1.1.De gemeente [naam gemeente 2] heeft op 1 juli 2016 een aanvraag om een indicatie Banenafspraak ingediend voor eiser op grond van de Participatiewet. Deze aanvraag heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiser in staat wordt geacht het wettelijk minimumloon te kunnen verdienen, zodat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een indicatie Banenafspraak.
3. In beroep heeft eiser zich tegen het bestreden besluit gekeerd.
4. De rechtbank zal eerst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep beoordelen, alvorens zij – voor zover daar al aan wordt toegekomen – ingaat op de inhoud van het bestreden besluit en de daartegen gerichte beroepsgronden.
5. Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit als de belanghebbende redelijkerwijs kan worden verweten daartegen geen bezwaar te hebben gemaakt.
6. De rechtbank stelt vast dat de gemeente [naam gemeente 2] namens eiser beroep heeft ingesteld en dat het beroep niet door vorenbedoelde gemeente zelf – zoals de gemachtigde van eiser ter zitting heeft bevestigd – is ingediend. Eiser heeft in de fase hiervoor, geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 24 augustus 2016. Van belang is dat verweerder bij brief van 24 augustus 2016 een afschrift van het primaire besluit aan eiser heeft gezonden. Daarin is het volgende opgenomen: “Als u het niet eens bent met onze beslissing kunt u vóór 6 oktober 2016 een bezwaarschrift indienen”. De gemeente [naam gemeente 2] heeft bij brief van 4 oktober 2016 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd en ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat hem van het niet maken van bezwaar tegen het primaire besluit geen verwijt kan worden gemaakt. Dat, zoals de gemachtigde van eiser ter zitting heeft betoogd, met eiser is besproken om bezwaar te maken, laat onverlet dat eiser niet zelf – zo nodig met hulp van een juridisch medemerker van de gemeente – bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Daarbij komt dat de gemeente eiser had kunnen adviseren om, ook ter behoud van zijn rechten, bezwaar te maken tegen het primaire besluit. Dat eiser, naar ter zitting is gesteld, niet in staat was om in een bezwaarschrift zijn argumenten goed te verwoorden, doet daaraan niet af. Immers, de gemeente had samen met eiser een bezwaarschrift, zo nodig eerst op nader aan te voeren gronden, kunnen indienen en eiser kunnen helpen bij het formuleren van de gronden tegen het door verweerder in het primaire besluit ingenomen standpunt. Voor de stelling ter zitting dat voor eiser bezwaar is gemaakt, biedt het bezwaarschrift geen aanknopingspunten.
7. Uit wat is overwogen onder 5 en 6 volgt dat eiser niet ontvankelijk is in zijn beroep. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de inhoud van het bestreden besluit en een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.