ECLI:NL:RBNNE:2018:1435

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3317
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Wajong-uitkering en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een jongere met een aanvraag voor een Wajong-uitkering, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, waarin werd vastgesteld dat zij geen recht had op een Wajong-uitkering omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de medische rapportages en de argumenten van eiseres over haar arbeidsvermogen en de impact van haar psychische en fysieke klachten. Eiseres voerde aan dat haar situatie niet duurzaam was en dat zij niet in staat was om vier uur per dag te werken, wat een vereiste is voor de Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in zijn beoordeling niet alle relevante feiten had meegewogen en dat het besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het gebrek in de beoordeling in beroep was hersteld. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en de proceskosten werden toegewezen aan haar. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de rechten van jongeren met een beperking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3317

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[…] , te Haren Gn, eiseres

(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Hoogeveen).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres geen uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), omdat zij niet aan de voorwaarden daarvan voldoet. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiseres, geboren 20 februari 1998, heeft op 24 november 2016 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij verweerder ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Door de primaire verzekeringsarts is in het rapport van 16 maart 2017 geconcludeerd dat op de 18de verjaardag van eiseres sprake is van beperking van de belastbaarheid als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Verder concludeert de primaire verzekeringsarts dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, omdat zij niet tenminste vier uren per dag belastbaar is. Dit ontbreken van arbeidsvermogen is volgens de primaire verzekeringsarts niet duurzaam te achten. Op basis van de conclusies van de primaire verzekeringsarts is verweerder overgegaan tot het nemen van het primaire besluit.
1.2
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft daaraan een beoordeling van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd.
2. Eiseres voert in beroep -samengevat weergegeven- aan dat gelet op haar ontwikkelingen in de afgelopen twee jaren het niet aannemelijk is dat zij in de toekomst herstelt en dat zij voor minimaal vier uren per dag belastbaar is voor werk. Ter onderbouwing van haar standpunt overlegt eiseres een brief van 20 oktober 2017 van psycholoog/orthopedagoog-generalist P. Warntjes, een brief van 19 oktober 2017 van psychiater J. Regterschot, een IQ-test van 20 februari 2017, een brief van gezinshulpverlener V. van Remundt, algemene informatie van de B12 kliniek en een recept hydroxocobalamine injectie. Uit deze informatie kan volgens eiseres onder meer de conclusie worden getrokken dat getracht wordt om tot een zo groot mogelijke levenskwaliteit te komen en dat als zij een keer voldoende energie heeft dit van korte duur is. Indien eiseres in de toekomst zou kunnen werken dan is dit volgens haar niet voor vier uren per dag en zeker niet voor vijf dagen in de week. Ook zal zij daarbij continue intensief ondersteund moeten worden, waardoor haar mogelijkheden tot het verrichten van een arbeidsprestatie een marginale economische waarde hebben en de kosten baten verhouding voor een werkgever niet realistisch zijn. Voorts acht eiseres het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam en heeft verweerder volgens haar bij de beoordeling hiervan niet alle feiten en omstandigheden meegewogen. Ook kan volgens eiseres een uitspraak over het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen niet uitsluitend op basis van verzekeringsgeneeskundige gronden worden gedaan. Eiseres verwijst hierbij naar bijlage één van het Compendium Participatiewet (Compendium).
2.1
Bij aanvullend beroepschrift van 15 februari 2018 heeft eiseres aangegeven dat het toegelaten worden tot een REA-opleiding niet makkelijk te realiseren is. Voor het volgen van zo’n opleiding moet veel inzet worden getoond wat veel energie vergt, iets wat eiseres wel zou willen maar waar zij niet toe in staat is, omdat zij zich momenteel niet of nauwelijks één uur per dag kan inspannen. Voorts geeft eiseres aan dat zij momenteel een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangt en aan haar ontheffing is verleend van de arbeidsverplichtingen om redenen van medische aard. Met behulp van een jobcoach wordt getracht een plek voor haar te vinden waar zij twee keer per week één uur per keer vrijwilligerswerk kan verrichten. Het is de vraag of eiseres dit volhoudt, waardoor zij ook niet achter de conclusie van verweerder kan staan dat zij één uur aaneengesloten kan functioneren. Eiseres verwijst verder naar de ontwikkelingen op het gebied van een vitamine B12-tekort waardoor verweerder volgens haar niet slechts kan verwijzen naar het standpunt van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) om te beoordelen dat het niet aannemelijk is dat deze klachten (volledig) worden veroorzaakt door het vitamine B12-tekort. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank met een beroep op het Korošec-arrest om over te gaan tot het benoemen van een medisch deskundige ter compensatie van de ongelijke positie waarin zij ten opzichte van verweerder stelt te verkeren.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Ter beoordeling ligt voor of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat op de dag dat zij achttien jaar werd als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek geen sprake was van het duurzaam geen mogelijkheden hebben tot arbeidsparticipatie.
3.2
De rechtbank stelt vast dat de aanspraak van eiseres op een Wajong-uitkering dient te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in hoofdstuk 1a van de Wajong aangezien zij na 1 januari 2015 de aanvraag heeft gedaan.
3.3
In artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, de situatie wordt verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt op grond van het zesde lid van dit artikel gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek. Gelet op het achtste lid van dit artikel kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
3.4
Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit bepaalt dat betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in de artikel 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
3.5
In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2011/12, 33 161, nr. 3, par. 5.1) is met betrekking tot de duurzaamheid opgenomen: “iemand heeft geen perspectief op ontwikkeling; herstel is uitgesloten. Er is duurzaam verlies van mogelijkheden tot functioneren. Iemand kan ook op het moment van beoordeling tijdelijk geen arbeidsmogelijkheden hebben. De situatie is dus niet duurzaam. In dat geval kan iemand later alsnog aangemerkt worden als jonggehandicapte. Hij moet dan een aaneengesloten periode van tien jaar geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben gehad. Eerst dan wordt aangenomen dat er duurzaam geen mogelijkheid tot arbeidsparticipatie is.”
3.6
De rechtbank stelt voorop dat verweerder aan het bestreden besluit een beoordeling van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag heeft gelegd. In de uitspraak van
30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, heeft de Centrale Raad van Beroep de uitgangspunten uiteengezet voor de toetsing door de bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsartsen van verweerder. De rechtbank zal aan de hand van de in die uitspraak genoemde stappen oordelen.
3.7
De rechtbank stelt vast dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep dossierstudie is verricht. In het rapport van 7 augustus 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat de conclusie van de primaire verzekeringsarts kan worden gevolgd. Door de primaire verzekeringsarts is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een zorgvuldig en volledig onderzoek verricht en werd bij de beoordeling informatie van de behandelend sector betrokken. Eiseres is bekend met ernstige psychische klachten en een vitamine B12-tekort. In verband met de psychische problematiek wordt eiseres nog behandeld, waarbij het doel is de stemmingsklachten te verminderen, leren om te gaan met haar sensitiviteit en beter grenzen te leren hanteren. Daarnaast wordt geprobeerd haar dagactiviteiten verder op te bouwen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep deelt de conclusie van de primaire verzekeringsarts dat op basis hiervan herstel van de medische situatie en de belastbaarheid is te verwachten. Als de klachten afnemen en eiseres beter om kan gaan met een aantal gevoeligheden en emoties zal het persoonlijk en sociaal functioneren kunnen verbeteren, evenals de energetische belastbaarheid. Naast het afnemen van beperkingen zal de duurbelasting van vier uren per dag mogelijk ook weer haalbaar zijn. Eiseres zal haar kwetsbaarheden volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep houden, maar het is zeker niet uit te sluiten dat zij daarmee wel een taak zal kunnen verrichten. Gelet op het feit dat eiseres vroeger naar een reguliere school is gegaan, zijn er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook geen aanwijzingen voor het ontbreken van werknemersvaardigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert voorts dat het vitamine B12-gehalte na een jaar suppletie, ervan uitgaande dat dit op de juiste manier is behandeld, niet meer zal veranderen. Het is door de combinatie van klachten echter niet helemaal duidelijk in welke mate dit van invloed is op de klachten van eiseres. De depressie en de langdurige inactiviteit van eiseres hebben volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep waarschijnlijk ook een grote invloed op haar energetische beperkingen. Een en ander verandert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschreven prognose niet.
3.8
In het rapport van 7 december 2017 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd op hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt geconcludeerd dat bij de beoordeling weliswaar het exacte IQ van eiseres niet bekend was, wel was bekend dat sprake was van een verlaagd IQ. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij de diagnose ook een zeer lichte verstandelijke beperking aangegeven. Dat eiseres niet meer naar school kon was ook bekend en is ook in overeenstemming met het feit dat zij op dat moment niet over arbeidsvermogen beschikt. De door eiseres ingebrachte gegevens met betrekking tot haar intelligentieprofiel en school zijn daarom volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nieuwe feiten.
Ook ten aanzien van de psychische klachten van eiseres geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren komen met betrekking tot deze klachten en de onderliggende problematiek. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sprake van overvraging bij een lichte verstandelijke beperking en status na een ernstige depressie. Ondertussen is sprake van licht herstel; eiseres wordt nog steeds behandeld. Op dit moment is er nog steeds verbetering van de belastbaarheid te verwachten, maar op datum in geding was dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zeker het geval. Ten aanzien van de prognose blijft de conclusie volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ongewijzigd. Dat eiseres een beperkte belastbaarheid als gevolg van het verlaagde IQ en een zekere kwetsbaarheid zal houden is aannemelijk, maar dat is in bezwaar ook aangegeven. Op basis van de psychische problematiek is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aannemelijk dat eiseres zodanig beperkt zal blijven dat zij geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Ten aanzien van het vitamine B12-tekort geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat door eiseres wordt gesuggereerd dat kennis hierover bij de verzekeringsartsen ontbreekt. De B12 kliniek is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een privékliniek die een eigen visie op de vitamine B12 problematiek heeft. Deze visie komt niet overeen met die van de reguliere behandelende sector. De B12 kliniek behandelt niet alleen veel mensen met aspecifieke klachten, maar behandelt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook op een wijze die niet overeenkomt met de reguliere behandelmethoden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het niet aannemelijk dat de vermoeidheidsklachten van eiseres (volledig) veroorzaakt worden door het B12-tekort. Het ligt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep veel meer voor de hand dat eiseres als gevolg van de langdurige overvraging en ernstige depressie vermoeidheidsklachten heeft ontwikkeld. Eiseres zou geleidelijk haar activiteiten en conditie weer wat moeten opbouwen. Dit lijkt ook onderdeel van de behandeling te zijn, maar het heeft er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook de schijn van, mede gelet op de uitspraak van de gezinshulpverlener, dat men het onvermogen teveel toeschrijft aan het vermeende B12 probleem en daarmee meegaat in een vorm van vermijdingsgedrag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep deelt de visie dat de vermoeidheid tot blijvende ernstige beperkingen leidt daarom ook niet. Tot slot geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de stelling van eiseres dat een uitspraak over het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen niet uitsluitend op basis van verzekeringsgeneeskundige gronden kan worden gedaan aan dat overleg met de arbeidsdeskundige bij de beoordeling van duurzaamheid minder voor de hand ligt, omdat in de situatie van eiseres de duurbelasting van vier uren per dag de belemmerende factor is. Dit betreft een medische afweging of de verwachting bestaat dat dit in de toekomst zal verbeteren. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen twijfel over het bestaan van basale werknemersvaardigheden en één uur aaneengesloten kunnen functioneren. Ook is het niet aannemelijk dat eiseres met beperkingen, die als gevolg van het verlaagde IQ zullen resteren, geen arbeidsvermogen kan ontwikkelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft vervolgens aan dat dit alsnog zal worden besproken met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3.9
Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is vervolgens in het rapport van
18 december 2017 geconcludeerd dat in het Compendium is bepaald dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vaststellen of het ontbreken van arbeidsvermogen bij de betrokkene duurzaam is. De arbeidsdeskundige erkent dat dit gezamenlijke overleg in bezwaar achterwege is gebleven. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wordt aangegeven dat dit gebrek in de beoordeling zal worden hersteld. Op 13 december 2017 heeft alsnog tussen de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep overleg plaatsgevonden. In dit gezamenlijke overleg heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres is te verwachten omdat sprake is van een lopende behandeling. Tevens is vastgesteld dat eiseres beschikt over basale werknemersvaardigheden nu zij in staat is om eenvoudige opdrachten te begrijpen en uit te voeren, zoals bijvoorbeeld op tijd komen. Dit heeft zij laten zien tijdens het volgen van haar studie. Door eiseres is ook een VMBO diploma behaald aan het Augustinus College te Groningen. Bij verbetering van haar situatie in de toekomst is het aannemelijk dat eiseres op termijn in staat wordt geacht tot het verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie. Omdat niet uit te sluiten valt dat eiseres op termijn aan alle vier criteria voor het beschikken over arbeidsvermogen zal kunnen voldoen is volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep terecht gesteld dat eiseres arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
3.1
In het rapport van 22 februari 2018 is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vervolgens nog gereageerd op het aanvullende beroepschrift van eiseres van 15 februari 2018. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt ten aanzien van de vitamine B12-problematiek verwezen naar het in de eerdere rapportages ingenomen standpunt. Ten aanzien van het zelfstandig kunnen functioneren gedurende één uur geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat dit criterium ziet op het uitvoeren van een activiteit zonder substantiële onderbreking/aansturing als gevolg van ernstige cognitieve of gedragsmatige tekorten. Dit is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen item over de energetische belastbaarheid. Door eiseres is zelf aangegeven dat zij ongeveer één uur een activiteit kan doen. Ook is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de onderliggende problematiek niet van dien aard dat aan het ontbreken van deze vaardigheid getwijfeld wordt.
3.11
De rechtbank is van oordeel dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op voldoende zorgvuldige wijze onderzoek is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was op de hoogte van de situatie van eiseres en heeft bij de beoordelingen de beschikbare medische informatie betrokken. De beoordelingen zijn inzichtelijk gemotiveerd en leiden tot een duidelijke conclusie. Ten aanzien van het niet uitvoeren van de derde stap, zijnde overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, van het stappenplan voor het vaststellen van het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen uit het Compendium stelt de rechtbank vast dat dit overleg in de beroepsfase alsnog heeft plaatsgevonden en het gebrek in de beoordeling is hersteld. Gelet op het rapport van
18 december 2017 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat het onderzoek naar het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
3.12
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het enkele gegeven dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een ander standpunt inneemt dan eiseres ten aanzien van het vitamine B12-tekort en de ontwikkelingen op dat gebied, er niet toe kan leiden dat het recht van eiseres op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens in het gedrang komt. Het in dit verband door eiseres gedane beroep op Korošec slaagt daarom niet. Ook is het de rechtbank niet gebleken dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij het onderbouwen van haar standpunt. Door eiseres is verschillende medische informatie overgelegd.
3.13
De rechtbank ziet ook geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Op het standpunt van eiseres dat haar klachten voortkomen uit het vitamine B12-tekort en dat na een jaar injecties geen verbetering meer is te verwachten in haar medische situatie, is naar het oordeel van de rechtbank door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd aangegeven dat het door de combinatie van klachten niet duidelijk is in welke mate het vitamine B12-tekort van invloed is op de klachten van eiseres. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen dat hierbij aansluiting wordt gezocht bij informatie uit de reguliere behandelsector. Uit de informatie van het NHG blijkt dat overtuigend bewijs ontbreekt dat een lage vitamine B12-spiegel ook de oorzaak zou kunnen zijn van andere klachten. Voorts is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd aangegeven waarom eiseres in staat wordt geacht één uur aaneengesloten zelfstandig te kunnen functioneren. Eiseres heeft haar standpunt dat zij hiertoe niet in staat zou zijn, niet met medische gegevens onderbouwd, waardoor de rechtbank ook hierin geen aanleiding ziet te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
3.14
Voorts volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat herstel is uitgesloten.
Uit de brief van psycholoog/orthopedagoog-generalist Warntjes volgt dat eiseres vanwege zeer ernstige problematiek op diverse gebieden in het reguliere onderwijs niet kan functioneren en alleen geholpen kan worden met een maatwerktraject met veel extra ondersteuning. Uit de brief van psychiater Regterschot volgt dat bij eiseres waarschijnlijk een levenslange kwetsbaarheid blijft bestaan voor depressie en ontregeling en wordt haar draagkracht verder beperkt door het intelligentieprofiel. Volgens gezinshulpverlener Remundt lijkt het erop dat de problematiek van eiseres in de toekomst niet gaat veranderen en dat zij waarschijnlijk nooit de energie heeft om goed te kunnen functioneren in de maatschappij waardoor zij niet zelfstandig in haar inkomsten kan voorzien. Uit deze informatie blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres in het geheel geen perspectief heeft op ontwikkeling en dat herstel definitief is uitgesloten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende concreet en deugdelijk is gemotiveerd dat er op de datum in geding een situatie was waarin de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie zich nog konden ontwikkelen, waardoor het ontbreken van mogelijkheden niet duurzaam is. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangegeven dat eiseres voor haar psychische klachten wordt behandeld, wat de doelen van deze behandeling zijn en wat het mogelijke resultaat van deze behandeling is. Wat eiseres heeft aangevoerd, geeft alles bij elkaar genomen dan ook onvoldoende reden om aan de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidskundige bezwaar en beroep te twijfelen.
3.15
Gelet op hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 3.12 tot en met 3.14 bestaat er voor de rechtbank geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
3.16
Het vorenstaande dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot de conclusie dat verweerder eiseres terecht niet in aanmerking heeft gebracht voor een Wajong-uitkering, omdat het ontbreken van haar mogelijkheden tot arbeidsparticipatie niet duurzaam is te achten.
4. Het beroep dient echter wel gegrond te worden verklaard, omdat, zoals onder 3.11 is overwogen, verweerder pas in beroep het gebrek in de beoordeling heeft hersteld en voldoende heeft toegelicht dat geen sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen bij eiseres. In zoverre was het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Gevolg hiervan is dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in stand laten, omdat het gebrek in beroep afdoende is hersteld. Dit heeft tot gevolg dat er inhoudelijk niets verandert.
5. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal verweerder tevens veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. van Breden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.