Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
Toelichting
AAIK0452NL#03
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan één op één miljard
2
AAIK0452NL#08
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
[verdachte] en onbekende man A
Gezien de overige resultaten vooralsnog niet berekend
-
AAIK0452NL#10
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen
Slachtoffer [slachtoffer] en [verdachte]
Zie toelichting 4
3, 4
Toelichting:
2. In het DNA-profiel van het celmateriaal in deze bemonstering zijn enkele additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die kunnen dulden op de aanwezigheid van een relatief zeer geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn te gering in aantal en/of intensiteit om te betrekken bij een vergelijkend DNA-onderzoek.
3. Vanwege de match met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] en omdat het slachtoffer met deze tape gebonden is geweest wordt aangenomen dat [slachtoffer] daadwerkelijk één van de donoren is van celmateriaal in deze bemonstering.
4. Onder de aanname dat het slachtoffer [slachtoffer] daadwerkelijk één van de donoren is van het celmateriaal in de bemonstering AAIK0452NL#10, en onder de aanname dat de bij het vergelijkend DNA-onderzoek betrokken DNA-kenmerken afkomstig zijn van twee personen, is een combinatie van DNA-kenmerken van de tweede celdonor afgeleid. Het DNA-profiel van [verdachte] RAAK9974NL matcht met deze combinatie van afgeleide DNA-kenmerken. De kans dat het DNA-profiel van een
willekeurig gekozen persoon matcht met de combinatie van afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan één op één miljard.
6. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.10.13.061, d.d. 21 september 2016 opgemaakt door dr. B. Kokshoorn, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Bemonstering AAIK0452NL#01 van het uiteinde van een stuk tape. Van het DNA in deze bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat [slachtoffer] RABG6516NL en [verdachte] RAAK9974NL donor kunnen zijn van een deel van het DNA in deze bemonstering.
Er is aangenomen dat de bemonstering AAIK0452NL#01 DNA bevat van twee personen en
dat deze personen onderling niet verwant zijn. Onder deze aannames zijn de resultaten van
het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Ten aanzien van [verdachte] RAAK9974NL
Hypothese III: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
Hypothese IV: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn meer dan één miljard maal waarschijnlijker als hypothese III waar is dan wanneer hypothese IV waar is.
Bemonstering AAIK0452NL#08 van een stukje tape (opgeknipt) ter hoogte van het
dactyloscopisch spoor #D01
Van het DNA in deze bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie
personen. Uit dit DNA-mengprofiel is een DNA-mengprofiel afgeleid van twee donoren van
wie DNA prominent in de bemonstering aanwezig is. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat [getuige 1] RABJ5955NL en [verdachte] RAAK9974NL donor kunnen zijn van het prominente deel van het DNA in deze bemonstering.
Er is aangenomen dat de bemonstering AAIK0452NL#08 een prominente hoeveelheid DNA bevat van twee personen en dat deze personen onderling niet verwant zijn. Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Ten aanzien van [verdachte] RAAK9974NL
hypothese V: De bemonstering bevat DNA van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
hypothese VI: De bemonstering bevat DNA van twee willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn
meer dan één miljard maal
waarschijnlijkerals hypothese V waar is dan wanneer hypothese VI waar is.
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.10.13.061, d.d. 13 januari 2017 opgemaakt door ing. R.P. Visser, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Tijdens een vergelijkend onderzoek van alle genoemde tapedelen van [AAIK0452NL] en [AAIK0454NL] is het volgende waargenomen:
- de breedte, opbouw en patroon van putjes komen overeen;
- tussen meerdere tapedelen zijn aansluitende vormen en onregelmatigheden van de uiteinden waargenomen. De precisie waarmee de uiteinden aansluiten is groot.
Groep 1 is samengesteld uit tapedelen van [AAIK0452NL] en [AAIK0454NL] die aan elkaar passen. Hieruit is af te leiden dat er een sterke relatie is tussen de tape van [AAIK0452NL] en [AAIK0454NL].
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.10.13.061, d.d. 1 maart 2018 opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Uit de verkregen stukken is de hiernavolgende informatie gebruikt bij de evaluatie van de
bevindingen van het DNA-onderzoek.
- Het slachtoffer werd op 17 september 2015 in haar woning overvallen door twee mannen
waarbij ze met ducttape werd getapet om haar mond/hals/hoofd en daarna om haar benen/handen/lichaam.
- Het slachtoffer heeft verklaard dat de daders geen handschoenen droegen.
- Het slachtoffer heeft verklaard zichzelf deels te hebben losgemaakt in haar eigen woning.
In de woning van een overbuurman heeft getuige [getuige 1] de tape op haar mond
losgehaald en heeft vergeefs geprobeerd de overige tape te verwijderen. De tape rond de polsen is losgesneden door een politieagent die daarbij latex handschoenen droeg en de tape rond hals/hoofd is losgemaakt door ambulancepersoneel. De tape om de polsen en de tape om het hoofd zijn afzonderlijk van elkaar veiliggesteld als respectievelijk AAIKO452NL en AAIKO454NL.
- De verdachte [verdachte] heeft verklaard dat een andere persoon het slachtoffer kan
hebben getapet met ducttape die eerder is gebruikt door de verdachte.
Van de stukken tape AAIKO452NL zijn zes bemonsteringen van tape-uiteinden, vier
bemonsteringen van dactyloscopische sporen/fragmenten en één bemonstering van een
bloedspoor onderworpen aan een DNA-onderzoek. Van de stukken tape AAIK0454NL zijn
twintig bemonsteringen van tape-uiteinden onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Hiervan is in de volgende bemonsteringen DNA aangetroffen dat (mede) afkomstig kan zijn
van de verdachte [verdachte] (zie figuur 1 voor de locaties van de bemonsterde sporen;
zie voor de bewijskracht van de bevindingen van het soucheonderzoek dat aan deze figuur
ten grondslag ligt het rapport van 13 januari 2017):
- AAIKO452NL#0l van het uiteinde van een stuk tape
- AAIKO452NL#03 van het uiteinde van een stuk tape
- AAIKO452NL#08 van een stukje tape ter hoogte van dactyloscopisch spoor #D01
- AAIKO452NL#10 van een stukje tape ter hoogte van een dactyloscopisch fragment
- AAIKO454NL#15 van het uiteinde van een stuk tape
Positie bemonsteringen
In tabel 1 zijn de afstanden vanaf beide uiteinden van de betreffende groep tot aan de positie van de bemonsteringen AAIK0452NL#01, #03, #08, #10 en #15 weergegeven.
Tabel 1 Afstanden tot de bemonsteringen gerekend vanaf beide uiteinden van de betreffende groep aaneengesloten tapedelen
bemonstering
Afstand (cm) tot uiteinde 8A
Afstand (cm) tot uiteinde mA
Van Groep1
(totale lengte 698 cm)
AAIK0452NL #01
AAIK0452NL #03
AAIK0452NL #08
AAIK0452NL #10
300
80
9
467
398
618
689
231
bemonstering
Afstand (cm) tot uiteinde fA
Afstand (cm) tot uiteinde iB
Van Groep2
(totale lengte 253 cm)
AAIK0454NL #15
253
NBOnder de aanname dat het slachtoffer eerst om haar mond/hals/hoofd is getapet zijn de locaties van de bemonsteringen AAIK0452NL#01, #03, #08 en #10 meerdere meters verwijderd van het oorspronkelijke tape-uiteinde op de rol.
6.2.Conclusie
In de bemonsteringen van de tape is op vijf locaties (waarvan twee tape-uiteinden op meerdere meters van het oorspronkelijke tape-uiteinde op de rol) DNA aangetroffen van de verdachte (zie aannamen) en zijn (uitgezonderd bemonstering AAIK0454NL#15) geen eenduidige aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van (een) onbekende(n). Deze resultaten zijn beschouwd onder de volgende hypothesen:
Hypothese 1: Verdachte [verdachte] heeft het slachtoffer vastgebonden met de tape.
Hypothese 2: Een onbekende persoon heeft het slachtoffer vastgebonden met de tape, verdachte [verdachte] heeft niets met het delict te maken^5.
Op grond van de bovenstaande overwegingen en aannamen concludeer ik dat de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek
waarschijnlijker^6zijn als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is.
NB. Bij deze evaluatie is bij hypothese 2 aangenomen dat de onderzochte tape over de gehele lengte eerder is gebruikt door de verdachte. Wanneer de tape niet over de gehele
lengte eerder is gebruikt, wordt de kans veel kleiner om bij hypothese 2 DNA van de verdachte aan te treffen in meerdere bemonsteringen die meerdere meters verwijderd
liggen van het oorspronkelijke tape-uiteinde. In dat geval wordt de bewijskracht (veel)
groter.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2016, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Uit navraag van de historische gegevens bleek dat [verdachte] gebruik maakte van het nummer [mobielnummer] . Uit de later opgenomen en afgeluisterde telefoongespreken bleek dat verdachte [verdachte] de enige gebruiker is van dit telefoonnummer. Uit onderstaande analyse kan men afleiden dat [verdachte] de uren voorafgaand aan de diefstal met geweld telefonisch actief is. Tussen 05:00 uur en 07:05 uur is hij niet actief en vindt er kennelijk een verplaatsing plaats naar de andere kant van Leeuwarden in de omgeving van Marsum.
Overwegingen rechtbank
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank onder meer het volgende vast. Op 17 september 2015 heeft tussen 05:45 en 06:40 uur een overval plaatsgevonden in de woning van mevrouw [slachtoffer] . Twee personen zijn via het raam in de garage binnengekomen. Aangeefster is door één van hen van achteren beetgepakt, op de grond gegooid en vervolgens ingetaped met duct-tape. Ook is zij door deze persoon bedreigd met de dood. Beide personen hebben vervolgens de woning van aangeefster doorzocht en zijn er met een flinke buit vandoor gegaan. Zij hebben aangeefster hulpeloos en vastgetapet aan haar lot overgelaten.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat er geen objectief steunbewijs is ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal. De rechtbank weerlegt dit verweer met de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de aangifte steun in de vaststelling dat er bij aangeefster is ingebroken, de ravage die in de woning van aangeefster is aangetroffen, alsmede de verklaring van getuige [getuige 1]. Het enkele feit dat de in de tenlastelegging opgenomen gestolen goederen niet bij verdachte zijn aangetroffen, maakt niet dat er geen objectief steunbewijs is voor diefstal.
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte niet degene is geweest die aangeefster in haar woning heeft overvallen en heeft hierbij naar voren gebracht dat de DNA-match, gelet op alle contra-indicaties in het dossier, onvoldoende is om tot wettig en overtuigend bewijs te komen.
Na uitvoerig onderzoek is gebleken dat het DNA van verdachte op vijf verschillende plaatsen is aangetroffen op de duct-tape waarmee aangeefster in haar woning is vastgebonden. Daarbij leidt de rechtbank - onder meer uit de hiervoor bij bewijsmiddel 8 afgebeelde schematische weergave - af dat de duct-tape één geheel heeft gevormd van ruim negen en een halve meter.
De rechtbank acht de alternatieve lezing van verdachte, inhoudende dat getuige [getuige 2] de dader zou kunnen zijn geweest, niet aannemelijk. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het dossier hiervoor geen enkele aanwijzing bevat.
Maar ook in het algemeen acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat bij de overval door iemand anders tape is gebruikt, die eerder door verdachte is gebruikt en daarna voor hergebruik is opgerold. Naar het oordeel van de rechtbank is het naar de algemene ervaringsregels feitelijk onmogelijk om een lengte van ruim negen meter tape, na gebruik opnieuw op te rollen en vervolgens opnieuw te gebruiken. Gelet op de rapportages van het NFI valt in redelijkheid niet te verklaren dat op vijf verschillende plaatsen op de duct-tape DNA van verdachte aanwezig is, waaronder mengprofielen van verdachte en het slachtoffer, indien hij deze niet zelf op de plaats delict heeft gebruikt.
De rechtbank ziet ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de rapportages van het NFI.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, staat het door aangeefster gegeven signalement van de overvallers niet in de weg aan dit oordeel. De huidskleur van de overvallers wordt door de aangeefster weliswaar aangegeven als blank en licht getint, maar het feit dat verdachte een donkere huidskleur heeft maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte geen dader kan zijn, zeker als in aanmerking wordt genomen dat het een schatting betreft die is gebaseerd op hetgeen door aangeefster onder zeer stressvolle omstandigheden is waargenomen. Bovendien was het ten tijde van de overval donker en heeft aangeefster naar eigen zeggen geen licht aangedaan.
Daarnaast is van belang dat in de vroege ochtend van 17 september 2015 de telefoon van verdachte om 04:59:19 uur is aangestraald bij de mast op de Tweebaksmarkt in Leeuwarden en om 07:05:40 uur aan de westkant van Marssum. Beide telefoonmasten liggen op de route tussen de plek waar verdachte destijds verbleef – camping [naam], ten oosten van Leeuwarden - en de woning van het slachtoffer. De tijdstippen en locaties waar de telefoon van verdachte is aangestraald passen in de tijdlijn en de route die verdachte moet hebben gereden om van Leeuwarden naar Herbaijum te rijden en weer terug. Voor het aanstralen van de masten kan verdachte bovendien geen andere, onderbouwde verklaring geven.
De rechtbank gaat er op basis van al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd, dan ook van uit dat het verdachte is geweest die op 17 september 2015 in de vroege ochtend samen met iemand anders het slachtoffer in haar woning heeft overvallen en dat hij degene is geweest die het slachtoffer heeft vastgetapet.