ECLI:NL:RBNNE:2018:1841

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
18/830369-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak wegens gebrek aan bewijs voor gemeen gevaar of levensgevaar

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 16 oktober 2017 in Groningen brand heeft gesticht, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2018 uitspraak gedaan. De verdachte heeft een zak met afval in brand gestoken in zijn woning, wat leidde tot rookontwikkeling. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de brandstichting, stellende dat er gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden was te duchten. De verdediging betoogde echter dat er geen bewijs was voor dergelijk gevaar.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand in de woning van de verdachte is ontstaan door het in brand steken van een zak met afval, die op een kapotte koelkast lag. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de brand gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar voor anderen heeft opgeleverd. De vereiste elementen voor opzettelijke brandstichting, zoals bedoeld in artikel 157 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, waren niet bewezen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830369-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te [verblijfsplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2017 te Groningen opzettelijk, in een woning
gelegen aan of bij de [straatnaam], brand heeft gesticht, door in
die woning open vuur in aanraking te brengen met papier en/of
(papieren/kartonnen) verpakkingsmateriaal en/of kabel(s)/snoer(en) en/of een
stekkerdoos en/of vuilnis en/of een koelkast, althans met (een) brandbare
stof(fen), ten gevolge waarvan dat papier, verpakkingsmateriaal,
kabels/snoeren, stekkerdoos, vuilnis en/of een koelkast geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan A. gemeen gevaar voor die voornoemde goederen en/of (de rest van) de inventaris
van die woning aan of bij de [straatnaam] en/of die woning en/of de
aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of B. levensgevaar voor in die (aangrenzende) woningen aanwezige personen, in elk
geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor in die woningen/percelen aanwezige personen, in elk
geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Verdachte heeft brand gesticht in zijn woning doordat hij een zak met afval in brand heeft gestoken. Hierdoor is gevaar ontstaan voor goederen in de woning van verdachte en aangrenzende woningen. Daarnaast is er levensgevaar te duchten geweest voor de in de aangrenzende woningen aanwezige personen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, dan wel dat er sprake is geweest voor levensgevaar voor de in de aangrenzende woningen aanwezige personen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat vast staat dat verdachte op 16 oktober 2017 in zijn woning een zak met afval in brand heeft gestoken. Deze zak met afval lag op een, niet op het lichtnet aangesloten, kapotte op de achterkant liggende koelkast, die verdachte als vuilnisbak gebruikte. Verdachte heeft de brand uitgetrapt waarna er rookontwikkeling is ontstaan.
Voor een opzettelijke brandstichting zoals bedoeld in artikel 157 lid 1 Wetboek van Strafrecht is vereist dat komt vast te staan dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen te duchten was. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat de door verdachte gestichte brand daadwerkelijk gevaar heeft kunnen opleveren voor andere, aan derden toebehorende goederen of levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen. Uit het verrichte onderzoek is onvoldoende gebleken dat dergelijk gevaar te duchten is geweest. Er is derhalve onvoldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van de bestanddelen 'gemeen gevaar voor goederen te duchten' en/of 'levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten'. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2018.