ECLI:NL:RBNNE:2018:1443

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
18/930294-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk brand stichten en diefstal met braak

Op 19 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot opzettelijk brand stichten van een auto, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Daarnaast heeft de verdachte tot tweemaal toe diefstal gepleegd, waarbij diverse goederen zijn gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2018, waar de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

De tenlastelegging omvatte onder andere het aanbrengen van aanmaakblokjes en brandgel op een auto, met de intentie om brand te stichten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, dat aangaf dat de verdachte ontvankelijk is voor hulpverlening en begeleiding. De rechtbank heeft besloten om geen reclasseringstoezicht op te leggen, gezien het reeds lopende toezicht in een andere zaak. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet ontvankelijk verklaard, omdat de schade al door een verzekeringsmaatschappij was vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930294-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 januari 2016 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- ( een) aanmaakblokje(s) op en/of vuurwerk tegen het wiel van een auto (Opel Vivaro, voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft gelegd of aangebracht of geplaatst en/of
- brandgel en/of een brandversnellend middel op de motorkap en/of tegen het voorruit van een auto (Opel Vivaro, voorzien van kenteken [kenteken]) heeft gelegd of aangebracht of geplaatst, in elk geval met dat opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met dat/die aanmaakblokje(s) en/of dat vuurwerk en/of dat brandgel/brandversnellend middel, althans met een brandbare stof, en aldus/althans brand zou kunnen ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 11 februari 2016 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [straatnaam] heeft weggenomen een elektrische fiets (merk: sparta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen elektrische fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming of een valse sleutel;
3
hij op of omstreeks 27 september 2015 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand aan de [straatnaam], heeft weggenomen:
- een harde schijf (van het merk Hik Vision) en/of
- een of meer telefoons, en/of
- een laptop (van het merk Acer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft veroordeling gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 april 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 januari 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2016018244 d.d. 13 oktober 2016, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 3];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 25 augustus 2016, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 februari 2016, opgenomen op pag 6 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2016041630 d.d. 15 november 2016, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1].
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2015, opgenomen op pagina 64 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met nummer PL0100-2016290745 d.d. 11 oktober 2016, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 2].
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
verdachte op 19 januari 2016 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten met dat opzet met zijn mededader
- aanmaakblokjes op en vuurwerk tegen het wiel van een auto (Opel Vivaro, voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft gelegd of aangebracht of geplaatst en
- brandgel en een brandversnellend middel op de motorkap en tegen de voorruit van een auto (Opel Vivaro, voorzien van kenteken [kenteken]) heeft gelegd of aangebracht of geplaatst en aldus brand zou kunnen ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
verdachte op 11 februari 2016 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de Van [straatnaam] heeft weggenomen een elektrische fiets (merk: sparta), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3
verdachte op 27 september 2015 te Hoogeveen, gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de [straatnaam], heeft weggenomen:
- een harde schijf (van het merk Hik Vision) en
- telefoons, en
- een laptop (van het merk Acer),
toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair
50 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf, eventueel gecombineerd met een taakstraf. Daartoe voert zij - kort weergegeven - aan dat verdachte heeft geprobeerd zijn leven te veranderen. In de zomer van 2016 is hij hard aan het werk gegaan om af te kicken van drugs. In de periode van de ten laste gelegde feiten gebruikte verdachte volop speed. Dat is inmiddels veranderd. Verdachte is afgekickt en hij gaat nu anders met zijn drugsgebruik om. Hij staat thans terecht voor feiten die in september 2015 en begin 2016 zijn gepleegd, een periode waarin verdachte zich aan meer strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, hetgeen blijkt uit zijn strafblad. Uit het strafblad blijkt ook dat het eerste en enige feit dat zich daarná nog heeft voorgedaan, was op 26 juni 2017. Verdachte is voor dit feit bij vonnis van 23 maart 2018 door de politierechter veroordeeld wegens schuldheling, parketnummer: 18/172060-17. Bij dat vonnis heeft de politierechter verdachte een taakstraf opgelegd, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een proeftijd en algemene en bijzondere voorwaarden, waarbij de nadruk ligt op psychologisch onderzoek en begeleiding door de reclassering. Er is tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld. Er is dus inmiddels sprake van een lopend reclasseringstoezicht. Deze lijn van bestraffing zou voor deze oude feiten niet moeten worden doorkruist.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 maart 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft, voorafgaand aan de terechtzitting, het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 28 februari 2018 overgelegd, welk advies is uitgebracht met het oog op de behandeling ter terechtzitting van 23 maart 2018 van de zaak met parketnummer 18.172060-17. De rechtbank heeft dit reclasseringsadvies, voor wat de daarin beschreven persoonlijke omstandigheden van verdachte betreft, betrokken bij de bepaling van de straf in de onderhavige zaak.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot opzettelijk brand stichten van een auto. Daarbij was gemeen gevaar voor goederen te duchten. Als de auto in brand was gegaan, dan was er een reële kans geweest dat andere voertuigen links en rechts van de auto ook in brand waren gegaan. Daarnaast heeft verdachte materiële schade en overlast veroorzaakt bij aangever [slachtoffer 3], hetgeen de rechtbank hem kwalijk neemt.
Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij tot tweemaal toe diefstal heeft gepleegd en daarbij diverse goederen heeft gestolen. Door zijn handelen zijn zowel aangever [slachtoffer 1] als aangever [slachtoffer 2] gedupeerd.
Zoals hierboven reeds vermeld, heeft de rechtbank tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 28 februari 2018, inzake parketnummer: 18.172060-17. In voormeld advies is, onder “Integrale conclusie”, onder meer het volgende opgenomen:
"Positief is dat hij ontvankelijk is voor hulpverlening, opvang en begeleiding, hoewel het vasthouden van deze motivatie zijn huidige begeleiders veel moeite kost. Betrokkene woont begeleid. De grootste risicofactoren zijn gelegen in (de combinatie van) zijn drugsgebruik, zijn impulsiviteit en grillige motivatie met name ten opzichte van werk, depressieve gedachten en tenslotte zijn beïnvloedbaarheid door zijn criminele netwerk. Vanwege zijn ambivalente motivatie, indiceren wij, bij veroordeling, een gedwongen strafkader waarmee de kans op recidive wordt verkleind. Zijn begeleiders zijn voorstander van dit plan.
De reclassering meent hiernaast dat psychologisch onderzoek nodig is om een uitgebreid plan van aanpak op te stellen om concreet te kunnen werken aan gedragsverandering.
Door middel van een psychische diagnose hopen wij ook dat betrokkene meer inzicht en grip krijgt op zijn doen en laten."
Verdachte heeft, in aanvulling op dit ter terechtzitting besproken reclasseringsadvies d.d. 28 februari 2018, verklaard dat hij een kamer huurt bij de stichting [naam] in Tiendeveen en dat hij zich houdt aan de aan hem inzake parketnummer 18.172060-17 opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden. Zijn dagbesteding bestaat op dit moment uit het verrichten van timmermanswerkzaamheden in een horecagelegenheid.
Als deze zaak eerder op zitting behandeld had kunnen worden, dan zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn geweest. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop, maar vooral met - zoals ook door de raadvrouw is bepleit - de met het vonnis van 23 maart 2018 ingezette lijn van bestraffing.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaar. Deze voorwaardelijke straf dient als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank ziet, gelet op het bij vonnis van 23 maart 2018 opgelegde reclasseringstoezicht en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden, geen aanleiding om (ook) in de onderhavige zaak reclasseringstoezicht op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 237,79 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, nu de gevorderde schade reeds is vergoed door verzekeringsmaatschappij Interpolis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich daarbij aangesloten.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Echter, uit de door de benadeelde partij bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde factuur blijkt dat de gevorderde schade van € 237,79 volledig is vergoed en uitgekeerd door verzekeringsmaatschappij Interpolis. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in zijn vordering niet ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zijn vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. B.I. Klaassens, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2018.