Op 15 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek ingediend door mr. U. Ural in de strafzaak tegen verzoeker. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.H. Boekaar, de rechter-commissaris die belast was met de behandeling van de strafzaak. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een getuigenverhoor op 19 december 2017, maar de rechter-commissaris heeft schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 9 januari 2018 hebben zowel mr. Ural als mr. Boekaar hun standpunten toegelicht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat het verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 513, lid 2 en 3 van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat het wrakingsverzoek op het moment van indiening moet worden gemotiveerd en dat alle relevante feiten en omstandigheden tegelijkertijd moeten worden voorgedragen. De rechtbank concludeerde dat uit het proces-verbaal van de zitting niet bleek welke gronden aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen, en dat deze gronden ook niet tijdens de behandeling van het verzoek zijn besproken.
De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking van mr. Boekaar niet-ontvankelijk en bepaalde dat de strafzaak, geregistreerd onder parketnummer 18/830441-16, wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.