ECLI:NL:RBNNE:2018:1437
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, werkzaam als verzorgende IG, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering, die per 16 mei 2017 zou ingaan, na een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Uwv op basis van medische beoordelingen tot de conclusie was gekomen dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beoordelingen en stelde dat zij door het handelen van haar voormalige werkgever en de verzekeringsartsen schade had geleden, waarvoor zij schadevergoeding eiste.
De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat de Uwv zorgvuldig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen inzichtelijk en goed onderbouwd waren. Eiseres had geen nieuwe medische informatie ingebracht die haar standpunt kon onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de Uwv terecht had besloten de WIA-uitkering te beëindigen en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, met de opmerking dat de gestelde schade door het ontslag bij de voormalige werkgever niet ter beoordeling van de bestuursrechter viel.
De uitspraak werd gedaan door mr. E. Hoekstra, in aanwezigheid van mr. G.A. van Breden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 april 2018. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.