ECLI:NL:RBNNE:2018:1962

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
18/840004-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en verduistering door middel van valse identiteit en WhatsApp-berichten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen en verduisteringen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee oplichtingen, een poging daartoe en aan verduistering. Hij deed zich voor als zijn vader via WhatsApp-berichten naar de gedupeerden, wat leidde tot de afgifte van een brommobiel en een personenauto. De rechtbank heeft overwogen dat het van belang is dat de verdachte na het uitzitten van zijn straf kan worden geplaatst in een forensische woonvorm.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een lichte autismespectrumstoornis en zwakbegaafd is. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie in overweging genomen, die een jeugddetentie had geëist, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering.

Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de oplichting. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door zijn handelen is veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met de vordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in acht hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840004-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/820131-18
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/198615-17 en
18/840043-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam],
thans gedetineerd te Juvaid locatie Veenhuizen te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van
3 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.J. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Musselkanaal, (althans) in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een brommobiel, door
- zich voor te doen als een potentiële koper en/of
- door aan die [slachtoffer 1] Whatsappberichten te sturen zich voordoende
als '[naam]' en/of als zijn, verdachtes, vader en/of
- ( waarbij) verdachte (onder meer), zich voordoende als '[naam]' en/of zijn,
verdachtes, vader, die [slachtoffer 1] heeft verzocht (of er toe heeft
gebracht) om verdachte met die brommobiel naar de A-weg te laten rijden [om
geld of een (bank)pas te halen (ter betaling van die brommobiel)];
subsidiair
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Musselkanaal, (althans) in de gemeente
Stadskanaal, opzettelijk een brommobiel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (potentiële) koper en/of met toestemming van de eigenaar, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op of omstreeks 15/16 januari 2018 te Stadskanaal, (althans) in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een brommobiel,
- zich voor heeft gedaan als een potentiële koper en/of
- aan die [slachtoffer 2] Whatsappberichten heeft gestuurd zich voordoende als
zijn, verdachtes, vader en/of
- ( waarbij) verdachte zich voordoende als zijn, verdachtes, vader, aan die
[slachtoffer 2] (onder meer) heeft aangegeven (teneinde de betaling van die
brommobiel te regelen) uit Musselkanaal te zullen komen en/of
- vervolgens heeft verzocht om uit Musselkanaal te worden gehaald (omdat de
bus werd gemist) en/of
- ( uiteindelijk) zich voordoende als zijn, verdachtes, vader, heeft verzocht
aan die [slachtoffer 2] om hem, verdachte, met de brommobiel (alvast) naar
Musselkanaal te laten rijden waarbij via de bank zou worden betaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 14 januari 2018 te Ter Apel, (althans) in de gemeente
Westerwolde, opzettelijk een bromfiets/scooter (Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (potentiële) koper aan wie een proefrit werd toegestaan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4. (2018121055)
primair
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Zwolle, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een
(personen)auto (Volkswagen Golf), door
- zich voor te doen als een potentiële koper en/of
- aan die [slachtoffer 4] voor te houden dat zijn, verdachtes, oom een
garagebedrijf heeft in Nieuwleusen en/of Groningen waar de auto zou kunnen
worden overgeschreven en/of gevrijwaard en/of (vervolgens) met die [slachtoffer 4]
daar naar toe te rijden, en/of
- met die [slachtoffer 4] naar zijn, verdachtes, woning te rijden en na gebruik van
zijn, verdachtes, laptop aan die [slachtoffer 4] (vervolgens) mede te delen dat hij,
verdachte, geld had overgemaakt op de zakelijke rekening van die [slachtoffer 4]
en/of
- ( daarop volgend of daarna) een whatsapp bericht aan die [slachtoffer 4] te sturen
met de mededeling dat hij, verdachte, (telefonisch) contact heeft gehad met de
ABN AMRO en/of dat de overmaking maximaal 24 uur zou duren;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Zwolle, althand in Nederland, opzettelijk een (personen)auto (Volkswagen Golf), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (potentiële) koper, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair
hij te Zwolle, althans in Nederland, op of omstreeks 20 maart 2018 opzettelijk
wederrechtelijk een motorrijtuig, (een (personen)auto (Volkswagen Golf)),
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de A28, en/of / in elk
geval op een (of meerdere) (andere) weg(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs verenigd met het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 mei 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018033043 d.d. 8 februari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
ten aanzien van feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 mei 2018;
2. een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
ten aanzien van feit 3
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 mei 2018;
2. een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 januari 2018 met bijlagen, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
ten aanzien van feit 4
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 mei 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever
d.d. 21 maart 2018, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018121055 d.d. 22 maart 2018, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 4].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het onder 1 primair, 2, 3 en
4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
primair
hij op 16 januari 2018 te Musselkanaal, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een brommobiel, door
- zich voor te doen als een potentiële koper en
- door aan die [slachtoffer 1] WhatsApp berichten te sturen zich voordoende als '[naam]' en als zijn, verdachtes, vader en
- waarbij verdachte onder meer, zich voordoende als '[naam]' en zijn, verdachtes, vader, die [slachtoffer 1] heeft verzocht (of er toe heeft gebracht) om verdachte met die brommobiel naar de A-weg te laten rijden om geld of een (bank)pas te halen (ter betaling van die brommobiel);
2.
hij op 15 januari 2018 te Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 2] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een brommobiel,
- zich voor heeft gedaan als een potentiële koper en
- aan die [slachtoffer 2] WhatsApp berichten heeft gestuurd zich voordoende als zijn, verdachtes, vader en
- waarbij verdachte zich voordoende als zijn, verdachtes, vader, aan die [slachtoffer 2] onder meer heeft aangegeven (teneinde de betaling van die brommobiel te regelen) uit Musselkanaal te zullen komen en
- vervolgens heeft verzocht om uit Musselkanaal te worden gehaald (omdat de bus werd gemist) en
- uiteindelijk zich voordoende als zijn, verdachtes, vader, heeft verzocht aan die [slachtoffer 2] om hem, verdachte, met de brommobiel (alvast) naar Musselkanaal te laten rijden waarbij via de bank zou worden betaald, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 14 januari 2018 te Ter Apel, opzettelijk een bromfiets/scooter (Peugeot), toebehorende aan [slachtoffer 3], en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als potentiële koper aan wie een proefrit werd toegestaan, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
primair
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Zwolle, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een personenauto (Volkswagen Golf), door
- zich voor te doen als een potentiële koper en
- aan die [slachtoffer 4] voor te houden dat zijn, verdachtes, oom een garagebedrijf heeft in Nieuwleusen en Groningen waar de auto zou kunnen worden overgeschreven en/of gevrijwaard en vervolgens met die [slachtoffer 4] daar naar toe te rijden, en
- met die [slachtoffer 4] naar zijn, verdachtes, woning te rijden en na gebruik van zijn, verdachtes, laptop aan die [slachtoffer 4] (vervolgens) mede te delen dat hij, verdachte, geld had overgemaakt op de zakelijke rekening van die [slachtoffer 4] en
- daarna een WhatsApp bericht aan die [slachtoffer 4] te sturen met de mededeling dat hij, verdachte, (telefonisch) contact heeft gehad met de ABN AMRO en dat de overmaking maximaal 24 uur zou duren.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
primairoplichting;
2. poging tot oplichting;
3. verduistering;
4.
primairoplichting.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en met oplegging van de bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringstoezicht, ITB harde kern en elektronische controle. Bij het bepalen van de eis is de officier van justitie er vanuit gegaan dat verdachte halverwege juni 2018 terecht kan bij de woonvorm van Humanitas. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van feit 4, waarbij verdachte ten tijde van de pleegdatum meerderjarig was, het adolescentenstrafrecht dient te worden toegepast. Zoals de rechtbank in haar vonnis van
13 oktober 2017 heeft bepaald, moet verdachte ook ten aanzien van de onderhavige bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De officier van justitie heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat er sinds laatstgemelde terechtzitting nog geen behandeling heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de op te leggen straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van feit 4 het adolescentenstrafrecht toe te passen en rekening te houden met de beperkingen van verdachte. De raadsman heeft gesteld dat het van belang is dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een zeer kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan twee oplichtingen, een poging daartoe en aan verduistering. Door onder andere WhatsApp berichten aan de gedupeerden te sturen waarbij verdachte zich voordeed als zijn vader, lukte het verdachte om een brommobiel en een personenauto mee te krijgen, waarna hij naliet om deze voertuigen terug te brengen. Ook een scooter, waarop verdachte een proefritje maakte, werd door hem niet terug gebracht en betaald. Verdachte heeft met zijn handelen schade en overlast alsmede frustratie veroorzaakt voor de gedupeerden en geen enkel respect getoond voor hun bezittingen.
Met betrekking tot een eerdere terechtzitting (29 september 2017) is een psychologisch rapport opgesteld, waarbij is vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een lichte autismespectrumstoornis in combinatie met een zwakbegaafde informatieverwerking en handelingsvaardigheden. De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het hem destijds ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Ten behoeve van de thans ten laste gelegde feiten heeft er een trajectconsult plaatsgevonden en is geadviseerd geen nieuwe rapportage op te laten maken omdat de problematiek helder is en nader onderzoek geen nieuwe inzichten zal geven.
In het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) d.d. 1 mei 2018 wordt uiteengezet dat verdachte een kwetsbare jongen is met een zeer hoge kans op recidive. Hij is afhankelijk van (langdurige) externe sturing en begeleiding op alle levensgebieden wat hem enkel vanuit een zorginstelling kan worden geboden in combinatie met de reeds ingezette begeleidings- en behandelingstrajecten. De Raad acht een langer verblijf binnen de JJI, waar verdachte thans verblijft, van belang tot dat er sprake is van een passende en perspectief biedende woonplek waar verdachte kan worden geplaatst, waarbij tevens sprake is van een strakke dagstructuur. Verdachte zal in de eerste periode gebaat zijn bij intensieve begeleiding en toezicht, omdat de kans op delinquent gedrag groot is als hij onduidelijkheid en onrust ervaart en te veel vrijheden heeft. De Raad acht ITB Harde Kern en Elektronisch Toezicht noodzakelijk, zodat zijn vrijheden stapsgewijs kunnen worden uitgebouwd. Ter terechtzitting van 3 mei 2018 heeft de namens de Raad tegenwoordige deskundige verklaard dat verdachte medio juni 2018 kan worden geplaatst in een forensische woongroep van Humanitas te Hoogezand.
De rechtbank heeft tot slot in aanmerking genomen dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Daarbij komt dat hij ten tijde van het plegen van de feiten in twee proeftijden liep en dat hij feit 4 heeft gepleegd tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal de straf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals gevorderd door de officier van justitie. Gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder feit 4 is begaan, zal de rechtbank met betrekking tot dit feit het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank acht het, evenals de officier van justitie, van belang dat verdachte na het uitzitten van zijn straf meteen naar de forensische woonvorm van Humanitas kan. Ervan uitgaande dat verdachte daar op 15 juni 2018 terecht kan, komt de rechtbank tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd koppelen van twee jaar, gelet op het bepaalde in artikel 77y, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 380,- ter vergoeding van materiële schade en € 75,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 100,00 en voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade ad
€ 75,- niet is onderbouwd en dat de post "gemaakte schade aan voertuig" ad € 180,- niet herleidbaar is naar verdachte. Ten aanzien van de post "de overeengekomen bezorgkosten" ad € 200,- kan niet worden gesteld dat de benadeelde partij deze schade geleden heeft. De benadeelde partij heeft wel reiskosten gemaakt, die vast kunnen worden gesteld op € 100,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering niet is onderbouwd en dient te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de gevorderde schade aan het voertuig heeft veroorzaakt, terwijl de gevorderde immateriële schade niet door de benadeelde partij is geleden. De raadsman heeft gesteld dat de daadwerkelijke materiële schade bestaat uit gemaakte reiskosten.
Oordeel van de rechtbank
Het bedrag ad € 75,-, op het schadevergoedingsformulier vermeld onder "immateriële schade", ziet niet op schade die de benadeelde partij zelf heeft geleden. De benadeelde partij is daarom ten aanzien van dit deel niet ontvankelijk in zijn vordering. Ten aanzien van de post "gemaakte schade aan voertuig" ad € 180,- is onvoldoende aannemelijk geworden dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte, nu verdachte dit heeft betwist en de rechtbank niet uit de stukken heeft kunnen opmaken dat hij deze schade wel heeft veroorzaakt. Ook ten aanzien van dit gedeelte van de vordering is de benadeelde partij niet ontvankelijk.
De benadeelde partij heeft als materiële schade gevorderd de bezorgkosten die hij met verdachte had afgesproken, namelijk € 200,-. Het niet nakomen van deze afspraak door verdachte is geen rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig handelen van verdachte, zoals onder 1 primair bewezen verklaard en kan dus niet in het strafproces voor vergoeding in aanmerking komen. Wel acht de rechtbank aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van de leugens van verdachte onnodige reiskosten heeft moeten maken, zodat de rechtbank aanleiding ziet om in dit verband naar redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding toe te kennen van € 100,-. De vordering zal tot dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2018.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

parketnummer 18/840043-17
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 13 oktober 2017, gewezen door deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie van 105 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 oktober 2017.
parketnummer 18/198615-17
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 18 december 2017, gewezen door de kinderrechter in deze rechtbank, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 13 maanden. Deze proeftijd is ingegaan op 1 januari 2018.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vorderingen d.d. respectievelijk 4 en 5 april 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormelde vonnissen voorwaardelijk opgelegde straffen. Ter terechtzitting van 3 mei 2018 heeft de officier van justitie afwijzing van de vordering ten aanzien van parketnummer 18/840043-17 gevorderd met wijziging van de opgelegde voorwaarden, in die zin dat als bijzondere voorwaarden moeten worden toegevoegd ITB Harde Kern en Elektronische Controle.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormelde vonnissen gestelde proeftijden.
Nu veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 18 december 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Nu veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij vonnis van 18 december 2017 voorwaardelijk opgelegde werkstraf. Daarnaast zal de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van de bij vonnis van 13 oktober 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 10 dagen en zal zij de vordering voor het overige afwijzen. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig een taakstraf in de vorm van een werkstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de 10 dagen jeugddetentie te geven. De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden ITB Harde Kern en Elektronische Controle toe te voegen, nu de rechtbank deze voorwaarden ook in de onderhavige strafzaak oplegt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
48 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), telefoonnummer 088-5260000, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan de maatregel ITB Harde Kern voor een periode van zes maanden en zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die hem binnen het kader van deze maatregel worden gegeven door of namens de jeugdreclassering,
waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde;
3. dat de veroordeelde zal verblijven in de forensische woongroep van Humanitas te Hoogezand of een soortgelijke instelling.
Draagt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 15 juni 2018.
Ten aanzien van 18/840004-18, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
100,-(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2018.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 100,- (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/840043-17:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 13 oktober 2017, en wel voor een deel groot
10 dagen. Bepaalt dat in plaats daarvan de veroordeelde een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 40 urenzal verrichten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/198615-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 18 december 2017, te weten: een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 30 uur.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2018.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.