Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
Algemene overweging
Uit het onderzoek is gebleken dat deze term wordt gebruikt wanneer er geld op de rekening staat en er gepind kan gaan worden.
Overwegingen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de
Overwegingen en bewijsmiddelen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2015, 19 maart 2015, 13 mei 2015, opgenomen in het persoonsdossier zaak V-01 op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
Het bedrag van de aankoop moet overgeschreven worden op een bankpasnummer, dan wordt een factuur gemaakt, en via de mail verstuurd. En dan maakt die man/koper het bedrag of de aanbetaling over. Dan wordt het geld erop gestort en vervolgens moest het er afgehaald worden. [medeverdachte 3] regelde het rekeningnummer en het pasje. Hij had soms 2 of 3 passen. Vervolgens wordt er gebeld en dan krijgt degene die het geld van de rekening haalde er een paar honderd euro van.
[naam 8] had geld nodig hij heeft € 1500 gekregen voor zijn pas. Het oplichten noemden wij vissen. [medeverdachte 3] deed ook mee. Kijk, als [medeverdachte 3] een klant had en hij had een ABN AMRO bankpas nodig, dan belde hij wel op en vroeg hij mij om een bankpas.
Ik heb voor [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepind. Ongeveer 10 keer. Ik heb er geld voor gekregen.
BeoordelingUit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en haar medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden, verschillende rollen vervulden. Binnen de organisatie bestond een duidelijke structuur. Uit de afgeluisterde telefoongesprekken en uit verklaringen van verdachten is gebleken dat er zeer veel onderling contact was en dat er veelvuldig contact was met derden, niet alleen per telefoon maar ook in persoon. In de telefoongesprekken werd vaak gebruik gemaakt van versluierend taalgebruik.
De drie leiders van de organisatie stuurden de zogenoemde ronselaars en cashers en bepaalde de verdeling van de opbrengst.
De rechtbank is van oordeel dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en haar medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden verschillende rollen vervulden.
Deze handelingen van verdachte houden rechtstreeks verband met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk, in dit geval internetoplichting. Immers zonder bankpas en het daarbij behorende bankpasnummer konden er geen valse facturen worden opgemaakt en kon er geen geld van de bankrekening worden gepind. Essentieel voor het welslagen van deze onderneming was de permanente beschikbaarheid van bankrekeningen en daarbij behorende bankpasjes, nodig om de gelden daadwerkelijk in bezit te krijgen. Door het oneigenlijke gebruik van deze rekeningen was immers de verwachting (en ook de praktijk) dat daaraan steeds snel een einde zou komen. Er moesten dus steeds inspanningen worden verricht die zagen op het beschikbaar stellen van ( steeds nieuwe) bankrekeningen. Alle verdachten hebben, in de wetenschap dat hun activiteiten betekenis hadden voor hetgeen met de onderlinge samenwerking werd beoogd, voor kortere of langere tijd deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven.
Niet van belang is of verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Verdachte is dan ook strafbaar vanwege haar vastgestelde deelneming aan de criminele organisatie. Gelet op vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw.
Deze opgave luidt als volgt: