In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 februari 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had op 16 april 2017 beroep ingesteld tegen een sanctie die was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie de verzuimbrief niet aannemelijk heeft gemaakt te hebben verzonden, waardoor de gemachtigde niet in de gelegenheid was gesteld om het verzuim te herstellen. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.
De kantonrechter heeft ook beoordeeld of de buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) bevoegd was om de sanctie op te leggen. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de BOA niet bevoegd was, omdat de digitale handhaving niet voldeed aan de strikte voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de BOA niet bevoegd was om op te treden, omdat het C-bord niet zichtbaar was op de foto van de verboden gedraging. Hierdoor kon de opgelegde sanctie niet in stand blijven.
De kantonrechter heeft bepaald dat het door betrokkene betaalde bedrag aan zekerheidstelling binnen acht weken moest worden terugbetaald. Tevens is de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, vastgesteld op € 751,50. De beslissing van de kantonrechter werd op 26 februari 2018 uitgesproken, en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.