ECLI:NL:RBNNE:2018:1308

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
18/930003-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van telefoons en winkeldiefstal met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 5 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen, waaronder het stelen van telefoons en winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1985, werd bijgestaan door advocaat mr. F.D.W. Siccama, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. H. Mous. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2017 in Assen, samen met een medeverdachte, een telefoon heeft gestolen uit een winkelpand aan de Borgstee, toebehorende aan [slachtoffer 1]. Daarnaast heeft de verdachte op 27 juli 2017 in Borger een telefoon gestolen, toebehorende aan [slachtoffer 3], en in de periode van 17 december 2016 tot en met 26 februari 2017 in Hoogeveen meerdere telefoons gestolen, toebehorende aan [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. Ook heeft de verdachte op 8 januari 2018 in Winschoten goederen, waaronder kaas en batterijen, gestolen uit een winkel. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met inachtneming van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de aangiften van de benadeelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930003-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 april
2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 februari 2018 en 22 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 09 december 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand aan/nabij de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 09 december 2017 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand aan/nabij de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 09 december 2017 te Assen en/of elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte] (wetende dat deze van plan was bovenomschreven misdrijf, althans een misdrijf, te plegen) met een door verdachte bestuurde auto te vervoeren naar de (omgeving van) de plaats van het misdrijf en/of met die [medeverdachte] dat winkelpand binnen te gaan;
2.
verdachte op of omstreeks 09 december 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand aan/nabij de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 09 december 2017 te Assen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand aan/nabij de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 09 december 2017 te Assen en/of elders in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte] (wetende dat deze van plan was bovenomschreven misdrijf, althans een misdrijf, te plegen) met een door verdachte bestuurde auto te vervoeren naar de (omgeving van) de plaats van het misdrijf en/of met die [medeverdachte] dat winkelpand binnen te gaan;
3.
verdachte op of omstreeks 27 juli 2017 te Borger, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand aan/nabij de Hoofdstraat heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s);
4.
verdachte op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 17 december 2016 tot en met 26 februari 2017 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een gebouw aan/nabij de Eisenhowerstraat heeft weggenomen een of meer telefoons, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] / [slachtoffer 5] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die mededader(s);
5.
verdachte op of omstreeks 08 januari 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende(n) heeft weggenomen kaas, batterijen, schuifspeldjes en/of een haarklem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 08 januari 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk kaas, batterijen, schuifspeldjes en/of een haarklem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten, voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en welk(e) goed(eren) verdachte aldus, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van de op de terechtzitting opgegeven bewijsconstructie, geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 verwezen naar de modus operandi. Dat leidt er toe dat die feiten ook steeds zijn gepleegd met medeverdachte [medeverdachte] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde nu verdachte niet op de hoogte was van het feit dat medeverdachte [medeverdachte] telefoons wilde gaan stelen. Bovendien heeft verdachte het wegnemen van de telefoons door medeverdachte ook niet gezien. Gelet hierop kan evenmin worden gesproken van medeplichtigheid aan deze feiten.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de feiten 1 primair en 2 primair tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] hebben tegen over de politie uitgebreid verklaard over de gang van zaken bij de diefstal van de telefoons bij de verschillende winkeliers. Verdachte en [medeverdachte] gingen daartoe telkens gezamenlijk op pad. Zij gingen samen de betreffende winkel binnen om te kijken of er een draadloze huistelefoon binnen handbereik lag en zo ja, om die dan weg te nemen. Verdachte [medeverdachte] heeft daarbij aangegeven dat hij vaak in de gaten werd gehouden vanwege zijn opvallende voorkomen (groot van postuur en zichtbare tattoos). Om die reden ging hij veelal vóór verdachte staan om haar uit het zicht van het personeel te houden zodat zij de telefoon kon wegnemen waarna [medeverdachte] de telefoon overnam van verdachte. Vervolgens werd er met de weggenomen telefoon in de nabijheid van de winkel gebeld met 0900 nummers om gelden te kunnen genereren. Daarbij was het van belang dat de lijn open bleef. De telefoon werd daartoe in de omgeving van de winkel verstopt.
Gelet op deze voor de feiten typerende modus operandi is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat medeverdachte [medeverdachte] de telefoons zou wegnemen.
De feiten die verdachte heeft erkend.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 augustus 2017, opgenomen op pagina 338 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0l00-2017270446 d.d. 12 oktober 2017, inhoudende de verklaring van [medewerker 1], namens [slachtoffer 3] aan de Hoofdstaat te Borger.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 december 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0l00-2016363443 d.d. 10 mei 2017, inhoudende de verklaring van [medewerker 2], namens het [slachtoffer 5] te Hoogeveen.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 22 maart 2017, opgenomen op pagina 18 e.v. van het onder 3 genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 2], namens het [slachtoffer 5] te Hoogeveen.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 8 januari 2018, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018007644 d.d. 9 januari 2018, inhoudende de verklaring van [medewerker 3], namens [slachtoffer 6] Winschoten.
De overige ten laste gelegde feiten
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair de volgende bewijsmid-delen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2017, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0l00-2018003296 d.d. 4 januari 2018, inhoudende de verklaring van [medewerker 4], namens [slachtoffer 1] te Assen.
Ik ben verkoopmedewerker bij [slachtoffer 1] , gevestigd aan de [straatnaam] te Assen.
Op 9 december 2017 kwamen er een man en een vrouw de zaak binnen lopen.
Ze liepen een klein rondje door de zaak en liepen vervolgens naar de balie. Daar vroegen ze om een folder. Die gaf de collega mee en vervolgens liepen de twee de zaak weer uit.
Ik stond vlak bij de balie en zag dat de draadloze telefoon van de balie weg was. Ik vroeg aan mijn collega waar de telefoon was. Ik hoorde haar zeggen dat ze dat niet wist maar dat die er nog wel was voordat de man en vrouw de zaak binnen waren gekomen.
Op het moment dat de politie bij ons in de zaak stond, kwam er een medewerker van [slachtoffer 2] de zaak binnen gelopen. Ik hoorde hem zeggen dat er bij hen ook een telefoon was weggenomen. Hij gaf hetzelfde signalement door als die bij ons waren geweest.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2017, opgenomen op pagina 41 e.v. van het onder 6 genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 5], namens [slachtoffer 2] te Assen.
Op zaterdag 9 december 2017 kwamen er 2 mensen de zaak in.
Het ging om een man en vrouw. Het was een opvallende verschijning want de man was groot en had tattoos in nek en hals. Zij zijn even in de winkel geweest.
Op een gegeven moment hebben zij de winkel verlaten. Even later kwam ik erachter dat een
draadloze telefoon van achter de balie was gestolen.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018, opgenomen op pagina 74 e.v. van het onder 6 genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte].
Ik weet wel dat we daar heen gingen om dit doel, om vaste telefoons te zoeken en mee te bellen.
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 3 januari 2018, opgenomen op pagina 69 e.v. van het onder 6 genoemde dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
Ik ben op 9 december 2017 bij [slachtoffer 2] in Assen geweest en ook in twee keukenwinkels.
Ik was samen met [verdachte]. Als ik alleen in de winkel zou lopen valt het nog meer op.
Bij [slachtoffer 1] heb ik een telefoon weggenomen. Ook bij [slachtoffer 2] heb ik een telefoon weggenomen.
Natuurlijk wist [verdachte] wat ik van plan was, we waren met z’n tweeën.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. verdachte op 09 december 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
verdachte op 09 december 2017 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de Borgstee heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3.
verdachte op 27 juli 2017 te Borger, gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand aan de Hoofdstraat heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
4.
verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 17 december 2016 tot en met 26 februari 2017 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een gebouw aan de Eisenhowerstraat heeft weggenomen telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 4] / [slachtoffer 5] ;
5.
verdachte op 08 januari 2018 te Winschoten, gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkelvoorraad van na te noemen rechthebbende heeft weggenomen kaas, batterijen, schuifspeldjes en een haarklem, toebehorende aan [slachtoffer 6] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair, 2 primair en 3, telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen.
4 diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5 primair: diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 98 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast een korte voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Verdachte is bereid zich aan die voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting d.d. 22 maart 2018 en de over haar opgemaakte rapportages, in het bijzonder het reclasseringsadvies d.d. 8 februari 2018, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informan-dum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding onder de nummers 3 en 9 zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] een reeks van diefstallen van telefoons gepleegd. Daarnaast heeft zij goederen uit een supermarkt gestolen.
Met de gestolen telefoons werd naar 0900 nummers gebeld om gelden te kunnen generen voor het gokken en om betalingen te kunnen doen.
De telefoons werden bij bedrijven weggenomen en buiten die bedrijven werden de 0900 nummers gebeld. Daarbij was het van belang dat de verbinding open bleef. De telefoons werden daarom veelal verstopt in de directe omgeving van de plaats waar de betreffende telefoon was gestolen. Verdachte ging soms met [medeverdachte] terug naar de plaats waar de telefoon was verstopt om de verbinding te herstellen.
Diefstallen zijn zeer vervelende feiten. Naast de vermissing van het gestolene moeten de eigenaren inspanningen verrichten om het gestolene weer terug te krijgen dan wel moeten zij inspanningen verrichten om schadeloos gesteld te worden.
Met betrekking tot de diefstallen van de telefoons werden de aangevers nog eens extra benadeeld omdat zij geconfronteerd werden met hoge belkosten.
De hoeveelheid feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard en de feiten die in de strafmaat zullen worden meegenomen duiden er op dat verdachte zich niets gelegen heeft laten liggen aan de eigendom van goederen van anderen. Uit de dossiers en het verhandelde ter terechtzitting komt duidelijk naar voren dat verdachte heeft gehandeld uit eigen financieel gewin. Dat verdachte daarbij anderen schade heeft toegebracht rekent de rechtbank verdachte in hoge mate aan.
Het aantal feiten rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waartoe de rechtbank zal overgaan. De rechtbank hanteert daarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte gemotiveerd lijkt haar leven een andere wending te geven en dat zij een blanco strafblad heeft. Om verdachte te ondersteunen bij haar voornemen niet opnieuw met politie en justitie in aanraking te komen zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daar de bijzondere voorwaarden aan verbinden die de reclassering heeft gesteld.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal aan verdachte een gevangenisstraf van 98 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren worden opgelegd, met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 245,57 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 4], tot een bedrag van € 4012,63 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ingediende vorderingen toewijsbaar, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de hiervoor onder 1 genoemde vordering niet weersproken.
Van de vordering genoemd onder 2 heeft de verdediging aangegeven dat de belkosten voldoende zijn onderbouwd. De overige gevorderde kosten zijn onvoldoende onderbouwd zodat de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering genoemd onder 1 in zijn geheel toewijzen (derhalve tot een bedrag van 245,57 euro) nu deze niet is weersproken en voldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering genoemd onder 2 acht de rechtbank de gevorderde belkosten voldoende onderbouwd, waarbij de belkosten van de benadeelde partij tot een bedrag van 757,25 euro toewijsbaar zijn nu een deel van de gevorderde belkosten (te weten een bedrag van 86,82 euro) buiten de bewezen verklaarde periode is gemaakt.
De rechtbank acht de vordering genoemd onder 2 voor het overige onvoldoende onderbouwd zodat de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de hoogte van de schade alsnog aan te tonen, omdat een schorsing zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadever-goeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij de reclassering van de VNN te Hoogeveen en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die haar worden gegeven;
- dat de veroordeelde moet meewerken aan een behandeling bij de Forensische Poli van VNN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit begeleiding door het FACT-team inhoudt;
- dat de veroordeelde geen soft- en harddrugs zal gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en zal meewerken aan controles daarop;
- dat de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan een schuldhulpverleningstraject of bewindvoering, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van parketnummer 18.930003-18, feit 3.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
245,57(zegge: tweehonderdvijfenveertig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017, met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2]te betalen een bedrag van €
245,57(zegge: tweehonderdvijfenveertig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat materiële schade.
Ten aanzien van parketnummer 18.930003-18 feit 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
757,25(zegge: zevenhonderdzevenenvijftig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2016, met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4]te betalen een bedrag van €
757,25(zegge: zevenhonderdzevenenvijftig euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2018.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.