ECLI:NL:RBNNE:2018:1880

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
18/930031-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling en deelname aan een criminele organisatie met internetoplichting als doel

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetheling en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank legt de verdachte een taakstraf van 240 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was betrokken bij internetoplichting, waarbij hij samen met medeverdachten via Marktplaats goederen te koop aanbood die nooit geleverd werden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de leiding had in de organisatie, maar wel een actieve rol speelde als 'casher', waarbij hij geld pinte dat afkomstig was van de oplichtingspraktijken. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan meerdere feiten van opzetheling en deelname aan een criminele organisatie, en sprak hem vrij van enkele andere tenlasteleggingen. De rechtbank overwoog dat de verdachte wist dat het geld dat hij pinde van misdrijf afkomstig was, en dat zijn handelingen bijdroegen aan de oplichtingspraktijken. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 3.600,00, terwijl de kosten voor rechtsbijstand werden afgewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schade die aan slachtoffers was toegebracht, en dat de verdachte een rol had gespeeld in het in stand houden van de oplichtingspraktijken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930031-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juni 2016, 30 september 2016, 20 juni 2017, 5 april 2018 en 3 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Odoorn. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 16 december 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Noordenveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [slachtoffer 1] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [bedrijf 1] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels
en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de
waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een
containerwagen, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en toen die
persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon hebben/heeft
gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken op een ten
name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening,
en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e)
goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd
zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot vorenomschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 16 december
2014 te Assen, althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 17 december 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Tubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [slachtoffer 2] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het aannemen van een valse naam ( [bedrijf 1] ) en/of een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s) opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de
waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een
John Deere Gator hpx 4*4, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden
en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon
hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken
op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening,
en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e)
goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd
zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot voren omschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 17 december 2014
te Assen, althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
3.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 22 oktober
2014, in de gemeente(n) Assen en/of Wijdemeren, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een persoon, te weten [slachtoffer 3]
, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag door het
aannemen van een valse naam ( [bedrijf 2] ) en/of een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige
kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s)
opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de
waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een
minigraver Kubota u48-4, althans enig goed, te koop hebben/heeft aangeboden en
toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die persoon
hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over te maken
op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde bankrekening,
en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e)
goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd
zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot voren omschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 22 oktober 2014
te Assen, althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
4.
verdachte in of omstreeks de periode van 16 november 2014 tot en met 18
november 2014, in de gemeente(n) Assen en/of Tystsjerksteradiel, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, een
persoon, te weten [slachtoffer 4] , heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag
door het aannemen van een valse naam ( [bedrijf 3] ) en/of een valse hoedanigheid
en/of door een samenweefsel van verdichtsels en/of door een of meer listige
kunstgrepen, een en ander hierin bestaande, dat verdachte en/of die mededader(s)
opzettelijk valselijk, bedrieglijk, listiglijk en/of in strijd met de
waarheid, via het internet (Marktplaats.nl) (een) goed(eren), te weten een
Joskin dumper/kiepwagen type 22-45/50, althans enig goed, te koop hebben/heeft
aangeboden en toen die persoon aangaf dat/die goed(eren) te willen kopen, die
persoon hebben/heeft gevraagd een (aan)betaling voor dat/die goed(eren) over
te maken op een ten name van verdachte en/of die mededader(s) gestelde
bankrekening, en/of bij die persoon de indruk hebben/heeft doen ontstaan dat genoemd(e)
goed(eren) per omgaande, in ieder geval spoedig, bij die persoon bezorgd
zou(den) worden, en/of zich in ieder geval tegenover die persoon hebben/heeft voorgedaan als bonafide verkoper(s) van dat/die goed(eren), waardoor die persoon werd bewogen tot voren omschreven afgifte, zulks terwijl verdachte en/of die mededader(s) niet beschikte(n) en/of niet kon(den) beschikken over dat/die door die persoon gewenste goed(eren);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2014 tot en met 18 november
2014 te Assen, althans in Nederland, een geldbedrag heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in of omstreeks de periode van 31 augustus 2014 tot en met 25 februari
2015 in de gemeente Assen, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,
te weten onder anderen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] ,
[verdachte] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (zogeheten Marktplaats)oplichting(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden nu verdachte beide feiten heeft bekend.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. Mocht echter vast komen te staan dat verdachte geld zou hebben gepind van de rekening van [naam 1] en [naam 2] , dan blijkt nergens uit dat verdachte wist dat dit geld van misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden nu niet is gebleken dat verdachte enige rol had ten aanzien van de oplichtingspraktijken of dat hij daar wetenschap van had.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan dient de tenlastegelegde periode beperkt te worden, in die zin dat verdachte van 4 december 2014 tot 17 december 2014 aan de criminele organisatie heeft deelgenomen.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de tenlastegelegde feiten niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dit neemt echter niet weg dat voor ieder ten laste gelegde feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of er sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn voorgestelde bewijsconstructie dat verdachte en zijn medeverdachten gezien de nauwe samenwerking voor het realiseren van het uiteindelijke doel, te weten internetoplichting, over en weer voor elkaars gedragingen aansprakelijk kunnen worden gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Uit het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat de handelingen van verdachte bestonden uit het pinnen van geldbedragen. Niet is komen vast te staan dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan de oplichtingspraktijken zelf. Zijn handelingen betreffen uitsluitend handelingen achteraf: nadat de oplichtingen reeds hadden plaats gevonden.
Van een gezamenlijke uitvoering van de hem ten laste gelegde oplichtingen kan daarom niet worden gesproken.

Algemene overwegingen.Voorafgaand aan de bespreking van de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank in zijn algemeenheid ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende.

In deze strafzaak gaat het om een groep verdachten die terecht staat voor -kort gezegd- internetoplichting en deelname aan een criminele organisatie.
De tenlasteleggingen van verdachte en zijn medeverdachten zijn gebaseerd op door de politie Eenheid Noord-Nederland uitgevoerd onderzoek onder de codenaam Clenet. Dit onderzoek is gestart op 16 september 2014.
Op 16 december 2014 wordt door het observatieteam van de politie waargenomen dat verdachte op verschillende locaties in Assen geld pint. Voordat verdachte gaat pinnen is op een afgeluisterd telefoongesprek (“telefoontap”) te horen dat hij gebeld wordt door [medeverdachte 1] (wiens stem wordt herkend door de politie), met de mededeling: "de koffie is klaar".
Uit het onderzoek is gebleken dat deze term wordt gebruikt wanneer er geld op de rekening staat en er gepind kan gaan worden.
Vervolgens komt een derde persoon in het onderzoek naar voren: [medeverdachte 4] . Er wordt door het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 4] bij verdachte en [medeverdachte 1] in de auto stapt. Via de telefoontap op verdachte (onder wiens auto een zogenaamd peilbaken is aangebracht, aan de hand waarvan het observatieteam hem goed kan volgen) komen naast verdachte [medeverdachte 1] , tevens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in beeld.
Uit het dossier blijkt dat voornoemde verdachten vaak van telefoonnummers wisselen.
Uit de onderzoeksresultaten, voortkomend uit de telefoontaps die bij de verdachten zijn geplaatst, komt een complexe handelswijze naar voren. Gebleken is van een samenwerking van meerdere personen die een geraffineerd systeem van internetoplichting hebben opgezet waarin ieder een eigen rol had.
De hierna te noemen rollen staan in het dossier beschreven:
- De cybercrimineel: de persoon die de advertentie plaatst, facturen verstuurt en contacten heeft met de slachtoffers. Hij is degene die de oplichtingsgesprekken met de slachtoffers voert en hen, door zich onder andere voor te doen als iemand anders, zover krijgt dat er geld wordt gestort in het vertrouwen dat er een bonafide transactie plaatsvindt;
- De ronselaar: de persoon die bankpasjes, pincodes en inloggegevens voor internetbankieren regelt van andere personen in opdracht van de Cybercrimineel en deze passen en codes vervolgens beschikbaar stelt aan de Cybercrimineel;
- De money mules: de personen die tegen een kleine vergoeding hun pinpas en bijbehorende
gegevens afstaan (veelal aan de ronselaars) zodat op deze rekeningen het geld van de slachtoffers kan worden gestort;
- De cashers: de personen die het geld pinnen bij pinautomaten of goederen kopen met de
pinpassen en bij de betaling van het goed extra geldbedragen pinnen.
Uit het dossier blijkt voorts dat gebruik wordt gemaakt van versluierende begrippen en woorden om aan elkaar duidelijk te maken dat er wordt gesproken over concrete oplichtingen.
De volgende termen worden gebruikt:
- Vissen: de verdachten spreken onderling over vissen als ze aan elkaar willen duidelijk maken dat er opgelicht moet worden.
- Dobber: hier wordt een bankpas/rekening mee bedoeld (groen is ABN-AMRO, goud is RABOBANK en oranje is ING).
- Visplek: een woning of plaats waar ongestoord kan worden gewerkt.
- Hengel: een marktplaatsadvertentie.
- Snoeken: de potentiele slachtoffers.
Er zijn door de politie diverse opsporingsbevoegdheden en- methoden ingezet, zoals telefoontaps, stelselmatige observatie en het vorderen van gegevens. Voorts is er informatie opgevraagd bij verschillende instellingen als banken en winkels.
Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek Clenet zijn op 2 maart 2015 [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] aangehouden en later in het jaar, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , verdachte, [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] .

Overwegingen en bewijsmiddelen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.

Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank beginnen met een bewijsmiddelenoverzicht voor het meer algemene feit 5 inhoudende de deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van internetoplichting.
Criminele organisatie
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 51. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2015, 19 maart 2015, 13 mei 2015, opgenomen in het persoonsdossier zaak V-01 op pagina 24 e.v. van het dossier met nummer 03DRN14031 onder de naam Clenet d.d. 13 juli 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
Ik deed zaken met [medeverdachte 3] , mijn schoonzoon, en [medeverdachte 2] . Hun plaatsten de advertenties. Ik deed het praatwerk als er gebeld werd. Zij pakten een firma en daar werd een factuur op gemaakt en via de mail verstuurd. We gebruikten de naam [bedrijf 1] . De naam in de advertentie die door ons werd gebruikt was [naam 3] of [naam 4] , je gebruikte nooit je eigen naam. Als ik wist waar iemand vandaan kwam, dan zei mijn zogenaamde chauffeur, [medeverdachte 3] in dit geval, dat hij daar in de buurt moest zijn. Dan werd er met elkaar gesproken als: " jij moet nog een rit, een retourvracht, doen Arnhem", en dan zeiden we dat de shovel wel mee kon. We speelden het spel met de chauffeur vaak bij [verdachte] . Ik zat ook wel bij [medeverdachte 2] in zijn eigen huis.
Het bedrag van de aankoop moet overgeschreven worden op een bankpasnummer, dan wordt een factuur gemaakt, en via de mail verstuurd. En dan maakt die man/koper het bedrag of de aanbetaling over. Dan wordt het geld erop gestort en vervolgens moest het er afgehaald worden. [medeverdachte 3] regelde het rekeningnummer en het pasje. Hij had soms 2 of 3 passen. Vervolgens wordt er gebeld en dan krijgt degene die het geld van de rekening haalde er een paar honderd euro van.
[verdachte] pinde. Hij kreeg 300 à 400 euro per keer. Hing van het bedrag af dat er op stond.
[medeverdachte 3] logt in en ziet dan het saldo staan met internet bankieren. Dan werd er gebeld naar [verdachte] . We zeiden dan: " Koffie is klaar". dan wist [verdachte] dat er geld op de rekening staat en dat er gepind kan worden. Dan kwam hij bij mij, of ik ging naar zijn huis.
De verdeling van het geld ging als volgt. Ieder krijgt 30% de pasjesman, [medeverdachte 3] en ik. De pasjesman is degene die de pasjes geregeld heeft. 10% gaan naar de pinner
Ik heb dat gedurende een maand of 7 à 8 gedaan.
De advertenties werden geplaatst met een laptop. [medeverdachte 2] had een zwarte, en [medeverdachte 3] een grijze. Via een stick maakten ze contact met internet, met een soort pen, een dongel. De dongel was van [medeverdachte 3] . Er werden verschillende telefoons gebruikt. Die telefoontjes regelde [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] of ik bij de Kijkshop. [medeverdachte 5] was er ook bij betrokken.
In het tapgesprek wat u mij laat horen ben ik in gesprek met [verdachte] [1] . [verdachte] probeert te pinnen bij een bank en dat lukt niet. Hij belt mij en zegt dat de lottogetallen niet goed zijn. Daarmee bedoelt hij dat de pincode behorende bij de bankpas niet klopt. Ik geef hem dan de juiste pincode. In een ander tapgesprek wat u mij voorhoudt hoor je dat ik ook met [verdachte]
bel [2] . Hij is aan het pinnen en ik zeg tegen hem dat hij nog 17 kilometer moet rijden. Ik bedoel dan dat hij een bedrag van 17 euro's op de rekening moet laten staan om de advertenties, die we op marktplaats plaatsen, te betalen.
[medeverdachte 3] kijkt op dat moment op het internetbankieren en kan zien hoeveel geld eraf gehaald kan worden. Als [verdachte] ging pinnen werd het geld aan [medeverdachte 3] afgegeven. Per portie werd het geld verdeeld. [medeverdachte 3] was zeg maar de directeur van de bank.
U houdt mij een tapgesprek van 18 januari 2015 voor [3] . Dat zijn [naam 5] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zou [naam 5] hebben laten weten dat er 7500 euro was gestort. In het gesprek hoor je de bijnaam van [medeverdachte 3] hij is [naam 5] , mijn bijnaam is [naam 6] en [naam 7] bijnaam is [naam 8] , een groene is een ABN. Ik pin zelf niet. Ik ga nooit bij een pinautomaat staan. En ik ga ook niet bij een camera staan. Als je een advertentie geplaatst hebt, moet je een code doorgeven. Dan kan er met een rekeningnummer worden ingelogd. Met ING met chip kun je ook via internet
geld overmaken. Een advertentie kost ongeveer 30 euro en dan gaat het met een klik. Je zet er bijvoorbeeld een boek op, dan doe je dat met een klik, vervolgens verplaats je dat boek voor bijvoorbeeld een minigraver. Op die manier kun je een advertentie goedkoper plaatsen.
Als er geen pin voorhanden was werd er uitgeweken naar [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en naar anderen. Bedragen werden ook doorgestort. Ik deed vaak de graafmachines en shovels, bouwmachines. Ik heb nooit de beschikking gehad over deze machines. Alles was ik op Marktplaats zette was gebakken lucht. Als er geld op een rekening stond haalde [medeverdachte 5] of [medeverdachte 8] het eraf. [medeverdachte 5] regelde ook passen. Ik regelde dat er geld op de passen kwam. [medeverdachte 4] regelde ook passen. Als er geld op stond gingen we kijken wie er zin had om te pinnen. De ene keer deed ik dat, dan weer [medeverdachte 5] of [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 5] pinde ook wel eens zelf. Via internetbankieren konden we in de gaten houden hoe het pinnen verliep. We betaalden samen voor het internet en de beltegoeden, om de beurt gooiden we er beltegoed op.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 maart 2015 en 18 maart 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van persoonsdossier zaak V-02 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
Ik ben medeplichtig aan oplichting. Ik heb advertenties geplaatst en facturen gestuurd. Ik moest een artikel opzoeken van mijn oom [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) en die zei wat ik erop moest plaatsen. Ik ging dan naar een Duitse site en daar zocht ik de machines. Via google Translate kon ik het vertalen. Ik kopieerde de foto’s en dat zette ik op marktplaats. En de prijs zette ik daar ook op. [medeverdachte 1] werd dan gebeld en voerde gesprekken. We maakten gebruik van mobiele telefoons en het Lebara kaartjes. [medeverdachte 1] had die kaartjes altijd bij zich. En de telefoons had [medeverdachte 5] altijd. Die regelde dat. De advertenties werden gezet op marktplaats.nl, tweedehands.nl, en speurders.nl. Dat deden we bij mij thuis.
De bankpas van [naam 9] en [naam 10] heb ik geregeld. De pinner krijgt geld. [medeverdachte 5] kreeg 400 of 500 euro voor het pinnen. Vanaf november 2014 had ik een bankpas van [naam 9] .
[naam 10] had geld nodig hij heeft € 1500 gekregen voor zijn pas. Het oplichten noemden wij vissen. [medeverdachte 3] deed ook mee. Kijk, als [medeverdachte 3] een klant had en hij had een ABN AMRO bankpas nodig, dan belde hij wel op en vroeg hij mij om een bankpas.
Wij gaven elkaar soms de bankgegevens om geld te laten storten. Ik speelde tijdens de verkoopgesprekken wel eens de rol van chauffeur. Dat ik ergens heen moest rijden. Ik keek dan naar [medeverdachte 1] en die zei bijvoorbeeld tegen mij: "Emmen" en dan wist ik dat ik als chauffeur moest zeggen dat ik naar Emmen moest. [medeverdachte 1] had dan een telefoon klaarliggen en daarop werd gebeld. Het telefoonnummer in het scherm konden we dan in google opzoeken of die persoon gekoppeld is aan een bedrijf, of al eens is gebeld door ons, of al eens is opgelicht. Hij belde dan iemand terug als het safe was.
Hij wist dan soms al waar die persoon vandaan kwam, dan was het praten en zo. Dat wist [medeverdachte 1] allemaal goed te doen. Het was de truc om de mensen niet langs te laten komen om de shovel te laten zien en zo. Er moest geld worden overgemaakt. Ik maakte de facturen. Zoals [bedrijf 1] heb ik gebruikt voor de site digitale facturen. Want daar moest je alles invoeren, KVK nummer en zo. En dan vulde ik dat aan met het in mijn bezit zijnde bankrekeningnummer.
Als het geld werd overgemaakt, dan lieten we het limiet van de bankrekening verhogen. Dat deed [medeverdachte 5] bijvoorbeeld. Hij deed zich voor als eigenaar van de bankpas en vroeg dan of de limiet omhoog kon. Ik verzon e-mailaccouts vaak voornamen van een man en een vrouw. De inloggegevens kregen we van de bankpaseigenaar zelf. Meestal regelde ik zelf de bankpassen.
Er moest eerst een groot bedrag op de rekening staan en daarna kun je het limiet pas verhogen. En dat is online te regelen. Als die persoon dezelfde bank had, dan was het snel overgemaakt. En als de persoon een andere bank had, dan deden ze een spoedoverboeking. En soms belden we weer op met het verhaal dat de chauffeur iets later kwam of dat er wat anders aan de hand was. Ik was wel eens chauffeur en soms van [medeverdachte 1] dat ook wel. En soms een andere jongen, bijvoorbeeld [medeverdachte 5] . [medeverdachte 3] kwam wel eens bij mij en [medeverdachte 5] . En [medeverdachte 6] kwam langs. Hij pinde ook voor ons. [medeverdachte 6] deed mee als [medeverdachte 5] niet kon. En [medeverdachte 8] deed mee als anderen niet konden. [medeverdachte 5] en ik hadden contact over de pinner.
[medeverdachte 5] pinde zeg maar € 5.000. Dan kreeg de bankpaseigenaar €2.500, de pinner kreeg
€ 500 en dan kreeg ik € 1.000 en [medeverdachte 1] € 1.000. Zo was de verdeling volgens mij
Oompje is de oom van [medeverdachte 5] , hij heet [medeverdachte 8] .
Wij hadden die machines niet. Dat was een leugen, lucht. Wij zouden nooit een trekker kunnen leveren in die gesprekken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hadden in Marsdijk ook een adres waar ze zaten om op te lichten. Dat was in een huis van die man die ook pinde voor [medeverdachte 1] . Als mijn oom [medeverdachte 1] met [medeverdachte 3] was dan hadden ze mij niet nodig. Dan hoefde ze ook niet te delen. Ik had met [medeverdachte 8] wel sms-berichten en telefoongesprekken over gebruikersnamen en codes. Die codes waren bedoeld als ‘clickers’ om dagtoppers te maken op het internet. [medeverdachte 8] gebruikte zijn eigen bankrekening om te betalen.
Voor een topadvertentie had je wel 50 of 70 cent nodig. En dus belde ik [medeverdachte 8] op. Hij betaalde dus met de rekening van hemzelf om te zorgen dat hij geld betaalde om een ‘clicker’ te kopen. En als hij betaalde, dan kreeg [medeverdachte 8] die code.
En ik moest die code hebben om te verifiëren dat ik die advertentie had geplaatst. Ik ga niet zelf pinnen want ik wil niet op de camera.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 17 maart 2015 en 23 maart 2015, 24 maart 2015 en 25 maart 2015, opgenomen op pagina 10 e.v. van persoonsdossier zaak V-08 van voornoemd dossier, inhoudende als(algemene) verklaring van [medeverdachte 6] :
[medeverdachte 2] is de neef van mijn vrouw. [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] is de oom van mijn vrouw.
[medeverdachte 3] is de man van de nicht van mijn vrouw.
[medeverdachte 5] wordt ook wel [naam 11] genoemd. [naam 12] is mijn bijnaam
Een bal is een bankpas. Een groene is een ABN pas. Een oranje is een ING pas. Een gouden is een Rabo pas.
Ik heb voor [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepind. Ongeveer 10 keer. Ik heb er geld voor gekregen.
Ik wist van een pas dat de limiet was overschreven en toen moest ik naar de Mediamarkt IPhones en tablets halen. Ik heb dat met twee verschillende passen gedaan. Ik bracht ze naar [medeverdachte 2] toe. Ik werd meestal opgehaald door [medeverdachte 2] . Ik ging ook wel een naar zijn huis aan de [straatnaam] . [medeverdachte 2] gaf mij de pincodes van de bankpassen. Als ik pinde kreeg ik tussen de 50 en 100 euro, ook voor de telefoontjes als ik die voor hem verkocht.
Ik kocht ook telefoontjes voor hem bij de Kijkshop. [medeverdachte 3] heeft me weleens opgehaald en naar [medeverdachte 2] gebracht. Ik werd door [medeverdachte 2] gevraagd om te pinnen met de pas van [naam 13] . Ik werd toen rondgebracht. Ik heb bij de Jumbo gepind, bij een Poeisz en een Casino in Beilen. Meestal koop je beltegoed of sigaretten en dan pin je geld bij. Ik legde de spullen in de auto en dan gingen we naar de volgende.
Ik kocht ook wel eens een kratje bier bij de IHO in Assen. Ik pinde dat extra geld bij. De laatste keer was het 500, ik heb ook wel 1000 euro gepind. Ik vroeg altijd eerst hoeveel geld ik kon pinnen dan noemden ze het bedrag en zei ik dat ik dat bij wilde pinnen.
U houdt mij een tapgesprek voor van 13 januari 2015. Ik herken mijn stem. Ik voer dit gesprek met [medeverdachte 3] . Het gaat over pinnen [4] .
[medeverdachte 3] zegt dan 4. Als ik dat hoor moet ik 2500 euro eraf pinnen en krijg ik er 500 euro voor. Maar meestal krijg ik 50 of 100 euro. Anderen moeten dan ook wat krijgen. Ik krijg nooit 500 euro. Ik heb af en toe gepind en de pas van [naam 19] heb ik geregeld.
Ik reed ook rond met jongens om te pinnen.
U houdt mij tapgesprekken voor van 13 januari 2015 [5] . Ik ben in gesprek met [medeverdachte 3] . Ik moest naar zijn wagen komen om de pas van [naam 13] te halen.
Toen heb ik daarna met de pas gepind.
Ik had een RABO pas en toen moest ik naar 3 verschillende plekken. Ik het toen in totaal voor 2500 euro gepind. Ik werd gebracht in een auto. Het geld werd in een zak of in de auto gestopt. Ik kreeg pas betaald als alles eraf was. En dat lukte vaak niet. Ik kreeg soms niet het deel dat mij beloofd was. Ik heb gepind en bankpassen geregeld. Ik was wel bij het plaatsen van advertenties. Soms zat ik te wachten om te pinnen. Toen heb ik ook geklopt, dat werd mij gevraagd. Mij was verteld als er gebeld werd dat ik moest kloppen en dan zeggen dat ik ergens heen ging, dat ik naar een bepaalde plek ging als chauffeur. Ik zag dat ze mensen aan het oplichten waren. De gesprekken gingen over machines maar ik zag die machines niet. De ene belde en de andere plaatste advertenties. Ik heb ook advertenties geplaatst. Ik kreeg gegevens en dat moest ik doen. Naast [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] was er ook een dikke man met een kaal hoofd en tattoos aanwezig. Ook hij zat te wachten tot er gepind kon worden. U houdt mij een tapgesprek d.d. 14 januari 2015 10:59:31 uur voor [6] .
Ik had opdracht gekregen om er 20 euro af te halen. Dus heb ik dat gedaan. Als ik de opdracht niet uitvoer krijg ik geen geld.
Als ik met [verdachte] meereed om te pinnen had ik contact met [medeverdachte 3] over de bedragen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 4 maart 2015 en 24 juni 2015 opgenomen op pagina 22 e.v. van persoonsdossier zaak V-09 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 5] :
Ik pinde met 7 bankpassen. Ik heb veel geld gepind. [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] had toch een grote rol. Hij doet zich voor als iemand anders. En als het geld dan was gestort, werd ik gebeld. En dan pinde ik. Ik wist dat het geld was wat niet goed was.
Ze brachten mij naar een pinautomaat en dan kreeg ik een pinpas met pincode en dan pinde ik het geld. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] belde mij
De rol van [medeverdachte 3] is een beetje hetzelfde als [naam 14] . [naam 14] is [medeverdachte 1] . Ik heb vanaf november 2014 geld gepind voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Ook wel bij [medeverdachte 2] . Het geld dat ik pinde heb ik allemaal afgegeven aan hen. Soms had [medeverdachte 1] de pinpas en soms [medeverdachte 2] . Ze gaven de bankpas aan mij in een pakje Marlboro. Ze maakten de bankpas eerst goed schoon, om te voorkomen dat hun vingerafdrukken er op stonden. En dan deden ze hem in een Marlboro pakje.
Ik kreeg voor € 2000 pinnen ongeveer 40 of 50 euro. En voor pinnen in een winkel kreeg ik dat ook. Ik had soms een excuus om niet bij de pinautomaat te pinnen, zoals "dat ik een limiet had van 250 euro, een scholieren-limiet ",en dan stond ik soms naast een pinautomaat en dan moest ik die smoes verzinnen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] verzonnen ze.
Soms zitten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen, dan weer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en dan weer [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 7] wordt [naam 15] genoemd. Het klopt dat ik met hem ben wezen pinnen. Hij heeft mij een paar keer vervoerd.
[medeverdachte 8] is de vriend van [medeverdachte 9] . Af en toe stond hij met [medeverdachte 2] in contact. Ik heb [medeverdachte 8] in contact gebracht met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] en ik hebben elkaar leren kennen via [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] is de schoonzoon van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 3] belde mij wel vaak om geld er af te halen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] staan boven mij. [naam 14] besliste dat ik een telefoon moest meenemen. Dat waren telefoontjes van € 10 of zo. Met beltegoed. Met die telefoon werd maar een paar dagen gebeld. Vooral [naam 14] zei vaak dat we scherp moesten blijven. Ik kwam om te werken in de wagen van [medeverdachte 7], de woning van [medeverdachte 2] , bij [medeverdachte 9] en bij mijzelf. Soms betaalde ik voor het internet of beltegoeden, ik deed dat bij het bij-pinnen. Dus dat werd betaald door het geld wat je pinde. [medeverdachte 1] zei dat altijd, haal nog even 2 Lebara op’.
Normaal gesproken werd ik gebeld op het telefoonnummer van mijzelf. Soms haalde [naam 14] een telefoon voor mij. Hij was het idee om te wisselen, hij had namelijk ervaring met telefoontaps.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 4 maart 2015 en 24 juni 2015 opgenomen op pagina 12 e.v. van persoonsdossier zaak V-11 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 9] :
Sinds november 2014 heb ik meegedaan. [medeverdachte 8] had mensen gesproken en die heeft mij toen vertelt dat als wij onze pas zouden afgeven we geld konden verdienen.
Ik heb gehoord dat iemand die ze " [naam 8] " noemen dat zou doen. Ik heb [naam 8] een keer gezien. U toont mij een foto van [naam 8] [7] . Dat is inderdaad [naam 8] , hij kwam wel bij ons thuis om het geld op te halen. Hij kwam met een kleinere, dikke wat oudere man.
U toont mij een foto [8] . Dat is de man die ik bedoel. Het geld wat er op kwam moest naar hun toe. We kregen meestal 10% soms iets minder. Ik heb vaak gepind. Ik denk wel 15 tot 20 keer. Van mijn eigen bankrekening. Ik had meerdere bankrekeningen tot mijn beschikking en heb er ook meerdere geopend. Het geld wat erop gestort werd was niet van mij. Via een code op de telefoon kon ik zien dat er geld op stond. Er stond op mijn bankrekeningafschrift "Kipper" ofzo. Ik wist niet eens wat een Kipper was. Ik heb dat er een paar keer bij zien staan. Ik moest eerst inloggen op mijn bank. Die jongens belden dan dat het geld eraan kwam. Dan ging ik kijken op internet en dan pinnen. Ik heb zelf wel eens overboekingen gedaan in opdracht van hun en ik heb ook wel eens de TAN code door gegeven. [medeverdachte 5] heeft de gegevens van mij aan [medeverdachte 2] gegeven. Ik was blij met het geld. Maar het is wel andermans geld. [medeverdachte 8] pinde eigenlijk heel vaak. Die had eigenlijk altijd mijn pas. Alleen voor grote bedragen moest ik gaan pinnen omdat ik me moest legitimeren en de opname limiet omhoog doen. U houdt mij een berekening voor dat als er wordt uitgegaan van ongeveer 30.000 euro gestort op mijn rekening en ook nog ongeveer zo’n bedrag op de rekening van [medeverdachte 8] we met 10% op ongeveer 5.500 euro uitkomen. Dat kan wel kloppen. Sinds november waren we met deze vorm van oplichten bezig. De afspraak was dat we alles gingen pinnen en dat we het geld dan wegbrachten. Ze belden van tevoren ons op dat er geld gestort werd en dat moesten we er dan direct afhalen en naar Assen brengen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d.16 juni 2015 en 17 juni 2015 opgenomen op pagina 9 e.v. van persoonsdossier zaak V-12 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 8] :
Ik heb bankrekeningnummers van mij en [medeverdachte 9] beschikbaar gesteld, we konden wel wat geld gebruiken, ik hoorde dat [medeverdachte 2] daar mee bezig was en heb hem wat pasjes gegeven waar geld op gestort kon worden, 2 ABN passen en 3 of 4 ING passen, in totaal 6 rekeningnummers, op naam van [medeverdachte 9] en van mij. Er werden bedragen gestort van tussen de 500 en 7500 euro, daar schommelde het tussen. Soms werd het geld door iemand van hun er af gehaald, soms door andere mensen die ik niet ken. [medeverdachte 2] belde mij meestal op als er geld op stond, ik haalde dan het geld eraf en bracht dat naar Assen. Ik zou 10% procent krijgen maar dat heb ik nooit gehad. Ze hadden smoesjes over wie er allemaal bij waren gekomen en ook een deel moesten hebben. Ik ken [medeverdachte 2] via [medeverdachte 5] . [medeverdachte 2] noemde mij oompie of ouwe. [medeverdachte 5] wordt [naam 11] genoemd. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ken ik niet van naam maar dat zullen die grote bolle en die ouwe dikke zijn.
Ik had vooral contact met [medeverdachte 2] en die ouwe die wel eens bij hem was. [medeverdachte 5] bemiddelde wel een tussen [medeverdachte 2] en ons.
[naam 11] belde mij ook om te zeggen dat er wat op stond. Als ik ging pinnen reed ik naar de ING en vroeg of ze de rekening omhoog konden gooien. Ik deed dat bij die ING in de Primera in Oosterwolde. Ik vroeg dus om de limiet te verhogen en dat werd zonder vragen gedaan. Ik pinde vervolgens het geld en bracht dat weg.
Ik breng het geld dan naar Assen en geef het aan [medeverdachte 2] . Die ouwe was daar negen van de tien keer bij, die andere gast was er maar een paar keer bij, tussen de twee en de vier keer. Krabsie, zo werd die gast genoemd. [medeverdachte 2] deed meestal het woord, ik zie [medeverdachte 2] echt als het hoofdbrein achter die oplichtingspraktijken. [medeverdachte 2] had de inloggegevens van de bank, hij kon dus internet bankieren. Als [medeverdachte 2] de rekening gebruikte voor het plaatsen van een advertentie kreeg ik een code op mijn telefoon die ik dan weet naar hem stuurde. Zo kon hij via Ideal betalen. Ik heb er wel een beetje mee verdiend, maar zeker geen kapitalen.
U houdt mij een bericht voor van 22 januari 2015 [9] .
In dit bericht staat mijn telefoonnummer en het bankrekeningnummer van [medeverdachte 9] . Het gaat om inloggegevens voor internetbankieren. Dit bericht werd verstuurd door [medeverdachte 2] . U houdt mij een rekening voor waar stortingen op zijn gedaan [10] . Dat is mijn gewone rekening. Te zien is dat [naam 16] € 2800,00 stort op mijn rekening. Dat komt allemaal bij [medeverdachte 2] en zijn team weg. Hij had mijn pasje ook wel eens. U houdt mij voor dat er in totaal € 22.225 op de rekeningen is gestort. Ik heb dat geld aan [medeverdachte 2] overgedragen, Ik denk dat ik er maximaal 700 euro van heb gekregen. Mijn betrokkenheid bij de oplichtingszaken bestaat uit het beschikbaar stellen van diverse bankrekeningnummers met toebehoren, zodat er bijvoorbeeld internetbankieren gebruikt kon worden door derden, en uit het opnemen (pinnen) van diverse grote geldbedragen. Men zat in de telefoongesprekken wel veel te pushen en te zeuren, ik zat niet op hetzelfde niveau qua overleg, het werd over het algemeen zo geregeld als zij het zeiden.
U laat mij foto`s zien van de personen die ik in mijn verklaring de Ouwe en de Bolle noem [11] . Ik herken beiden als de ouwe en de bolle. Ik denk dat een maand of vijf onze passen en rekeningnummers beschikbaar waren.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 juni 2015 opgenomen op pagina 1 e.v. van persoonsdossier zaak V-13 van voornoemd dossier, inhoudende als (algemene) verklaring van verdachte [medeverdachte 7] :
Ik heb twee namen, mijn roepnaam is [naam 15] . Ik heb er voor een deel aan mee gedaan. Mijn broer [medeverdachte 1] vroeg mij of hij samen met [medeverdachte 3] dat is zijn schoonzoon, bij mij in de wagen mocht zitten. Ze zaten daar met laptops. En ik kon ook een deel verdienen als er geld gestort zou worden. Het ging over aanhangers en kranen. Toen ik hoorde wat ze deden, dacht ik dat is makkelijk verdienen. Er zat nog wel eens iemand bij, een donkere jongen, [medeverdachte 2] . Ik had een rol gekregen om aan de telefoon te komen. Dat heb ik wel gedaan. Praten kan ik goed. Ik moest gesprekken voeren. De machines die wij verkochten heb ik nooit gezien Ik heb een keer een paar honderd euro gehad. Ik kreeg dat geld van [medeverdachte 1] en van [medeverdachte 3] . Er waren wel eens andere jongens. Als de transactie werd gedaan wist ik dat niet altijd. Dat waren [medeverdachte 3] en mijn broer die dat wisten of het geld er was.
Het klopt dat wij niet echt de beschikking hadden over dat soort materiaal die wij te koop aanboden. Mijn wagen werd gebruikt. Ik heb twee keer iemand rondgereden als chauffeur. Een keer [medeverdachte 6] en een keer een andere jongen die ook op het kamp heeft gewoond. Ik ken hem als [naam 11] . We gingen met het geld terug naar de wagen.
Voordat ik de pinner ging ophalen kreeg ik de pinpas in de wagen met de pincode op een papiertje. De passen lagen dan bij mij in de wagen op tafel. Dan moest ik er één pakken. We waren ook wel bij [medeverdachte 2] thuis.
Bewijsoverweging
Deelneming aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen.
OrganisatieVan een organisatie is sprake als vaststaat dat een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband bestaat tussen twee of meer personen, hier dus tussen verdachte en tenminste één andere persoon. Om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, is niet vereist dat komt vast te staan dat een persoon heeft samengewerkt met, althans bekend is geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Oogmerk tot het plegen van misdrijvenAls kan worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie dan is voor een bewezenverklaring van artikel 140 Sr daarnaast vereist dat de organisatie het oogmerk heeft om misdrijven te plegen. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie.
Deelneming aan een organisatieDe rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts sprake kan zijn, indien verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel deze ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf. Voor deelname is voldoende dat verdachte weet dat de organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven. Niet vereist is dat hij wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd of zijn gepleegd of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven. Het gaat hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de organisatie het oogmerk heeft daadwerkelijk zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een verdachte heeft deelgenomen aan misdrijven welke door andere deelnemers uit de organisatie zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is dan ook reeds strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan een criminele organisatie.
BeoordelingUit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en zijn medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden, verschillende rollen vervulden. Binnen de organisatie bestond een duidelijke structuur. Uit de telefoontaps en uit verklaringen van verdachten is gebleken dat er zeer veel onderling contact was en dat er veelvuldig contact was met derden, niet alleen per
telefoon, maar ook in persoon.
In de telefoongesprekken werd vaak gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik.
De drie leiders van de organisatie stuurden de zogenoemde ronselaars en cashers en bepaalde de verdeling van de opbrengst.
De rechtbank is van oordeel dat de internetoplichting en het pinnen van gelden afkomstig van die internetoplichting door verdachte en zijn medeverdachten werden gepleegd in het kader van een georganiseerd verband waarbinnen verschillende personen in verschillende samenstellingen op verschillende tijden verschillende rollen vervulden. Verdachte behoorde tot dit samenwerkingsverband en had de rol van casher. Hij was op afroep beschikbaar. De leiders van de organisatie belden verdachte op, op het moment dat het geld van de gedupeerden op de bankrekening van de money mule was gestort.
Verdachte werd opgehaald kreeg een bankpas met bijbehorende pincode en werd vervolgens rondgereden door anderen met als doel om bij verschillende banken en/of winkels geld te pinnen. Dit geld werd afgestaan aan de leiders van de organisatie en verdachte kreeg voor zijn inspanningen een financiële vergoeding. Verdachte wist dat het oogmerk van de organisatie was gelegen in het plegen van misdrijven. Met het pinnen heeft verdachte dit doel van de organisatie mede verwezenlijkt. Verdachte kan daarom worden aangemerkt als onderdeel van die organisatie. Dat niet is komen vast te staan dat hij een bijdrage heeft geleverd aan alle concrete oplichtingen of daarvan zelfs maar wetenschap heeft gehad, doet daaraan niet af. Verdachte is dan ook strafbaar vanwege zijn vastgestelde deelneming aan de criminele organisatie. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is echter gelet op het dossier van oordeel dat de ten laste gelegde periode beperkt dient te worden en acht bewezen dat verdachte in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 januari 2015 deel uitmaakte van de criminele organisatie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 subsidiair en 2 subsidiair, bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1 subsidiar
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2018.
2. Een digitale aangifte internetoplichting d.d. 21 december 2014, opgenomen op pagina 6 van zaakdossier 1t/m18 onderdeel (zaak 1) van het dossier met nummer 03DRN14031 onder de naam Clenet d.d. 13 juli 2015, opgemaakt door Politie Noord-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] .
feit 2 subsidiair
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2018.
2. Een digitale aangifte internetoplichting d.d. 17 december 2014, opgenomen op pagina 6 van zaakdossier 1 t/m18 (zaak 2) opgenomen in voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 3 subsidiair en 4 subsidiair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is –ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een digitale aangifte internetoplichting d.d. 22 oktober 2014, opgenomen op pagina 6 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 24) opgenomen in voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 5] :
Minigraver, Kubota u48-4 861243146 [12] . Minigraver gekocht en betaald voor 7000,- incl. BTW [13] . Maar deze is niet geleverd. Bedrieger doet zich voor als [bedrijf 2] (uit Bolsward). Het geld is overgemaakt naar [naam 1] .
Op 22-10-2014 een bedrag 6957,50 [14] Overschrijving gedaan - [rekeningnummer] op naam [naam 1] .
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 november 2014 opgenomen op pagina 6 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 27) opgenomen in voornoemd dossier inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4] , namens [slachtoffer 4] :
Ik ben eigenaar van een loon- en bestratingsbedrijf en het bedrijf is gevestigd [straatnaam] te Sumar (Frl) Op zondag 16 november 2014 werd eer en landbouwkipper: merk Joskin dumper/kiepwagen type 22-45/50 te koop aangeboden. De vraagprijs was 7000 euro excl. BTW. Op maandag 17 november 2014 nam ik contact op met de verkoper. Dit betrof een persoon die zich [naam 17] noemt. Hij vertelde mij dat de kipper namens een ander moest verkopen en noemde daarbij het bedrijf [bedrijf 3] .
Op dinsdag 18 november 2014 heb ik weer contact gehad met deze [naam 17] . We kwamen overeen dat ik de kipper kon kopen voor een bedrag van 6500 euro excl. BTW [15] en de machine zou op dinsdagavond 18 november 2014 omstreeks 20.00 -20.30 uur worden afgeleverd bij mijn loods in Sumar. Op 18 november 2014 heb ik de kipper betaald en
7865,- euro overgemaakt. Per mail kreeg ik een rekening van [bedrijf 3] met het verzoek het geld over te maken naar:
Bank Rabobank; IBAN/Rekening [rekeningnummer] tnv [naam 18] , onder vermelding van factuurnummer 12002 .
18-11-2014 Bankgiro opdracht
EUR -7.865,00
[rekeningnummer] - EUR - Rekening-Courant - [slachtoffer 4] Tegenrekening/IBAN [rekeningnummer]
Ten name van [bedrijf 3]
Omschrijving factuur 12002
Rentedatum 18-11-2014
Verwerkingsdatum 18-11-2014 [16]
Ik ben die avond ook nog. Deze persoon zei dat hij de chauffeur is en onderweg was.
Er kwam echter niemand en toen ik het 06 nummer van de verkoper en chauffeur belde werd er niet meer opgenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 11 maart 2015, opgenomen in het persoonsdossier 1 t/m 10
(V04) op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb gepind, ik sta met die kop voor de camera [17] Ik heb er 40 a 50 euro voor gehad per
pintransactie. Ik was er voor benaderd of ik wilde pinnen. Daar heb ik ja op gezegd. Het geld dat ik gepind had gaf ik altijd af aan dezelfde persoon, dat was de afspraak. Hoe zij dat dan weer verdeelden weet ik niet.
4. Het bewijsmiddel 1 genoemd onder feit 5.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet wist dat het geld dat hij pinde van misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte verklaart dat hij in opdracht van medeverdachten geld pinde, dat hij dat geld vervolgens af moest geven en dat hij voor iedere pintransactie een bedrag van 40 tot 50 euro ontving. Verdachte heeft deze handelingen gedurende een periode van ongeveer vier maanden verricht. Hij kreeg hiervoor de beschikking over telkens verschillende bankpassen die niet op naam stonden van de leiders van de organisatie. Gelet hierop en hetgeen overigens volgt uit op de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het verweer van de verdediging ongeloofwaardig. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat het geld dat hij pinde van misdrijf afkomstig was.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1. subsidiair

hij in de periode van 15 december 2014 tot en met 16 december 2014 in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;

2. subsidiair

hij in de periode van 1 december 2014 tot en met 17 december 2014
in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3. subsidiair

hij in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 22 oktober 2014 in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

4. subsidiair

hij in de periode van 16 november 2014 tot en met 18 november 2014 in Nederland, een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat geldbedrag wist dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 januari 2015 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder anderen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] ,
[verdachte] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten zogeheten Marktplaatsoplichtingen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair opzetheling
2. subsidiair opzetheling
3. subsidiair opzetheling
4. subsidiair opzetheling
5. deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij een bewezenverklaring verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is gedurende een periode onderdeel geweest van een criminele organisatie die zich langdurig bezig hield met het plegen van internetoplichting. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank geen leidinggevende rol in de organisatie gespeeld, maar behoorde ook zeker niet (slechts) tot de personen die een bankpas ter beschikking stelden of enige andere kleinere rol in het geheel speelden. Verdachte heeft zich door zijn rol als casher schuldig gemaakt aan het plegen van opzetheling. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de oplichtingspraktijken van de criminele organisatie. Door de oplichtingen zijn veel personen bedrogen uitgekomen en is veel schade toegebracht. Zij betaalden veel geld voor goederen die zij dachten via internet te verkrijgen maar die ze nooit geleverd kregen. Een dergelijke handelswijze kan het vertrouwen in de handel via internet in het algemeen ernstig schaden. De bedrijven op wier namen advertenties zijn geplaatst en facturen zijn uitgegaan zijn, naast de kopers die het betaalde goed niet ontvingen, eveneens de dupe geworden van de gedragingen van verdachte. Deze bedrijven werden in het dispuut over het uitblijven van leveringen betrokken en leden imago-schade.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat er, hoewel er geruime tijd is verstreken tussen de aanhouding van verdachte en zijn uiteindelijke berechting, geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn die tot strafvermindering aanleiding zou moeten geven. Het gaat om een omvangrijk en complex strafrechtelijk onderzoek dat veel tijd in beslag heeft genomen. Van een langere periode van inactiviteit door de justitiële autoriteiten, waarop de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en die van de Hoge Raad in dit verband ziet, is in al die tijd geen sprake geweest.
Alles overwegend en in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en zijn rol in deze zaak zal de rechtbank deze zaak afdoen met oplegging van een taakstraf van hierna aan te geven duur. Daarnaast zal de rechtbank, als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten, een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] (feit 1), heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.810,00, waarvan € 1.210,00 bestaande uit kosten voor rechtsbijstand.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 3.600,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 december 2014.
De rechtbank ziet aanleiding om de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand af te wijzen nu deze post onvoldoende is onderbouwd.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Benadeelde partij (feit 1) :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.600,00 (zegge: drieduizendzeshonderd euro) in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst het overige deel van de vordering (€ 1.210,00 kosten rechtsbijstand) af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € € 3.600,00 (zegge: drieduizendzeshonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 46 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door, mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en
mr. E.C.M. Wolfert, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 mei 2018.

Voetnoten

1.zie tapgesprekken pagina 37 persoonsdossier V-01
2.zie tapgesprekken pagina 37 persoonsdossier V-01
3.zie tapgesprekken pagina 39 persoonsdossier V-01
4.zie tapgesprek pagina 22 van persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097
5.zie tapgesprek pagina 34 persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097
6.zie tapgesprek pagina 40 persoonsdossier V-08. [medeverdachte 3] wordt in dit gesprek aangeduid met nummer 0097
7.zie foto [naam 8] ( [medeverdachte 2] ) pagina 13 persoonsdossier V-11
8.zie foto [medeverdachte 1] pagina 13 persoonsdossier V-11
9.zie bericht pagina 14 persoonsdossier V-12
10.zie rekening pagina 21 persoonsdossier V-12
11.zie foto`s [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] pagina 43 in persoonsdossier V-12
12.zie advertentie marktplaats op pagina 13 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 24)
13.zie transactie opgenomen op pagina 11 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 24)
14.zie factuur [bedrijf 2] op pagina 12 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 24)
15.zie factuur op pagina 9 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 27)
16.zie printscreen van de supermarkten en de Rabobank d.d. 18 november 2014 waarbij de opnames werden gedaan door verdachte pagina 3 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 27)
17.zie printscreen van de Rabobank Assen d.d. 22 oktober 2014 waarbij de opnames werden gedaan door verdachte pagina 2 van zaakdossier 19 t/m 34 (zaak 24)