ECLI:NL:RBNNE:2018:1580

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
27 april 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1220
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning voor Koningsdag in Groningen

Op 26 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een evenementenvergunning voor Koningsdag op 27 april 2018. De burgemeester van Groningen had op 25 april 2018 een evenementenvergunning afgegeven voor diverse evenementen, waartegen de verzoekster bezwaar had gemaakt. De verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat er veel onduidelijkheid bestond over de feiten en de juridische betekenis van het besluit. Tijdens de zitting op 26 april 2018 werd deze onduidelijkheid erkend, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoekster niet voldoende aanleiding gaven om de vergunning te schorsen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, maar droeg de burgemeester op om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 170,- aan haar te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. M.W. de Jonge, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/1220
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2018 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , eiseres

en

de burgemeester van Groningen, verweerder

(gemachtigde.: R. Bakker en M. Kammenga).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder een evenementenvergunning afgegeven voor diverse evenementen tijdens Koningsdag op 27 april 2018.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker op 25 april 2018 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het geschil is behandeld op de zitting van 26 april 2018. Verzoekster is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het door verzoekster betaalde griffierecht à € 170,- aan haar te vergoeden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1.
Ook na de behandeling op de zitting bestaat nog veel onduidelijkheid over zowel de feiten als over de juridische betekenis van al wat speelt. Deze onduidelijkheid hangt in hoge mate samen met het late tijdstip van vergunningverlening en het feit dat de voorzieningenrechter niet over alle stukken beschikt. Het was niet haalbaar om binnen enkele uren na het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening over een compleet dossier te beschikken.
2.2.
Dit betekent dat het nu niet mogelijk is een beslissing te nemen die feitelijk en juridisch goed gefundeerd is. De onduidelijkheid mag er echter niet toe leiden dat de belangen van verzoekster buiten beeld blijven en er geen voorlopig oordeel gegeven wordt over het bestreden besluit.
2.3.
Omdat Koningsdag morgen al is moet er nu een knoop worden doorgehakt.
3.1.
Ter zitting is door verweerder erkend dat het bestreden besluit pas kort voor het evenement is genomen en dat dat niet zorgvuldig is. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vergunning pas op 25 april 2018 en dus 2 dagen voor het evenement is afgegeven, maar ook heden nog niet is gepubliceerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet alleen hoogst onzorgvuldig, maar is door deze handelwijze de rechtsbescherming ernstig in het gedrang gekomen. Gelet op het algemene belang dat er Koningsdag gevierd gaat worden in Groningen en de door verweerder ter zitting gegeven toelichting op het besluit zal belangenafweging echter niet snel leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
3.2.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift en ter zitting de belangen van het Noorderplantsoen uitgebreid toegelicht. De door haar geuite zorg wordt ook door verweerder gedeeld. Verzoekster en verweerder verschillen echter van mening over de wijze waarop die zorg in beschermende maatregelen voor het Noorderplantsoen moet worden omgezet. De door verweerder aan de vergunning verbonden en ter zitting toegelichte voorschriften bieden de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet heeft kunnen besluiten zoals hij heeft gedaan. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3.3.
Hoewel het verzoek wordt afgewezen ziet de voorzieningenrechter in de hiervoor
omschreven onzorgvuldige handelwijze van verweerder aanleiding om verweerder op te dragen het door verzoekster betaalde griffierecht à € 170,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier, op 26 april 2018.