ECLI:NL:RBNNE:2018:1591

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
18/750065-15 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak wegens witwassen

Op 30 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/750065-15, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De veroordeelde, geboren in 1967, werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 34.256,14. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit bedrag is verkregen door middel van een eenvoudige kasopstelling, die als uitgangspunt diende voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had eerder gevorderd dat de rechtbank het bedrag van € 205.000,00 zou vaststellen, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd naar € 34.256,14, gebaseerd op de kasopstelling en de bewijsvoering in de onderliggende strafzaak.

Tijdens de zitting op 16 april 2018 heeft de veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.J. Kuiters, zijn verweer gevoerd. De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering tot ontneming moet worden afgewezen, en subsidiair dat er geen sprake is van medeplegen of hoofdelijkheid. De rechtbank heeft de bewijsstukken, waaronder de kasopstelling en eerdere uitspraken, in overweging genomen en geconcludeerd dat de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel terecht was.

De rechtbank heeft uiteindelijk de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om het bedrag van € 34.256,14 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie voor het overige werd afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18/750065-15
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 april 2018 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 20 februari 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 205.000,00 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de zaak met parketnummer 18/750065-15.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 16 april 2018. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.L. van den Broek heeft ter terechtzitting gevorderd dat veroordeelde zal worden veroordeeld tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, dat door de officier van justitie wordt geschat op € 112.086,92.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de eenvoudige kasopstelling in het strafdossier als uitgangspunt dient te gelden voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel moet worden geschat.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden afgewezen, gelet op de bepleite integrale vrijspraak.
Subsidiair is aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien er geen sprake is van medeplegen/hoofdelijkheid en van de feitelijke uitgaven een aantal (onderbouwd) zijn bestreden.

Bewijsmiddelen

Met betrekking tot het door veroordeelde verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel gebruikt de rechtbank als bewijsmiddelen:
  • de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 30 april 2018 in de onderliggende strafzaak opgenomen bewijsmiddelen;
  • het proces-verbaal van bevindingen betreffende het wederrechtelijk verkregen voordeel middels de door de politie opgemaakte eenvoudige kasopstelling.

Beoordeling

Het vonnis van 30 april 2018
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 30 april 2018 in de zaak met parketnummer 18/750065-15 veroordeeld ter zake: van het plegen van witwassen een gewoonte maken. Dit is een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht kan op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien aannemelijk is dat dat misdrijf of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De eenvoudige kasopstelling
Uit de kasopstelling blijkt dat in de onderzoeksperiode van 1 januari 2013 tot en met 7 oktober 2015 sprake is van een negatief kassaldo van € 112.086,92, gelet op onderstaande berekening. [2]
Beginsaldo : € 0,00
Totale inkomsten per kas : € 12.980,00
Eindsaldo : € 4.745,00
Totale uitgaven : € 120.321,92
Verschil (negatief) : € 112.321,92
De rechtbank acht de kasopstelling in beginsel deugdelijk en betrouwbaar.
Medeplegen.
De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat er geen sprake is van een financiële eenheid tussen veroordeelde en [naam] (hierna [naam] ). Zij maken immers gebruik van gescheiden bankrekeningen en ook uit hun verklaringen blijkt niet van een financiële eenheid. Ook waren zij getrouwd onder huwelijkse voorwaarden.
In de kasopstelling is wel uitgegaan van een financiële eenheid van veroordeelde en [naam] . Dit leidt tot een correctie in voornoemde berekening van de kasopstelling, omdat enkel de inkomsten en uitgaven van veroordeelde in de berekening betrokken mogen worden.
Het beginsaldo.
De rechtbank gaat uit van het door de politie vastgestelde beginsaldo van
€ 0,00. [3]
Veroordeelde heeft aangevoerd dat het beginsaldo op 1 januari 2013 meer was dan de berekende € 0,00. Veroordeelde heeft hieromtrent echter wisselende verklaringen afgelegd en niet blijkt welk bedrag volgens hem als uitgangspunt voor het beginsaldo dient te gelden. Dit verweer is daarom onvoldoende gestaafd. De enkele verklaring dat veroordeelde dat hij met handel contant geld heeft verdiend is daartoe onvoldoende.
De totale inkomsten per kas.
Zoals reeds overwogen is bij de kasopstelling ten onrechte rekening gehouden met inkomsten van [naam] . Uit het dossier blijkt dat veroordeelde in de ten laste gelegde periode in totaal € 11.150,00 van zijn bankrekeningen contant heeft opgenomen. [4] De rechtbank zal bij de berekening van de kasopstelling derhalve uitgaan van de vastgestelde
€ 11.150,00.
Het eindsaldo.
Onder veroordeelde is op 7 oktober 2015 in zijn woning een geldbedrag van
€ 3.645,00in beslag genomen. [5]
De totale uitgaven per kas.
In de kasopstelling is een lijst met contante uitgaven in de berekening betrokken. De rechtbank zal per uitgave overwegen of, en zo ja voor welk bedrag, deze door veroordeelde is gedaan.
*Verbouwing woning € 1.300,00. [6]
Veroordeelde verklaart dat hij in 2013-2014 een veranda heeft gemaakt in de tuin voor ongeveer € 1.000,00. [7] Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat veroordeelde hem € 300,00 contant betaalde voor door hem verrichtte werkzaamheden in de tuin. [8]
*Barbecue en wasmachine.
De rechtbank constateert dat deze aankopen per bank zijn voldaan, waardoor deze niet worden meegenomen in de berekening van contante uitgaven.
*Tuinaanleg € 1.341,13. [9]
Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat in de zomer 2013 veroordeelde een bedrag van
€ 741,13 contant heeft voldaan voor de levering van zand en de huur van een mobiele kraan. [10] Voorts is door de politie uitgegaan van een bedrag van € 600,00 berekend als schatting van de kosten van aanschaf van nieuwe stenen voor de bestrating van de tuin, nu veroordeelde heeft verklaard dat er nieuwe stenen zijn aangeschaft. [11]
*Aankoop Audi € 14.000,00. [12]
Voor de aankoop van een Audi is op 22 februari 2013 een contant bedrag van € 19.000,00 door veroordeelde betaald. [13] Op 21 februari 2013 is door veroordeelde een bedrag van
€ 5.000,00 van zijn bankrekening contant opgenomen. Van het overige contant betaalde geld is geen herkomst te herleiden. [14]
*Velgen en banden Audi € 2.401,02. [15]
Veroordeelde heeft op 27 maart 2014 zomerbanden en velgen gekocht voor een bedrag van
€ 1.601,02. Dit bedrag is blijkens de factuur contant betaald. [16] Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt tevens dat veroordeelde in 2013 winterbanden heeft gekocht voor ongeveer
€ 800,00. Dit bedrag is eveneens contant betaald. [17]
*Aankoop motor.
Veroordeelde heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij in april 2013 een motor (Aprillia RSV) heeft gekocht met geld afkomstig van de inruil van een andere motor en geld gekregen van een kennis die schade aan de (ingeruilde) motor had veroorzaakt. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk, zodat deze aankoop niet is meegenomen bij de berekening van de contante uitgaven.
*Aankoop motorpakken en helmen.
De rechtbank zal voornoemde post niet betrekken in de berekening van de kasopstelling, aangezien niet blijkt wanneer, waar en voor welk bedrag de bedoelde motorpakken en helmen zijn gekocht. De enkele schatting daarvan door de politie is onvoldoende.
*Vakantie Italië zomer 2013 € 1.200,00. [18]
Veroordeelde is in de zomer van 2013 naar Italië op vakantie gegaan en verbleef in een caravan met [naam] en haar twee kinderen. [19] Uit onderzoek van de politie blijkt de huur van een 4 persoonscaravan in de periode minimaal € 1.500,00 bedraagt. Een gedeelte van
€ 300,00 is in 2012 per bank aanbetaald. Resteert een bedrag van € 1.200,00 aan contante uitgaven voor de vakantie. [20]
De berekening door de politie van de overige contante uitgaven in Italië vindt geen ondersteuning in enig bewijsmiddel, zodat de rechtbank bij de kasopstelling geen rekening zal houden met andere contante uitgaven dan de hiervoor genoemde uitgave voor de caravan.
*Huwelijk 2014 € 600,00. [21]
Niet blijkt dat de kosten voor het gastenvervoer per touringcar en de bruiloftsmuziek voorafgaand aan het huwelijk door veroordeelde contant is voldaan. De kosten voor de huwelijkslocatie zijn na het huwelijk contant betaald. De verklaring van veroordeelde, dat hij de kosten voor het huwelijk nadien heeft voldaan met op en na het huwelijk ontvangen geld, is niet onaannemelijk. De rechtbank zal deze kosten daarom niet betrekken in de kasopstelling.
Wel blijkt uit de verklaring van [getuige 4] dat veroordeelde op 25 juli 2013 trouwringen heeft gekocht en een gedeelte van € 600,00 contant heeft voldaan. [22]
*Bruidsjurk en pak.
Kosten gemaakt voor de aanschaf van een bruidsjurk zijn voldaan door [naam] , zodat deze uitgave niet betrokken wordt in de kasopstelling.
Uit de verklaring van [getuige 5] , eigenaar van [bedrijf] te Drachten, blijkt dat veroordeelde een trouwpak bestaande uit een kostuum en overhemd bij hem heeft gekocht voor ongeveer € 500,00, waarbij met pin is betaald. De bankafschriften ontbreken in het dossier, waardoor de rechtbank niet met voldoende zekerheid kan vaststellen dat veroordeelde zijn trouwpak contant heeft betaald.
*Huwelijksreis € 175,00. [23]
[getuige 6] heeft verklaard dat hij veroordeelde en [naam] met een taxi naar Schiphol heeft gebracht voor € 175,00. Dit bedrag is contant door veroordeelde voldaan. [24]
*Aankoop Nissan.
Nu voornoemde aankoop is gedaan door [naam] zal deze buiten de berekening van de kasopstelling blijven.
*Tablet Samsung.
Hoewel blijkt dat deze tablet contant is betaald, blijkt niet door wie. Daarbij komt dat uit de verklaringen blijkt dat deze tablet in gebruik is bij [naam] .
*Sloep € 9.000,00. [25]
Veroordeelde heeft verklaard dat hij in het voorjaar 2015 een sloep heeft gekocht en een gedeelte van € 9.000,00 contant heeft betaald. [26] Uit de verklaring van [getuige 7] en een blijkt dat door hem € 9.000,00 contant op zijn rekening is gestort voor de door hem aan veroordeelde verkochte sloep. [27]
De verklaring van veroordeelde dat hij geld heeft geleend voor de aanschaf van de sloep is niet controleerbaar en verifieerbaar, aangezien veroordeelde geen nadere uitleg wil geven. Nader onderzoek is daardoor niet mogelijk, waardoor deze verklaring van veroordeelde onaannemelijk is. De rechtbank zal derhalve bij de berekening uitgaan van € 9.000,00 aan contante uitgave voor een sloep.
De rechtbank zal, anders dan de politie, bij de uitgave voor de sloep geen rekening houden met de contante storting op de bankrekening van veroordeelde van € 6.650,00, aangezien deze contante storing als aparte uitgavenpost in het dossier naar voren is gebracht, zoals hierna blijkt.
*Aankoop en installatie CV ketel € 1.500,00. [28]
De woning van veroordeelde aan [straatnaam] te Oosterwolde stond op 28 april 2015 te koop op Funda. Uit de daarbij gegeven informatie blijkt dat in 2014 in de woning een nieuwe CV ketel is geplaatst. [29] Getuige [getuige 8] heeft verklaard dat hij in voornoemde woning van veroordeelde een nieuwe CV heeft geplaatst voor € 1.500,00, bestaande uit ongeveer € 1.200,00 voor de ketel en € 300,00 voor de installatie. [30] De verklaring van de getuige vindt bevestiging in de verklaring van [naam] . [31]
*Aankoop laptop (Apple Macbook) € 2.000,00. [32]
In de auto van veroordeelde is een Apple Macbook met serienummer [nummer] aangetroffen en in beslag genomen. [33] Uit onderzoek naar dit serienummer blijkt dat deze laptop in week 42 van 2013 is geïntroduceerd voor een prijs van ongeveer € 2.000,00. Uit de bankafschriften blijkt niet van een dergelijke betaling, waardoor aannemelijk is dat deze laptop contant is betaald door veroordeelde. [34]
*Uitgaven levensonderhoud € 1.593,99. [35]
Uit de verklaringen van veroordeelde en [naam] blijkt dat zij hun financiën gescheiden hielden. Alleen uitgaven voor voeding/boodschappen ten behoeve van het gezin werden door veroordeelde gedaan.
Uit het dossier blijkt dat de bankrekeningafschriften van zowel veroordeelde als [naam] zijn geraadpleegd om per jaar de totale uitgaven aan voeding/boodschappen, persoonlijke verzorging, kleding/schoenen, vervoer en reizen te berekenen. Nu deze bankafschriften niet aan het dossier zijn toegevoegd kan de rechtbank geen onderscheid maken tussen veroordeelde en [naam] en zoals reeds overwogen dient [naam] buiten de berekening van de kasopstelling te blijven. De uitgaven aan voeding/boodschappen zijn wel meegenomen, omdat deze voor rekening van veroordeelde alleen kwamen.
Uitgaande van 2012 als peiljaar is in de jaren 2013 en 2014 minder per bank betaald aan voeding/boodschappen, te weten € 746,14 in 2013 en € 847,85 in 2014. Aannemelijk is dat het verschil is opgevuld met contante betalingen, aangezien niet blijkt van een wijziging in samenstelling van het gezin. Voor het jaar 2015 is door de politie een bedrag aan bancaire uitgaven voor voeding/boodschappen becijferd dat de periode tot medio 2015 betreft. Extrapolerend naar een jaar gaan de betreffende uitgaven die van het jaar 2012 te boven, zodat het jaar 2015 niet wordt betrokken in de berekening.
*Contante bankstortingen € 6.650,00. [36]
Uit de bankafschriften blijkt dat op 9 april 2015 een contante storting van € 6.650,00 op de bankrekening van veroordeelde is gedaan. [37]
Gelet op voornoemde zijn de totale uitgaven per kas vastgesteld op
€ 41.761,39(bestaande uit de som van € 1.300,00 + € 1.341,13 + € 14.000,00 + € 2.401,02 + € 1.200,00 + € 600,00 + € 175,00 + € 9.000,00 + € 1.500,00 + € 2.000,00 + € 1.593,99 + € 6.650,00).
De eenvoudige kasopstelling na correcties.
De rechtbank komt gelet op voorgaande tot de volgende kasopstelling.
Beginsaldo : € 0,00
Totale inkomsten per kas : € 11.150,00
Eindsaldo : € 3.645,00
Totale uitgaven : € 41.761,39
Verschil (negatief) : € 34.256,39
Vaststelling omvang wederrechtelijk verkregen voordeel.
Artikel 36e, Sr luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Op vordering van het openbaar ministerie kan bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De verplichting kan worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het wederrechtelijk verkregen voordeel niet zonder meer kan worden gelijkgesteld aan de vermogensbestanddelen die het voorwerp van het bewezenverklaarde witwassen zijn (HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5217, NJ 2013, 293). Desondanks is de rechtbank van oordeel dat het door middel van de kasopstelling berekende bedrag dat het voorwerp van het witwassen door verdachte vormt, kan worden aangemerkt als het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel voor verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het totale bedrag dat door verdachte is witgewassen, hem daadwerkelijke geheel tot voordeel heeft gestrekt. Er is immers sprake van het omzetten van uit misdrijf afkomstige geldbedragen in onder meer (luxe) consumptieartikelen, zoals een auto, een sloep, een laptop en trouwringen, en andere uitgaven die aan verdachte ten goede zijn gekomen, zoals boodschappen. Gelet daarop kan naar het oordeel van de rechtbank het door verdachte witgewassen bedrag worden gelijkgesteld met het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
De door de verdediging betwiste posten in de berekening zijn door de rechtbank niet meegenomen, zodat daarop niet nader behoeft te worden ingegaan.
De rechtbank stelt derhalve de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op
€ 34.256,14 en zal bepalen dat veroordeelde voornoemd bedrag dient te betalen aan de Staat.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 34.256,14.
Legt
[veroordeelde]voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 34.256,14 (zegge: vierendertigduizend tweehonderdzesenvijftig euro en veertien cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. H.J. Schuth, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 april 2018.

Voetnoten

1.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 1 e.v..
2.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 10.
3.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 18.
4.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 26 en ordner 1, pagina’s 411 en 416.
5.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 20 en ordner 1, pagina’s 23 tot en met 25.
6.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina’s 35 en 36 en ordner 1, pagina 235 e.v..
7.Ordner 2, pagina 653.
8.Ordner 1, pagina 243.
9.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 36.
10.Ordner 1, pagina’s 247 en 248
11.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 36 en ordner 2, pagina 653.
12.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina’s 36 en 37.
13.Ordner 1, pagina’s 249 en 262.
14.Ordner 1, pagina’s 264 en 265.
15.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 37.
16.Ordner 1, pagina 270.
17.Ordner 1, pagina 267 en 268.
18.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina’s 38 en 39.
19.Ordner 2, pagina 655.
20.Ordner 1, pagina’s 284 en 285.
21.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 40.
22.Ordner 1, pagina’s 302 en 306.
23.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 41.
24.Ordner 1, pagina 305.
25.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina’s 42 en 43.
26.Ordner 2, pagina 650.
27.Ordner 1, pagina’s 343, 344 en 346.
28.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 43.
29.Ordner 1, pagina’s 166 en 168.
30.Ordner 1, pagina 244.
31.Ordner 2, pagina 695.
32.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 43
33.Ordner 1, pagina 10.
34.Ordner 1, pagina’s 334 en 335.
35.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 45.
36.Ordner 3 (rapport wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling [veroordeelde] ), pagina 46.
37.Ordner 1, pagina 351.