ECLI:NL:RBNNE:2018:1842

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
18/830062-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verkeersongeval

Op 13 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 januari 2017 betrokken was bij een verkeersongeval te Warffum. De verdachte, die als bestuurder van een Volkswagen Golf reed, heeft zich schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zijn passagier, die beide bovenbenen brak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met hoge snelheid een andere auto inhaalde en daarbij de controle over zijn voertuig verloor, wat leidde tot de botsing met een boom. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde hem een taakstraf van 120 uren op, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een rijontzegging van 18 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de problematiek van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, en besloot het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte 22 jaar oud was ten tijde van het feit. De rechtbank benadrukte het belang van hulpverlening voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830062-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Warffum, althans in de gemeente
Eemsmond, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig,
een personenauto, merk VW, kenteken [kenteken], daarmede rijdende over de weg
N363, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, en/of terwijl verdachte onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende
drank, met hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan
en/of gelet op de wegsituatie verantwoord was, genoemde weg te berijden en/of
een voor hem, verdachte, rijdende, personenauto in te halen, waarna verdachte
met de door hem bestuurde personenauto in een slip is geraakt en van de
rijbaan is geraakt, en/of (vervolgens) met het door verdachte bestuurde
voertuig tegen een boom is gebotst/aangereden, tengevolge waarvan [slachtoffer], inzittende van het genoemde voertuig zwaar
lichamelijk letsel, te weten twee gebroken bovenbenen, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet
heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 24 januari 2017 te Warffum, gemeente Eemsmond, als
bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Volkswagen, kenteken
[kenteken]), daarmee rijdende op de weg N363, met hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan
en/of gelet op de wegsituatie verantwoord was, genoemde weg heeft bereden
en/of een voor hem, verdachte, rijdende, personenauto heeft ingehaald en/of
(vervolgens) met de door hem, verdachte, bestuurde personenauto in een slip is
geraakt en van de rijbaan is geraakt en/of tegen een boom is gebotst/
aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van ernstige schuld nu verdachte onder invloed was van alcoholhoudende drank en met hoge snelheid heeft gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat op grond van het dossier het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van aanmerkelijke schuld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor
d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017022232 d.d. 20 april 2017, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer]: (V: verbalisant en A: [slachtoffer])
V: Op dinsdag 24 januari 2017 was jij omstreeks 22.40 uur betrokken bij een aanrijding.
A: Kameraad [verdachte] was boos om niks. Hij was boos en deed agressief om niets en daar
paste hij zijn rijstijl ook op aan. Ik zag dat er iemand reed en die wilde hij inhalen. Dat was nabij de afslag bij de stort. Bij het terug invoegen begon de auto te slippen. Door de bosjes de parallelweg op tegen een boom. Ik dacht dat het erg snel ging.
V: Heb je enig idee hoe hard jullie reden?
A: Wel erg hard, maar durf niet te zeggen hoe hard precies.
V: Heeft [verdachte] alcohol gedronken?
A: Hij heeft eerst bij mij gegeten En daar dronken wij een biertje bij. [verdachte] ook.
A: [verdachte] reed en ik zat voorin, de passagiersstoel. Ik heb beide bovenbenen gebroken.
2. Een geneeskundige verklaring, op 8 februari 2017, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier opgemaakt en ondertekend door E. Heineman, arts en E.F.M. Veldhuis, chirurg voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:

Medische informatie betreffende:

Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedatum] 1994
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel
1) 2-etage fractuur bovenbeen re
2) 2-etage fractuur bovenbeen li
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht 25/01/2017
E. Overige van belang zijnde informatie (operaties) Operatief behandeld
F. Geschatte duur van de genezing Maanden.
3. Een proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse, nummer 24012017.2325.2393 d.d. 12 juni 2017, opgemaakt door [naam] en [naam], als los document gevoegd:
2.2.1
Wegsituatie
Het verkeersongeval vond plaats op de Provincialeweg N363, gelegen buiten de als zodanig
aangeduide bebouwde kom van Warffum in de gemeente Eemsmond.
Het ongeval vond gezien de oorspronkelijke rijrichting van voertuig, merk Volkswagen, type
Golf, plaats in een flauwe bocht naar rechts. De rijbaan heeft een breedte van circa 8 meter
en is door middel van een onderbroken streep verdeeld in twee rijstroken. Naast de rijbaan
ligt aan de rechterzijde van de rijbaan een parallelweg, genaamd de Oostervalge, welke door
middel van een grasberm met daarin een heg is gescheiden van de rijbaan van de Provincialeweg N363.
2.3.1
Sporen op het wegdek
In de rijrichting die het voertuig, merk Volkswagen, type Golf, vlak voor het ongeval gehad
moet hebben, zagen wij op het wegdek recente bandensporen, namelijk slipsporen met een
lengte van ca. 20 meter. Deze slipsporen vingen aan op het midden van de rijbaan en eindigden nabij de uiterste rechterzijde van de rijbaan. Verder zagen wij woelsporen in de rechterberm. Deze vingen aan nabij het einde van de slipsporen en eindigden nabij de heg welke in de rechterberm stond. Op het wegdek van de parallelweg, de Oostervalge, zagen wij een krasspoor. Dit krasspoor bevond zich tussen de beschadigde boom en de eindpositie van de Volkswagen. Wij zagen dat tussen de woelsporen en de beschadigde boom een deel van de in de berm staande heg was vernield.
4.1.2
Berekeningen
Gereden snelheid personenauto:
Om inzicht te krijgen of aan de hand van de aangetroffen sporen, eindpositie, bots positie en
ontstane schade aan het voertuig, het mogelijk was om te komen tot een gereden snelheid
van de Golf is door ons een consult aangevraagd bij het NFI. Uit het vervolgens uitgevoerde onderzoek kon, door het NFI met het computersimulatieprogramma PC-Crash, een snelheidsbepaling worden gemaakt.
Conclusie NFI:
Op basis van de uitgangspunten als genoemd in dit rapport (NFI, zaaknummer
2017.02.17.061) volgt een kans van 99% dat de snelheid van de Volkswagen bij aanvang
van de afgetekende sporen hoger was dan 101 km/u en een kans van 99% dat de snelheid
van de Volkswagen bij aanvang van de afgetekende sporen lager was dan 155 km/u. [1]
5.2
Oorzaak, toedracht en gevolg
De bestuurder van de Golf reed met zijn voertuig over de Provincialeweg N363 nabij Warffum. Hij kwam uit de richting Uithuizen en reed in de richting Warffum. Naast hem in dit voertuig zat de passagier. Bij nadering van Warffum haalde hij in een flauwe bocht naar rechts een Volkswagen Fox in. Daartoe reed de bestuurder van de Golf op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomend verkeer. Op deze rijstrook raakte de Golf in een slip. Hierbij tekenden de banden van de Golf de slipsporen af op het wegdek. Vervolgens ontstonden de woelsporen in de berm. De Golf belandde via de berm, de heg en de parallelweg (de Oostervalge), met de linker voorzijde tegen een in de rechterberm van de parallelweg staande boom. Hierbij raakte de boom beschadigd en ontstond de schade aan de Golf. Vervolgens belandde de Golf op een afstand van circa 20 meter in zijn eindpositie voorbij de beschadigde boom. Hierbij ontstond het krasspoor op de parallelweg. Dit spoor werd afgetekend door een deel van het subframe aan de onderzijde van de Golf. Tijdens het ongeval werden beide inzittenden uit het voertuig geslingerd.
1.4
Conclusie/ beantwoording
Wij, verbalisanten, zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Golf, immers doordat hij met mogelijk aanzienlijk te hoge snelheid in een slip raakte, gedroeg hij zich zodanig dat gevaar op de weg werd veroorzaakt.
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.01.26.067, d.d. 31 januari 2017, opgenomen op pagina 12 van het dossier, opgemaakt door K.S. Kruseman, op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Naam bloedgever [verdachte], geb. datum: [geboortedatum]-1994
Sin Omschrijving
TAAO838NL Bloed
TAAO8539NL Bloed, bestemd voor tegenonderzoek.
Uitgevoerd onderzoek
De ethanolconcentratie (bloedalcoholgehalte) in het bloed TAA08538NL van [verdachte] werd bepaald door gaschromatografie met vlamionisatiedetectie (HS-GC-FID).
Resultaat onderzoek
In het bloed TAA08538NL van [verdachte] is een ethanolconcentratie gemeten van 0,99 mg/ml (= promille).'
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gehandeld door met een hoge snelheid in een personenauto te rijden terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Hij heeft als bestuurder in die toestand met hoge snelheid een andere auto gepasseerd en heeft daarbij zijn voertuig onvoldoende onder controle gehouden, waarbij hij geslipt is, daardoor naast de weg is beland, over een parallelweg is geschoven en met zijn auto gebotst is tegen een naast de parallelweg staande boom. Door de botsing zijn verdachte en [slachtoffer], zijn passagier, uit de auto geslingerd. [slachtoffer] heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen: hij heeft beide bovenbenen gebroken.
De rechtbank overweegt voorts dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte niet heeft voldaan aan een bevel als bedoeld in artikel 163 van de Wegenverkeerswet. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 januari 2017 te Warffum als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk VW, kenteken [kenteken], daarmede rijdende over de weg N363, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en terwijl verdachte onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende drank, met hoge snelheid, genoemde weg te berijden en een voor hem, verdachte, rijdende, personenauto in te halen, waarna verdachte met de door hem bestuurde personenauto in een slip is geraakt en van de rijbaan is geraakt, en vervolgens met het door verdachte bestuurde voertuig tegen een boom is gebotst, ten gevolge waarvan
[slachtoffer], inzittende van het genoemde voertuig zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken bovenbenen, werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden de meldplicht en de ambulante behandeling (inclusief kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken ten behoeve van detoxificatie). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een rijontzegging voor de duur van 18 maanden wordt opgelegd. Bij het formuleren van de strafeis heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit en dat verdachte eerder wegens soortgelijke delicten met justitie in aanraking is geweest. De officier van justitie ziet, in het kader van het adolescentenstrafrecht, geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op het advies van de reclassering d.d. 1 maart 2018. De officier van justitie heeft echter wel rekening gehouden met de leeftijd van verdachte. Tot slot heeft de officier rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op de jeugdige leeftijd en de persoon van verdachte. De raadsman heeft tevens verzocht om de duur van de taakstraf te matigen en om geen onvoorwaardelijke rijontzegging aan verdachte op te leggen omdat er slechts sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag en geen zeer onvoorzichtig gedrag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient eerst de vraag te beantwoorden of toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het feit was verdachte 22 jaar oud, zodat in beginsel het commune strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien daartoe grond bestaat in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering d.d. 1 maart 2018. Uit dit rapport volgt dat verdachte kampt met problematiek op meerdere leefgebieden zoals dagbesteding (het ontbreken hiervan), middelengebruik, de relatie met gezin en de onzekere woonsituatie. Op dit moment zijn er nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Uit eerder opgestelde rapportages komt naar voren dat verdachte gediagnosticeerd is met ADHD, PDD NOS, ODD en in 2009/2010 werd het syndroom van Asperger vastgesteld. Geadviseerd is om verdachte te berechten volgens het commune strafrecht.
De rechtbank heeft daarnaast in aanmerking genomen dat de moeder van verdachte heeft aangegeven dat verdachte de hele dag op zijn kamer aan het gamen is en dat hij drugs gebruikt. Als verdachte geen drugs gebruikt, drinkt hij alcohol.
Hoewel de reclassering adviseert tot toepassing van het volwassenstrafrecht, ziet de rechtbank in de gestelde diagnoses, de berichtgeving van moeder en in hetgeen ter zitting is gebleken omtrent de persoonsproblematiek van verdachte, toch aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag. Verdachte heeft onder invloed van alcoholhoudende drank en rijdend met een hoge snelheid een andere auto ingehaald. De auto van verdachte is vervolgens in een slip geraakt. Via de berm is de auto van verdachte tegen een boom gebotst
waardoor de passagier van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder wegens het rijden onder invloed met politie en justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand een passende straf vormt. De rechtbank stelt de proeftijd op 2 jaren nu het jeugdstrafrecht van toepassing verklaard is. De rechtbank acht het van belang dat aan verdachte hulp wordt geboden voor zijn problematiek op verschillende leefgebieden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank daarom als bijzondere voorwaarden de meldplicht en de ambulante behandelverplichting koppelen zoals geadviseerd in het rapport van de reclassering d.d. 1 maart 2018. De rechtbank acht het daarnaast noodzakelijk dat er een beperkte klinische opname kan plaatsvinden met het oog op nadere diagnostiek en daaruit eventueel voortvloeiende noodzakelijke behandeling met betrekking tot verdachtes middelengebruik. De rechtbank zal, om herhaling te voorkomen, aan verdachte een rijontzegging opleggen voor de duur van 18 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77r, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Bepaalt, dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging van de reclassering van de verslavingszorg Groningen op de door hen aangegeven tijd en plaats moet melden. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde volgt de aanwijzingen van de reclassering op, voor zover deze nog niet in een andere bijzondere voorwaarden zijn opgenomen;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een intake en indien daarbij nader geïndiceerd zich te laten behandelen voor de bij hem vastgestelde persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek bij de Verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan een klinische opname ter afwending van crisis, voor detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering, in samenspraak met de instelling/behandelaar nodig acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid. De arbeid moet binnen 6 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze bijkomende straf een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. S. Zwarts en
mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2018.

Voetnoten

1.Zie het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.02.17.061, d.d. 10 mei 2017 opgemaakt door