Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primaire feit. Zij heeft betoogd dat de feitelijke toedracht van het ongeval niet exact kan worden vastgesteld. Verdachte kan hier zelf niets over verklaren, omdat hij zijn herinnering aan dat moment kwijt is. Volgens de Verkeersongevallen-analyse en de door de verdediging ingeschakelde deskundige kan de tijdsduur van verdachtes eventuele onoplettendheid niet worden vastgesteld. Louter ‘momentane onoplettendheid’ is volgens de jurisprudentie onvoldoende voor schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De getuigen die de file wel tijdig hebben opgemerkt, waren allen bekend met de situatie ter plaatse. Mocht de rechtbank toch uitgaan van onoplettendheid, dan was deze onvoldoende voor schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Ook uit het rapport van de door de verdediging ingeschakelde deskundige blijkt dat de oorzaak niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Volgens deze deskundige schuilde het gevaar vooral in de frequente filevorming kort voor de rotonde, waar veel verkeersongevallen plaatsvonden in de afgelopen jaren. Mede daarom is het knooppunt nu ingrijpend gewijzigd.
Oordeel van de rechtbank
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake indien de verdachte zich in het verkeer zo heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg voor zover aan de orde - dat iemand is gedood. Dit juridische begrip ‘schuld’ houdt in dat minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen. Gedragingen met een nog hogere graad van verwijtbaarheid kunnen worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend handelen, en in zeer ernstige gevallen als roekeloos rijgedrag. Bij de beoordeling van de schuld gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersongeval worden afgeleid dat sprake is van aanmerkelijke schuld.
Uit de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op vrijdag 30 september 2016 omstreeks 15:59 uur met zijn vrachtwagencombinatie (trekker met oplegger) is ingereden op een file op de Rijksweg A7 nabij het knooppunt Joure. Hierdoor is de voorzijde van de combinatie gebotst tegen de achterste auto van de file, bestuurd door de heer [Slachtoffer] . De auto van de heer [Slachtoffer] is onder de voorzijde van de combinatie beklemd geraakt, waarna beide auto’s in brand zijn gevlogen. Slachtoffer [Slachtoffer] is daardoor komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van aanmerkelijke onoplettendheid van verdachte en zij baseert dat op de volgende omstandigheden.
Verdachte bestuurde als beroepschauffeur een trekker met oplegger met een lege massa van in totaal ruim 16 ton. Een botsing met een dergelijke combinatie is voor andere verkeersdeelnemers zo gevaarlijk dat van vrachtwagenchauffeurs in het verkeer meer alertheid mag worden verwacht dan van gewone verkeersdeelnemers (‘
Garantenstellung’). Van beroepschauffeurs mag voorts worden verwacht dat zij in hun routeplanning rekening houden met bekende knoop- en knelpunten en met verhoogd filegevaar, vooral rond de spitstijden.
Op een afstand van circa 2 kilometer vóór de plaats van het ongeval was een oranje verkeersbord geplaatst met de tekst “
Kans op file”. Hierop volgde een bord met het opschrift “
Knooppunt Joure”. Vervolgens waren links en rechts van de weg de borden L5 (einde rijstrook) geplaatst, met het onderbord “
1 km”. Daarna was een bewegwijzeringsbord geplaatst waaruit bleek dat men een rotonde naderde, en vervolgens het bord G02 (einde autosnelweg) met het onderbord “
1,5 km”. De bebording waarschuwde dus voor de naderende rotonde en het filegevaar. Verdachte heeft kennelijk deze borden niet opgemerkt, althans hij heeft geen snelheid geminderd. De verdediging heeft betoogd dat verdachte al langzamer reed dan het overige verkeer, maar de getuigen [Getuige 1] , [Getuige 2] en [Getuige 3] hebben kort gezegd verklaard dat zij evenals verdachte 80 tot 90 kilometer per uur reden. De rechtbank gaat er dus vanuit dat verdachte vóór het ongeval ongeveer even snel reed als het overige verkeer.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of verdachte (het ontstaan van) de file heeft kunnen zien en of hij tijd heeft gehad om daarop te kunnen reageren.
Getuige [Getuige 1] heeft verklaard dat hij achter de combinatie van verdachte reed en in de verte drukte zag voor het knooppunt; het waren een hoop voertuigen bij elkaar. [Getuige 1] begon hem te knijpen omdat hij zag dat de combinatie van verdachte geen vaart minderde. Getuige [Getuige 2] heeft verklaard dat hij circa 300 meter achter de combinatie reed, dat hij zag dat er een file was ontstaan voor het knooppunt en dat hij zijn gas losliet om vaart te minderen. [Getuige 2] besloot de combinatie van verdachte niet in te halen omdat hij de file al zag. [Getuige 2] dacht bij zichzelf dat de combinatie nu wel heel erg snel de file naderde. Getuige [Getuige 3] reed ook achter verdachte. [Getuige 3] kende weliswaar het filegevaar bij het knooppunt, maar ook hij heeft verklaard dat hij de remlichten van meerdere personenauto’s heeft zien oplichten. Voorts hebben de getuigen [Getuige 4] en [Getuige 5] , die allebei vóór verdachte reden, verklaard dat zij hun alarmlichten hebben aangedaan toen de file ontstond. Anders dan de chauffeurs achter hem, heeft verdachte kennelijk geen remlichten of waarschuwingslichten van de auto’s vóór hem opgemerkt. De rechtbank leidt hieruit af dat (het ontstaan van) de file ook voor verdachte gedurende enige tijd zichtbaar moet zijn geweest, zodat dus sprake moet zijn geweest van een langer durende onoplettendheid. De rechtbank volgt de raadsvrouw dan ook niet in het verweer dat slechts sprake was van louter momentane onoplettendheid. De getuigen hebben verklaard zich niet te herinneren dat zij de remlichten van verdachtes combinatie hebben zien oplichten. In zijn eerste verklaring heeft ook verdachte verklaard dat hij niet heeft geremd totdat hij de staart van de file raakte. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de file in het geheel niet heeft gezien.
Van omstandigheden waardoor verdachte die file niet of minder snel kon opmerken, is niet gebleken. Het was droog en helder weer. De ruiten van de cabine waren schoon. Verdachte reed in een flauwe bocht en daarna op een stuk rechte weg, vanwaar het overzicht op de weg voor hem goed moet zijn geweest, mede gelet op zijn verhoogde positie in de cabine.
Bovendien overweegt de rechtbank dat verdachte onmiddellijk na het ongeval spontaan tegen getuige [Getuige 2] heeft verklaard dat hij ongeveer een seconde op zijn navigatie had gekeken, en dat de file er al was toen hij weer opkeek. Ook tegen de als eerste aangekomen verbalisanten heeft verdachte spontaan verklaard dat hij tijdens het rijden bezig was met zijn navigatiesysteem, of woorden van gelijke strekking. Verdachte kan zich inmiddels de tijdspanne rond het ongeval niet meer herinneren. Dit doet er echter niet aan af dat de bewuste herinnering kennelijk kort na het ongeval nog wel aanwezig was in zijn korte-termijngeheugen. Daarom neemt de rechtbank aan dat in het laatste moment voor het ongeval ook afleiding door het kijken op het navigatiesysteem een rol heeft gespeeld.
Het verweer dat geen bewezenverklaring kan volgen nu de feitelijke toedracht niet exact is vastgesteld, volgt de rechtbank niet. Schuld in de zin van art. 6 WVW 1994 kan daarop worden gebaseerd dat verdachte zijn combinatie niet tijdig heeft gestopt, hoewel hij de file had kunnen en moeten zien. Door welke subjectieve, interne oorzaak die onoplettendheid precies werd veroorzaakt (verstrooidheid, afleiding, stress, e.a.) blijft voor verdachtes rekening. Meer objectief disculperende factoren, zoals fysieke of cerebrale oorzaken, zijn niet aangevoerd of anderszins aannemelijk geworden.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte te kwalificeren is als ‘aanmerkelijk onoplettend’, zodat sprake is van aanmerkelijke schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 april 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, onder meer:
Op 30 september 2016 reed ik als bestuurder van een vrachtauto op de Rijksweg A7. Ik reed vanaf Sneek in de richting van Joure. (…) Ik heb geen remlichten gezien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 5 december 2016, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016280921-1 d.d. 5 oktober 2016, inhoudende als relaas van verbalisanten of een van hun, zakelijk weergegeven, onder meer:
Het ongeval had eerder die dag, omstreeks 15:59 uur, plaatsgevonden op de A7. (…) De bestuurder van voertuig 1 (Daf) naderde met zijn combinatie deze file. De Daf-bestuurder zag kennelijk niet, of althans te laat de file en botste op de achterzijde van voertuig 2 (Seat). (…) Door de botsing(en) raakten de betrokken Seat en vrachtauto in brand. (…)
Conclusie: Het ongeval is te wijten geweest aan onoplettendheid van de bestuurder van de Daf. Hij merkte de voor hem ontstane file niet of in ieder geval te laat op en botste met, waarschijnlijk onverminderde snelheid, tegen het achterste voertuig zijnde de Seat. (…)
De ongevalslocatie bevond zich aan min of meer het einde van een “flauwe” bocht naar links op de A7 rechts tussen hectometer paal 135,3 en 135,5.(…) Voorafgaand aan de ongevalslocatie zijn een aantal kenmerkende punten van belang.
Dit zijn:
Bord "Kans op file" nabij hectometerpaal 133,5. Nabij deze plaats begint de "lange en flauwe
bocht" naar links.
Bord L5 Einde rijstrook 1 km nabij hectometerpaal 134,7.
Nabij hectometerpaal 135, 1 / 135,2 gaat de "flauwe" bocht over in een rechtstand.
Op ongeveer 19,5 meter vòòr hectometerpaal 135,4 vond de eerste botsing plaats.
(…)
Het bitumen wegdek van de A7 rechts was ten tijde van het ongeval schoon en droog. (…) Weersgesteldheid: droog, helder en zonnig weer. (…)
De bestuurder van voertuig 2 (Seat) was ter plaatse overleden. (…)
Voertuig 1:
Merk: Daf
Kenteken: [Kenteken 1]
Voertuig 2:
Merk: Seat
Kenteken: [Kenteken 2]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [Getuige 2] , zakelijk weergegeven, onder meer:
Op 30 september 2016 omstreeks 16.00 uur reed ik op de A7 komende uit de richting van Sneek, rijdend in de richting van knooppunt Joure, de rotonde. Ik zag dat er een file was ontstaan voor het knooppunt, dus ik liet mijn gaspedaal los om vaart te minderen. Ik zag dat ongeveer 300 meter voor mij een vrachtauto reed. Ik kwam op ongeveer 100 meter achter de vrachtauto te rijden, op gelijke snelheid. Ik zag dat mijn snelheid ongeveer 80 tot 90 kilometer per uur was. Ik zag dat wij de file op de hoofdrijbaan naderden. Ik zag dat de vrachtauto voor mij geen vaart minderde. Ik dacht nog bij mijzelf dat de vrachtwagen nu wel heel erg snel de file naderde. (…) Ik hoorde vervolgens een doffe klap. (…) Ik zag dat de chauffeur al was uitgestapt. (..) Ik hoorde dat de man zei dat hij even, een seconde ongeveer, naar beneden keek, naar zijn navigatie, om te kijken welke rijstrook hij moest hebben. Toen hij weer opkeek was de file er ook al.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [Getuige 3] , zakelijk weergegeven, onder meer:
Ik reed in mijn vrachtwagen op de rijksweg A7. (…) Ik zag dat meerdere personenauto’s voor mij begonnen te remmen. Ik zag dat de remlichten oplichten. (…)
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [Getuige 4] , zakelijk weergegeven, onder meer:
(…) Ik reed over de Rijksweg A7 komende uit de richting van Sneek en gaande in de richting van Joure. Ik zag dat voor mij een file was ontstaan voor het verkeersplein te Joure. Ik stopte op de rechterrijbaan met knippende waarschuwingslichten. (…)
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [Getuige 6] , zakelijk weergegeven, onder meer:
Ik reed over de rijksweg A7 komende uit de richting van Sneek en gaande in de richting van Joure. Voor het verkeersplein te Joure was een file ontstaan. (…)We reden stapvoets richting het verkeersplein te Joure.(…)
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 september 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven, onder meer:
(…) Wij hoorden van getuigen dat de chauffeur van de vrachtwagen uit de cabine was gekomen en nu op de vangrail in de middenberm zat. Wij liepen naar deze man toe. (…)Wij hoorden dat [Verdachte] zei dat hij tijdens het rijden met zijn navigatiesysteem bezig was. (…)
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van getuige [Getuige 1] , zakelijk weergegeven, onder meer:
(…) Ik reed over de rijksweg A7 komende uit de richting van Sneek en gaande in de richting van Joure. Ik reed achter een vrachtwagen van [Bedrijf] . Wij reden op de rechterrijbaan. Wij reden ongeveer 80 a 90 kilometer per uur. (…) Ik zag in de verte drukte voor het knooppunt van Joure. Ik kan mij niet meer herinneren of er veel remlichten waren of voertuigen met alarmlichten. Wel zag ik een hoop voertuigen bij elkaar. (…) Ik begon hem behoorlijk te knijpen. Ik zag dat de vrachtwagen voor mij geen vaart minderde. Ook zag ik dat de remlichten niet gingen branden. Ik kan mij niet herinneren dat ik de remlichten heb zien branden. Ik zag dat de vrachtwagen de zelfde snelheid aanhield.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 oktober 2016, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven, onder meer:
Ter plaatse hoorde ik getuigen [Getuige 5] en [Getuige 7] . (…) Zij zagen de file voor het knooppunt en deden daarom de alarmverlichting aan hun voertuig aan om achterop komend verkeer te waarschuwen. (…) Kort nadat hun voertuig stilstond voelden zij dat het voertuig van achteren werd aangereden.(…)