Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en mishandeling van zijn levensgezel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de eerste twee tenlasteleggingen, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet om het slachtoffer van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de keel van het slachtoffer had dichtgeknepen, maar dat dit niet met voldoende kracht en langdurigheid was gebeurd om opzet op de dood of zwaar letsel aan te nemen. De rechtbank achtte de mishandeling van de levensgezel wel bewezen, waarbij de verdachte haar bij de keel had gegrepen en kracht had uitgeoefend.
De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht tot ambulante behandeling voor agressiebeheersing en omgang met relatieproblemen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en het feit dat de mishandeling in het bijzijn van kinderen plaatsvond. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat de rechtbank in haar oordeel meebracht. De vordering van de officier van justitie om een taakstraf op te leggen werd afgewezen, omdat de rechtbank minder feiten bewezen achtte dan door de officier was geëist.