ECLI:NL:RBNNE:2018:1237

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
C/18/182608/ PR RK 18/68
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een bestuursrechtelijke procedure

Op 16 maart 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker, die in persoon procedeerde, had op 22 februari 2018 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. H.J. Bastin, die eerder een zaak van verzoeker had behandeld. Verzoeker stelde dat hij geen vertrouwen had in de onpartijdigheid van mr. Bastin, omdat deze hem in een eerdere zaak in het ongelijk had gesteld. Mr. Bastin heeft op 27 februari 2018 laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten. Tijdens de zitting op 9 maart 2018, geleid door mr. P.J. Duinkerken, met mrs. Th.A. Wiersma en M. Sanna als leden, heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, terwijl mr. Bastin verweer voerde. Het UWV was niet vertegenwoordigd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. Het enkele feit dat mr. Bastin in een eerdere zaak een beslissing heeft genomen die verzoeker niet beviel, is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking van mr. Bastin afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak, met zaaknummer LEE 17 /3531 WAJONG T2, wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en aan de betrokken partijen medegedeeld.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/182608/ PR RK 18/68
Datum beslissing: 16 maart 2018
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, hierna [verzoeker] te noemen,
in persoon procederende.

1.Het procesverloop

1.1.
Bij brief d.d. 22 februari 2018 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van mr. H.J. Bastin, gewraakt in een aanhangig geschil tussen het UWV en verzoeker (zaaknummer: LEE 17 /3531 WAJONG T2).
1.2.
Bij brief van 27 februari 2018 heeft mr. Bastin kenbaar gemaakt dat hij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3.
Op 9 maart 2018 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, en mrs. Th.A Wiersma en M. Sanna, leden.
1.4.
[verzoeker] is ter zitting verschenen en heeft zijn verzoek toegelicht. Mr. Bastin is eveneens verschenen en heeft verweer gevoerd. Van de zijde van het UWV is niemand verschenen.
1.5.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 e.v. Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
2.3.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht, dat mr. Bastin eerder een zaak van hem heeft behandeld, [verzoeker] in die zaak in het ongelijk is gesteld en hij er om die reden geen vertrouwen in heeft dat mr. Bastin onpartijdig is. De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat mr. Bastin in eerder behandelde zaak een beslissing heeft gegeven waarin [verzoeker] zich niet kan vinden, niet kan leiden tot een objectiveerbare vrees voor vooringenomenheid bij de behandeling van de onderhavige zaak door mr. Bastin. Daarom zal zijn verzoek worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot wraking van mr. Bastin af;
3.2.
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer LEE 17 /3531 WAJONG T2) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [verzoeker], mr. Bastin en aan de Raad van bestuur van het UWV.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Duinkerken, voorzitter, mrs. Th.A. Wiersma en M. Sanna, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.
typ: 29815