ECLI:NL:RBNNE:2018:1870

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
C17/160766 / KG ZA 18-83
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarigen in kort geding

In deze zaak vordert de vrouw in kort geding vervangende toestemming voor een vakantie met haar kinderen naar Egypte van 5 tot en met 16 mei 2018. De man, de vader van twee van de kinderen, weigert deze toestemming te verlenen, omdat de kinderen op 14 en 15 mei 2018 niet naar school kunnen. De vrouw heeft geen ontheffing van de Leerplichtwet aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 1 mei 2018 behandeld en heeft mondeling uitspraak gedaan. De vrouw heeft haar verzoek om toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen ingetrokken, waardoor dit niet meer ter beoordeling staat. De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om met de kinderen naar het buitenland te reizen, en dat de man terecht zijn toestemming heeft geweigerd. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw af, omdat de reis niet in het belang van de kinderen is, gezien de leerplicht en de omstandigheden rondom de reis. De voorzieningenrechter laat [de heer X] toe als gevoegde partij in het incident, maar wijst de vordering van de vrouw in de hoofdzaak af.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/160766 / KG ZA 18-83
proces-verbaal van mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Schütz te Leeuwarden,
tegen

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna ook te noemen de man,
verschenen in persoon,
in welke procedure heeft verzocht te worden toegelaten als voegende partij:

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
eiser in het incident tot voeging,
hierna ook te noemen [de heer X] ,
advocaat mr. A.Y.M. Jansse.
belanghebbende:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
uitvoerder van de ondertoezichtstelling,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna ook te noemen de GI (gecertificeerde instelling).
De zitting is gehouden op 1 mei 2018 in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. J. Teertstra, voorzieningenrechter, en mr. M. Oevering, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
  • de man,
  • [de heer X] , bijgestaan door zijn advocaat,
  • namens de GI: [de gezinsvoogd] .
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding met producties van de zijde van de vrouw,
- het verweerschrift van de man,
- de incidentele conclusie tot voeging van [de heer X] ,
- de stukken van de GI.
Partijen hebben over en weer het woord gevoerd. [de gezinsvoogd] heeft het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de volgende uitspraak gedaan:

De beoordeling

Het gaat in deze zaak om een vordering tot vervangende toestemming aan de vrouw voor een voorgenomen reis naar Egypte gedurende de periode van 5 tot en met 16 mei met de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] De man en de vrouw oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw. De kinderen hebben een omgangsregeling met de man waarbij zij om het weekend 1 of 2 nachten bij de man verblijven. In het weekend van 5 mei 2018 zou de man omgang hebben met de minderjarigen.
De vrouw en [de heer X] zijn de ouders van [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] . De vrouw oefent het eenhoofdig gezag uit over [minderjarige 3] . De vrouw is voornemens met de drie minderjarigen en haar nieuwe partner en zijn kinderen op vakantie te gaan naar Egypte. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn leerplichtig. De meivakantie duurt tot en met zondag 13 mei 2018. De vrouw arriveert op 16 mei 2018 om 3.25 uur met de kinderen op Schiphol. De kinderen kunnen maandag 14 en dinsdag 15 mei 2018 daardoor niet naar school. De vrouw heeft geen ontheffing van de Leerplichtwet verzocht, omdat dit niet zal worden toegekend. [de heer X] heeft een begeleide omgangsregeling met [minderjarige 3] . Op 14 mei 2018 staat een omgangsmoment gepland.
in het incident:
Ingevolge het bepaalde in artikel 217 Rv kan een ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding vorderen zich daarin te mogen voegen. Het geschil in de hoofdzaak betreft de vakantie van de vrouw met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (de kinderen van de man) en met [minderjarige 3] (de zoon van [de heer X] ). Tussen [de heer X] en [minderjarige 3] staat een omgangsmoment gepland op maandag 14 mei 2018. Indien de voorzieningenrechter de vrouw vervangende toestemming zou verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie naar Egypte te gaan tot woensdag 16 mei 2018, zou ook [minderjarige 3] op vakantie gaan en kan het geplande omgangsmoment tussen [de heer X] en [minderjarige 3] niet doorgaan. [de heer X] heeft derhalve een voldoende belang bij de gevorderde voeging. De voorzieningenrechter zal de incidentele vordering tot voeging aan de zijde van de man toewijzen.
in de hoofdzaak
De vrouw heeft haar verzoek ten aanzien van het verlenen van vervangende toestemming voor het aanvragen van paspoorten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter daarop niet meer hoeft te beslissen.
De spoedeisendheid van de vordering is niet betwist en vloeit voort uit de aard van de zaak.
Vooropgesteld wordt dat, nu partijen gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben, de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om de minderjarigen mee naar het buitenland, in dit geval Egypte, te nemen. De man weigert deze toestemming te verlenen. Ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient de voorzieningenrechter in dit geschil een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Daarbij zal de voorzieningenrechter ook de belangen van de vrouw en de beide vaders meewegen, nu de omgang tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 5 en 6 mei 2018 en de omgang tussen [de heer X] en [minderjarige 3] op 14 mei 2018 niet door kan gaan bij toewijzing van het verzoek.
De vrouw heeft gesteld dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich op de vakantie verheugen, dat ze elk jaar in de meivakantie een soortgelijke vakantie boeken, dat er een financieel belang is bij het doorgaan van de reis en dat zij de man aangeboden heeft om het omgangsweekend van 5 en 6 mei 2018 te verplaatsen. Ook stelt zij dat zij in januari 2018 al tegen de man heeft gezegd dat zij op vakantie zou gaan in de meivakantie en dat de kinderen al jaren niet in de schoolvakanties bij de man verblijven.
De man stelt dat hij te laat is geïnformeerd. De vrouw heeft in januari 2018 al geboekt met als consequentie dat zijn omgangsmoment niet door kan gaan. De man heeft pas begin april 2018 de definitieve plannen gehoord. Het was daardoor te kort dag om het omgangsweekend te verplaatsen, dat kon de man niet meer regelen. Daar komt bij dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee dagen niet naar school kunnen als de vrouw met ze op vakantie gaat. De man kan daar niet mee instemmen en heeft dit ook aangegeven bij de school. De man betwist dat de kinderen tijdens de schoolvakanties nooit bij hem verblijven. In 2017 was dit wel het geval.
[de heer X] bepleit net als de man afwijzing van het verzoek, omdat zijn omgangsmoment op 14 mei 2018 geen doorgang kan vinden als de vrouw met de kinderen op vakantie gaat.
De voorzieningenrechter overweegt dat een vakantie op zich een plezierige activiteit is voor de kinderen en dat het de vrouw in beginsel vrij moet staan om met de minderjarigen in het buitenland op vakantie te gaan. Dat de omgang tussen de meisjes en de man dan eenmaal verplaatst moet worden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende reden om geen toestemming te verlenen. De vrouw heeft een inhaalmoment aangeboden en van de man mag worden verwacht dat hij zich er voor inspant om dit mogelijk te maken. Ook de omgang tussen [de heer X] en [minderjarige 3] zou verplaats kunnen worden. Wel valt de vrouw te verwijten dat zij de man hierover niet tijdig heeft geïnformeerd.
De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat toestemming voor de door de vrouw verzochte vakantie niet dient te worden verleend. Wat voor de voorzieningenrechter daarbij doorslaggevend is, is dat de vrouw de reis zo heeft geboekt (van 5 mei tot en met 16 mei 2018), dat de vrouw en de kinderen op woensdagochtend 16 mei 2018 om 03.25 uur landen op Schiphol, terwijl de kinderen op maandag 14 mei 2018 (na de meivakantie) weer op school moeten te zijn. Het ontbreekt de vrouw aan formele toestemming van de school en/of de leerplichtambtenaar voor bijzonder verlof voor maandag 14 mei en dinsdag 15 mei, althans enige onderbouwing van de, door de man betwiste, stelling van de vrouw dat de school hier mee instemt, ontbreekt. De man staat ook niet achter het ongeoorloofd verlof. Dit acht de voorzieningenrechter, gelet op de voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geldende leerplicht, een begrijpelijk standpunt.
Bovendien heeft de vrouw onvoldoende oog voor de belangen van de kinderen, nu zij stelt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 16 mei 2018 wel weer naar school kunnen gaan. Dit terwijl zij na een nachtvlucht om 3.25 uur op Schiphol arriveren. De voorzieningenrechter acht de door de vrouw geboekte reis dan ook niet in het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het ter zitting gedane verzoek van de vrouw om toestemming te verlenen tot zondag 13 mei 2018, nu onvoldoende duidelijk is of de vrouw dan daadwerkelijk terug zal keren met de kinderen. Zij heeft nog geen terugvlucht geboekt en heeft ter zitting aangegeven dat zij niet weet of er nog plaats is op de terugvluchten die zij heeft gezien op 13 mei 2018. Het is daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijk of de vrouw voor 14 mei 2018 met de kinderen terug zal keren. De vrouw wordt bovendien reeds vervolgd voor een vermoeden van een eerdere overtreding van de Leerplichtwet en dit heeft haar er niet van weerhouden om wederom, vanuit financiële overwegingen, een reis te boeken die deels buiten de schoolvakantie valt.
Ook is bij het verlenen van toestemming voor een kortere periode onvoldoende duidelijk of de vrouw dan terugreist met de kinderen, mede gelet op de ter zitting gemaakte opmerking van de vrouw dat zij bij het ontbreken van toestemming zonder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vakantie zal gaan en de meisjes bij haar moeder zal onderbrengen.
Voorts weegt de voorzieningenrechter mee dat de vrouw niet aan de man wil doorgeven waar zij met de kinderen verblijft in Egypte. Weliswaar stelt de vrouw dat zij daar haar redenen voor heeft, maar een gezaghebbende ouder heeft in beginsel recht om te weten waar zijn kinderen verblijven. De voorzieningenrechter weegt voorts mee dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al vele wisselingen in woonsituaties en partners hebben gekend en dat zij nu op vakantie zouden gaan met de nieuwe partner van de vrouw en zijn kinderen. Juist mede vanwege alle wisselingen in het leven van de kinderen en de partnerkeuzes van de vrouw zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De gezinsvoogd kent de nieuwe partner van de vrouw niet en er is niets over hem bekend. Voor zowel de vrouw stelt dat zij een financieel belang heeft bij de reis overweegt de voorzieningenrechter dat zij de reis niet betaald heeft, maar haar nieuwe partner.
Alles overwegende komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is om de vrouw vervangende toestemming te verlenen. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van de vrouw zal afwijzen. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit ook voor de kinderen een teleurstelling zal zijn nu zij niet op vakantie kunnen gaan naar Egypte. Het is aan de ouders om dit met de kinderen te bespreken op een manier waarbij zij de andere ouder niet in diskrediet brengen.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij voornemens is om, bij het ontbreken van toestemming voor de vakantie, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elders onder te brengen en zelf met [minderjarige 3] , haar partner en zijn kinderen op vakantie te gaan. De voorzieningenrechter hoopt dat dit een emotionele uitspraak van de vrouw was en dat zij zich realiseert wat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betekent als hun moeder, hun broertje en de partner van de vrouw en zijn kinderen wel op vakantie zouden gaan en dat zij in Nederland blijven. Ongetwijfeld zullen zij zich achtergelaten voelen en de voorzieningenrechter acht een dergelijke handelswijze dan ook niet in het belang van de kinderen.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
in het incident:
laat [de heer X] toe als gevoegde partij in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
wijst de vordering af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.