorende schuur en/of bestrating van/bij die woning, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2017 tot en met 24 maart 2017 te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk
(de uitlaat van) een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de schriftelijke bescheiden.
Voor zover het onder 1 ten laste gelegde ziet op het zesde gedachtestreepje heeft de officier van justitie (partieel) vrijspraak gevorderd, omdat hierbij het opzet ontbreekt.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman bepleit dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het zesde gedachtestreepje en het deel van de ten laste gelegde periode dat ziet op het jaar 2016.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
Verdachte wordt blijkens het onder 1 ten laste gelegde, zesde gedachtestreepje, verweten dat hij heeft geregeld dat isoleringswerkzaamheden aan de door [slachtoffer] bewoonde woning zouden worden verricht. De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit onderdeel van het ten laste gelegde onder 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Voorts onderschrijft de rechtbank het standpunt van de raadsman dat uit het dossier - met name het door aangeefster bijgehouden logboek - niet blijkt dat verdachte [slachtoffer] heeft belaagd in het jaar 2016. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde onder 1 voor zover het de periode betreft van 1 november 2016 tot 1 januari 2017.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 mei 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

U houdt mij het logboek en de anonieme brief d.d. 12 januari 2017, welke aangeefster heeft ontvangen, uit het procesdossier voor. Ik weet dat het bizar is dat ik ongeveer 300 sms-berichten naar [slachtoffer] heb gestuurd en dat ik haar vaak heb gebeld. Ik heb de banden van de auto van [slachtoffer] vernield. Het klopt dat ik verf heb gegooid bij de woning van [slachtoffer] en dat ik eten heb besteld op haar naam. Ik heb advertenties op het internet geplaatst, waarin ik uit de naam van [slachtoffer] heb gezegd geïnteresseerd te zijn in seks. Vervolgens zijn er mannen naar haar huis gegaan. Ja, het klopt dat dat ik foto’s van [slachtoffer] met woorden heb opgehangen. Ik heb pur in de uitlaat van [slachtoffer] gedaan.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 9 februari 2017 opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017124046 d.d. 15 mei 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

In januari 2017 ben ik regelmatig op mijn mobiele telefoon gebeld door privé of onbekend nummer. [1] Op 12 januari 2017 vond ik een brief in de bus. [2] Ik heb geen idee van wie deze brief afkomstig kan zijn. Iemand heeft in januari 2017 meerdere malen gepoogd om mijn wachtwoord van Facebook te wijzigen. [3] Vanaf 27 januari 2017 tot en met 7 februari 2017 heb ik diverse sms’jes ontvangen op mijn privé telefoon en mijn mobiele werktelefoon. [4] Op 4 februari omstreeks 20.20 uur werd er aangebeld bij mijn woning. Nadat ik open had gedaan zag ik een bezorger staan. Hij had een bestelling bij zich voor vier personen. [5] Op 4 februari werd er aangebeld bij mijn woning. Nadat ik open had gedaan zag ik hier weer een maaltijdbezorger staan, twee maal een shaslick speciaal. [6]

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 11 februari 2017 opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

Vanmorgen, 11 februari 2017 zag ik dat er een plas met verf voor de achterdeur van mijn woning lag. In die plas verf zag ik een boterhamzakje liggen. Ik zag buiten achter de uitbouw ook een plas rode verf liggen. Ik zag dat de achtergevel besmeurd was door verfspatten. Mijn schuurtje heeft ook verfspatten op het hout zitten. Ik zag op het dak van het schuurtje een plas verf liggen met daarin een boterhamzakje. De bestrating is besmeurd met verf. [7]

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 25 maart 2017 opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

Toen ik op 24 maart 2017 bij mijn auto kwam zag ik dat er pur in de uitlaat van mijn auto zat. [8]

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 26 januari 2017 opgenomen op pagina 161 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

Op 25 januari 2017 heb ik mijn auto op mijn oprit geparkeerd. Ik woon in [pleegplaats]. Ik zag dat er een blokje hout, met een spijker daardoor, bij mijn linker voorwiel lag. Ik zag dat deze spijker krom was. Ik zag dat er in het midden van mijn linker achterband een blokje hout met een spijker daardoor vastzat. Ik zag dat dit bij het rechter voorwiel ook het geval was. Ik zag dat mijn rechter achterwiel leeg was en dat er aan het begin van de oprit een blokje hout met een spijker erdoor lag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht alle laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 24 maart 2017 te [pleegplaats] en elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te
te dulden en/of vrees aan te jagen, een en ander hierin bestaande dat verdachte
- vele malen (anoniem) naar die [slachtoffer] heeft gebeld en
- die [slachtoffer] vele (anonieme) (sms-)berichten heeft gestuurd en
- pogingen heeft gedaan het wachtwoord van het Facebookaccount van die [slachtoffer] te wijzigen en
- banden van de auto van die [slachtoffer] heeft vernield en
- maaltijden heeft laten bezorgen op het woonadres van die [slachtoffer] en
- de door die [slachtoffer] bewoonde woning en de daarbij behorende schuur en de bestrating bij die woning heeft besmeurd met verf en
- een hoeveelheid pur-schuim heeft gespoten in de uitlaat van de auto van die [slachtoffer] en
- een of meer advertenties op het internet heeft geplaatst waarin was vermeld dat die [slachtoffer] zich aanbood voor seksuele diensten (waarna mannen zich op het woonadres van die [slachtoffer] meldden om van haar diensten gebruik te maken) en
- foto's van die [slachtoffer] heeft verspreid (op bomen en lantaarnpaal) waarbij in woorden was aangegeven dat die [slachtoffer] zich aanbood voor seks;
2.
hij in de periode van 25 januari 2017 tot en met 26 januari 2017 te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk autobanden toebehorende aan [slachtoffer] , heeft beschadigd;
3.
hij in de periode van 10 februari 2017 tot en met 11 februari 2017 te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk een aan de [straatnaam] staande woning en een bij die woning behorende schuur en bestrating bij die woning, in elk geval enig goed, toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft beschadigd;
4.
hij in de periode van 23 maart 2017 tot en met 24 maart 2017 te [pleegplaats], gemeente Aa en Hunze, opzettelijk en wederrechtelijk de uitlaat van een auto, geheel
toebehorende aan [slachtoffer] , onbruikbaar heeft gemaakt;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. belaging;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort onbruikbaar heeft gemaakt.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 220 uren subsidiair 110 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering in haar rapport d.d. 3 maart 2017 zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat zijn cliënt bij oplegging daarvan zijn baan zou verliezen. De raadsman heeft voorts bepleit dat zijn cliënt verminderd toerekeningsvatbaar is en dat een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis passend en geboden is. Tegen het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het reclasseringsrapport d.d. 3 maart 2017 heeft de raadsman aangeven geen bezwaar te hebben.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende drie maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Door de vele berichten, telefoontjes, pogingen om het wachtwoord van Facebook van zijn ex-vriendin te wijzigen, het bezorgen van maaltijden op haar adres en het plaatsen van seksadvertenties op haar naam, heeft verdachte een grove en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van zijn ex-vriendin gemaakt. Met name het plaatsen van de seksadvertenties, waardoor onbekende mannen zich bij zijn ex-vriendin meldden, alsmede het verspreiden van foto’s met beledigende teksten van zijn ex-vriendin, maken dat het in onderhavige zaak gaat om een ernstige vorm van belaging.
Kennelijk heeft verdachte alleen rekening gehouden met zijn eigen behoefte om zijn gevoelens van woede, wraak en algehele misère af te reageren en hij heeft zich niet bezig gehouden met de grote (psychische) gevolgen van zijn handelen voor zijn ex-vriendin. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard van de belaging, waarbij verdachte zijn ex-vriendin op vele verschillende manieren heeft lastig gevallen en ook is overgegaan tot het plegen van vernielingen, is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van normhandhaving in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn.
Bij de bepaling van de aard en de hoogte van de straf heeft de rechtbank evenwel ook acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage d.d. 9 juni 2017, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten aan een aanpassingsstoornis leed en verminderd toerekeningsvatbaar was.
Ook heeft de rechtbank het reclasseringsadvies d.d. 3 maart 2017 in haar oordeel betrokken, waaruit blijkt dat verdachte goed heeft meegewerkt aan een intake voor een behandeling bij de AFPN en aan zijn meldplicht bij Reclassering Nederland. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij sinds zijn aanhouding, aan zichzelf heeft gewerkt en dat hij (verder) wil meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat voorts mee laten wegen dat verdachte meteen tijdens de verhoren van 24 respectievelijk 25 maart 2017 openheid van zaken heeft gegeven en dat hij verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen ter zitting.
Gelet op het voorgaande, en gelet op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat een werkstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf in dit geval een passende straf is.
De rechtbank zal een lagere taakstraf dan geëist opleggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van feit 1 een kortere periode bewezen acht dan de officier van justitie bij het formuleren van haar strafeis tot uitgangspunt heeft genomen. Tegelijkertijd zal de rechtbank, om de ernst van het feit te benadrukken en te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat, een langere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. De rechtbank zal de daaraan te verbinden proeftijd stellen op twee jaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.809,24 ter vergoeding van materiële schade en € 2.750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zowel de gevorderde materiële schade als de immateriële schade in zijn geheel, te weten € 8.559,24 dient te worden toegewezen. Hierbij heeft zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, met uitzondering van de post die ziet op de reparatie van een kras op de auto van benadeelde, ter hoogte van € 539,19. Daartoe is aangevoerd dat het aanbrengen van een kras op de auto van benadeelde niet ten laste is gelegd en bovendien door verdachte wordt ontkend.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman gesteld dat het toe te wijzen bedrag gematigd dient te worden.
De raadsman heeft aangegeven dat verdachte bereid is een bedrag van 6.000 euro te betalen. Daarbij heeft hij verzocht om het bedrag in termijnen te betalen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij
[slachtoffer]materiële schade tot een bedrag van in totaal € 5.270,05 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Deze schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2017.
De rechtbank zal het overige deel van de materiële vordering - de schade als gevolg van de kras in de auto - niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte betwist deze schade te hebben toegebracht en de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank stelt vast dat verdachte op zichzelf niet heeft betwist dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, maar meent dat het gevorderde bedrag te hoog is. De rechtbank ziet aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen, inhoudende dat aan de benadeelde partij een bedrag van € 1.750,00 ten aanzien van de immateriële schade zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2017.
De rechtbank zal het overige deel van de immateriële vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank acht termen aanwezig om een termijnbetaling te bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24a, 57, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 160 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich blijft melden bij Reclassering Nederland op Stationsstraat 20 te Emmen. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen voor zijn aanpassingsstoornis bij de AFPN van GGZ-Drenthe of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
3. dat de veroordeelde geen contact legt met mw. [slachtoffer] , zolang de reclassering dit nodig acht. Een reden dit verbod (tijdelijk) op te heffen is een dader-slachtoffer gesprek door en met Slachtoffer in Beeld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.020,05(zegge: zevenduizendtwintig euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 7.020,05 (zegge: zevenduizendtwintig euro en vijf eurocent) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 70 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 5.270,05 aan materiële schade en € 1.750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat verdachte het totaal van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij binnen een maximale termijn van 24 maanden kan voldoen in opeenvolgende maandelijkse termijnen van elk € 300,- en met een laatste termijn ten bedrage van het dan nog resterende bedrag.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter, mr. G. Eelsing en
mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2018.
Mrs. Eelsing en Venema zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het logboek op pagina 46 van het procesdossier zoals genoemd onder bewijsmiddel 2 (hierna: procesdossier)
2.Zie de brief op pagina 47 van het procesdossier.
3.Zie het logboek op pagina 55 en het screenshot op pagina 56 van het procesdossier.
4.Zie de screenshots op pagina 48 t/m 54 van het procesdossier.
5.Zie de bon op pagina 57 van het procesdossier.
6.Zie de bon op pagina 57 van het procesdossier.
7.Zie de foto’s op pagina 69 t/m 73 van het procesdossier.
8.Zie de foto’s op pagina 228/229 van het procesdossier.